GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Zien wij zoo bij het begin van dit jaar terug op den gang der gebeurtenissen op politiek, sociaal of kerkelijk gebied, dan moeten wij tot de pijnlijke erkentenis komen, dat wij leven in een wereld van misverstanden. Indien het niet zoo ernstig ware, zouden wij mogen verlangen naar een anderen Erasmus, om ons den „lof der zotheid" te Zingen. Het is ook geen wonder. Als de menschen het Woord des Heeren-verlaten wat Wijsheid zouden z^j dan hebben?

Dit is het oordeel Gods over de wereld van dezen tijd, dat de vader der leugenen vrijheid heeft gekregen, groote verwarring der geesten te wekken, een geest van verdwazing over de menschen te brengen.

En ik moet zeggen, dat de kerk hierin de wereld EOöis nog overtreft.

Want in de wereld spreekt men veel dwaasheid, maar soms, uit klare angst voor de gevolgen, keert men er tot iets verstandigs terug;

Maar op kerkelijk gebied worden schijnbaar wijze woorden gesproken, om de dwaasheid te bedekken voor aller oog. En dat is erger nog.

Wat het politieke leven betreft kan ik, wat de eerstgenoemde stelling betreft, op een — helaas — buitenlandsch voorbeeld wijzen. Helaas buitenlandsch voorbeeld, zeg ik, want hier te lande, ik denk nu aan het Indisch probleem, blijven de leidende staatslieden in het misverstand en de dwaasheid zitten.

Het trof zoo, dat ik net het jongste werkje las van den' Franschen staatsman Leon Blum, „A L'Bchelle humaine" — hij wil daarin den menschen leeren bij den ladder van het socialisme op te klimmen tot een nieuwen groeten dag — toen het bericht kwam, dat deze oude, verzwakte, socialistische millionair werd benoemd tot minister-president, en een kabinet samenstelde van socialisten, de partij, die bij de stembus juist de nederlaag leed.

In zijn boek zegt de heer Blum, dat wfl niet moeten vertrouwen op de ervaring. De ervaring heeft altijd iets seniels, ouderdomsaftakeling. De ervaring leidt tot een angstvallige, kindsche politiek.

Daarom moet de jeugd de leiding hébben, want die durft.

En d© bourgeoisie, die volgens Blum dood is, heeft altijd vrees voor de „jongeren", Blum niet.

Maar wat zien wij nu?

Dat de afgetakelde Blum een ministerie samenstelt, steunend op een kleine minderheid, omdat h ij alleen meer durft .dan alle jonge lieden met elkander. En dat hij op niets anders dan op de ervaring gaat steunen. Want de franc moet gered en hij moet zorgen voor een sluitende begrooting» Hij spreekt net als Colijn indertijd, die het voor den gulden opnam. Blum moet redden de franc. Naar heel oude „burgerUjke" wijsheid.

Wie schiet nu hierbij niet in den lach?

Maar — het kan een vroolijke lach zijn, want, door vrees gedrongen, door de zucht tot lijfsbehoud, keert men er tot heel oude wijsheid, tot verstandig overleg terug.

Indien dit nu op sociaal gebied ook zoo mocht gebeuren, dan wordt de leus: meer produceeren en zuiniger gaan leven. Meer arbeid en zelfverloochening in heel het leven.

Ten onzent zien wij nog precies het omgekeerde, en wij blijven zitten in het moeras van het misverstand.

Maar nu kom ik tot het kerkelijk gebied.

Men denke zich eens in, dat er in de eene of andere provincie een comité wordt gevormd, om te pleiten bij het provinciaal bestuur voor een nieuwen weg van de plaatsen A tot B.

Een krachtige actie wordt ingezet en men belegt een propagandavergadering.

Vier .sprekers treden op, om het wegappèl té doen hooren.

