GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

WAT IS HEDEN ONZE POLITIEKE ROEPING? 1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT IS HEDEN ONZE POLITIEKE ROEPING? 1)

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op het Landelijk Congres van Gereformeerden (Vrijgemaakt) tot Bezinning op hun houding ten opzichte van de A.R. Partij, gehouden te Utrecht op 6 en 7 Mei in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, sprak prof. C. Veenhof van Kampen voor een zeer aandachtig gehoor over bovengenoemd onderwerp.

In zijn inleidende beschouwingen wijst spr. er op, dat het voor ieder, die werkelijk geestelijk leeft, steeds duidelijker moet worden, dat we in onze dagen beleven een huiveringwekkende ineenstorting van het Christelijk leven.

Daarom moeten we ons in dezen catastrophalen tijd met des te meer ernst bezinnen op onze roeping, zonder te zien op de resultaten.

Spr. wil ook even ingaan op de reacties in de pers, na de aankondiging van ons congres, met name op den brief van br OUDEKERK in „De Reformatie" en een artikel van JAN HARING in „Nieuw Nederland".

Ten aanzien van eerstgenoemde valt op te merken, dat we hier beslist niét onorganisatorisch bezig zijn. We denken er bovendien niet aan systematische actie tegen de A. R. part ij te voeren. Wél willen we ons bezinnen op onze politieke roeping. Op grond van het ambt der geloovigen heeft iedere groep van Christenen daartoe het recht en temeer nog in een duidelijk nieuwe situatie. En die is er, én nationaal én kerkelijk.

De kerkelijke verwording, die ons tot vrijmaking noopte, is tenslotte maar één symptoom van het verval, dat in heel het leven openbaar wordt. Voor hem die vrijgemaakt is wordt het een wonder weer te ontdekken wat het Woord van Jezus Christus is, om weer te zien, dat Jezus Christus ten volle Koning is van deze wereld.

Daarom is het gerechtvaardigd èn noodzakelijk, dat wij samenspreken en ons afvragen: broeders, wat moeten wij doen? Dat is mogelijk, ondernks verschil van inzicht, als we maar in het geloof bijeen zijn.

In den bedoelden brief wordti ons lid-ztjn van de Partij aangevoerd als instantie tegen ons samenkomen. „Ik wijs dat weer af, het raakt ons niet", aldus spr. We hebben zeker de taak om binnen de partij, waarvan we lid zijn, onze bezwaren naar voren te brengen, maar daardoor wordt niet uitgesloten dat we hier, op deze wijze, samenzijn. Spr. wil dan ook dezd suggestie geven: zoekt elkaar ook plaatselijk en bespreekt daar den nood van ons volk en wat gij op diè plaats U ziet aangewezen als roeping Gods.

Tenslotte gaat helj bij de beoordeeling van ons congres om de motieven die ons beheerschen. Als we daarin Christus zoeken is het goed.

In den genoemden brief worden ook eenige vragen gesteld. Ook daarop gaat prof. Veenhof even in. Wij drijven heelemaal niet in Roomsche richting; integendeel, we willen juist waarschuwen tegen de romaniseerende tendenzen in het Christehjke politieke leven van de laatste jciren. Ons samenzijn is ook geen gevolg van de „ervaringen". Wél hebben we gezien dat hef recht Gods overal wordt aangetast en gekrenkt en daarom komen we SEimen.

Jan Haring's reactie was: moet er nog meer verbrokkeling komen? Spr. ziet hier achter de gedachte, dat alleen een zoo groot mogelijke „eenheid" van belang is, immers dan houdt men met ons rekening. Dezen funesten gedachtengang willen we juist bestrijden.

Spr. wil zich ook afvragen hoe we hier dan wél samenzijn. Dat kan op twee manieren verkeerd. We kunnen zeggen: we hebben de reformatie in de kerk fUnk voor elkaar en moet nu ook maar eens in de politiek „ter hand