De eerste bepleit nu een weg van A tot C, en vooral niet tot B. De tweede redenaar beveelt aan met kracht een weg van A tot D, terwijl een derde met veel geestdrift al die plannen verwerpt en opkomt voor een weg van G tot H in een heel anderen hoek.

En ten slotte wordt het woord gevoerd door een redenaar, die een weg begeert van A tot Z.

Dat zal een treffende en succesvolle propaganda zijn.

Maar, zoo zult ge zeggen, zulke dwaasheid is toch niet denkbaar.

Ik antwoord: op kerkeUjk erf is dit wel zoo.

Want daar is nu een reformatorisch appèl geweest in Utrecht, uitgaande van de vereeniging: Willem de Zwijgerstichting, en daar sprak Ds Popma, die, zooals ik lees in de „Utrechtsche kerkbode" in een artikel, geschreven door ds van den Born, het reformatorisch besef ondermijnt, en in de tweede plaats prof. Berkouwer, die het had over het gezag in de kerk en dé hiërarchie in de gereformeerde kerken mee hielp invoeren, en ten derde dr Niftrik, die heel de gereformeerde leer denatureert en ondermijnt. Terv/ijl ten slotte nog optrad ds de Goede, van de vrijgemaakte kerk in Utrecht.

Wie dit nu leest slaat de handen ineen van verbazing en zegt: hoe komt nu iemand er by, van 'n reformatorisch appèl te spreken? Het is een aaneenschakeling van misverstand.

Maar nu kom ik tot een nog sterker voorbeeld.

Dr Praamsma zet toch zijn stijlvolle prestaties op het slappe koord der synodocratlsche dialectiek voort, en in een vierde artikel waagt hij zich aan het geval candidaat Schilder.

Hij staat voor niets, zooals U ziet.

Welnu, volgens hem is heel deze zaak een aaneenrijging van misverstanden. D.w.z. aan den kant der synode.

Want zie, dezen candidaat werd imniers het preekconsent ontnomen, voor hem werd de kansel gesloten, omdat hij niet wilde belijden en leeren de aanwezigheid der inwendige genade in de kinderen, die ten doop worden gehouden.

Gij kent het geval.

Welnu, daaromtrent was, zoo vertelt dr Praamsma zijn publiek, dat met ingehouden adem zijn evoluties op het slappe koord volgt, bij de synode van '46'een bezwaarschrift ingekomen en nu heeft deze synode erkend, dat er een fout in deze procedure werd gemaakt, én zij heeft daarover aan ds Schilder haar leedwezen betuigd, maar het vonnis, dat over hem was gestreken, gehandhaafd, aangezien hij immers niet wilde buigen voor de binding aan de besluiten van 1942.

Dr P. vindt dit uitnemend. Maar hij betreurt toch het geval en spreekt nu van vier misverstanden. Niet tegelijk — maar na elkander. Vooreerst heeft candidaat Schilder persoonlijke gesprekken gehad met deputaten der synode en een particuliere correspondentie met prof. Grosheide. Men zou zoo zeggen menschen, die precies wisten hoe de vork hier in den steel zat. Stel U voor — deputaten der synode. En dan een professor. Vergissing, misverstand zoo zou ieder rede-t lijk denk^d mensch meenen, was hier uitgesloten. Als men op zulke hooge heeren niet meer aan kan, ja op wien valt dan nog te betrouwen?

Dus goed: in dat gesprek en in die correspondentie was van de aanwezigheid van inwendige genade sprake.

Jawel, ' zegt dr P., dat kan zijn, en het is ongetwijfeld interessant van zulke gegevens kennis te nemen, maaï beslissend zijn ze niet. Wij houden ons vast aan de feiten. D.w.z. wij houden ons niet vast aan deze feiten. De kerkelijke koorddanser wankelt even, maar met een forschen sprong is hij weer op streek.

Dit misverstand wordt opza gezet door besluiten van de classis Gorinchem te noemen.

Maar nu komt het tweede misverstand. Want door de deputaten wordt een rapport uitgebracht en in dat rapport wordt het standpunt van candidaat Schilder uiteengezet in.een vijftal punten. Het vijfde punt is: hij weigert te aanvaarden, dat de sacramenten aanwezig geloof verzegelen.

Nu heeft prof. Grosheide, toen dit rapport aan de orde kwam, de opmerking gemaakt, dat de besprekingen met candidaat Schilder liepen over art. 33 en 35 der Ned. geloofsbelijdenis.

Ds van Dijk constateerde, dat dit niet in het rapport werd vermeld, en, zoo zegt nu dr Praamsma, die nu niet heel erg duidelijk is, dat de synode het rapport op dit punt heeft aangevuld, opdat het een zuiver beeld zoude geven van de besprekingen, maar de gedachte van prof. Grosheide, dat cand. Schilder in strijd gekomen was^met art. 33 nam zij niet over.

Ik ga verder. Het spel der misverstanden wordt steeds spannender.

Er komt nu een verslag van den heer Scheps in diens blad en in dat verslag kwam de zinsnede voor, dat cand. Schilder in strijd was met art. 33 geloofsbelijdenis.

Deze kerkelijke journalist werd daaromtrent later onderhouden en hij heeft de zaak toen recht gezet. Wat men dan terechtzetten pleegt te noemen. Soms gaat wat recht stond, dan scheef.

En dan komt het vierde misverstand.

En dan komt het vierde misverstand. Er is toch later een synodaal rapport, dus eea officieel stuk der synode aan candidaat Schilder toegezonden, waarin, naar dr P. zegt, de fout werd gemaakt, dat, als grond van zijn wering uit het ambt gold dat hy niet aanvaardde, dat door het sacrament het aanwezig geloof wordt verzegeld.

Zie nu eens, hoe raar dit synodale dubbeltje rollen kon.

Maar hiermede is deze „comedy of errors", beter gezegd, deze tragedie van duidelijkheden, nog niet ten einde.

Dr Praamsma zegt, dat de synode haar fout in '46 heeft erkend en hij vindt dit een geweldige prestatie. Ik ook.

Maar —• het vonnis, gestreken over candidaat Schilder wordt gehandhaafd, omdat hij de binding van '42 niet wilde aanvaarden, niet wilde leeren, dat de kinderen voor wedergeboren moeten worden gehouden, wat toch zeker niet goed kan zonder aanwezige in-, wendige genade.

De rechtbank zegt hier dus tegen een veroordeelde Wegens diefstal: „wij betuigen U onzen spijt, dat wij U hebben veroordeeld wegens het begaan van diefstal, want dat was onjuist, maar uw vonnis blijft gehandhaafd, want gij hebt U wederrechtelijk meester gesmaakt v£ui eens anders goed.

En (^at is, zegt dr P., volkomen in orde en na deza schitterende prestaties buigt hij voor het publielc en ontvangt een hartelijk applaus.

Nu komt er echter nog wat bij. Want sedert '42 werd hetgeen geleerd moest worden gevrijzigd, zooala men weet, en voorts wordt gemeld, dat de synodocratlsche propagandisten rondgaan' bij de liedgn met het verhaal, dat heel die binding is opgeheven.

Wie nog eenig besef heeft van de eere esner kerk, buigt hier het hoofd en zucht: hoe zijn zulke dingen toch mogel^k.

Met hartelijke groeten en heilbede

uw toegenegen

MARNIX

P. S. Ik zie nu, dat ik den heidenschen keizer Augustus te veel eere heb gegeven met te vertellen, dat hij een eind trachtte te maken aan he.t paganistisch kwaad van de opoffering van het kind aan de boosheid der ouders.

Het was de Christenkeizer Cons tant ij n, die zulks deed en kon doen, omdat hij de prediking van het Woord des Heeren had gehoord en tei harte genomen.

M.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 januari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 januari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's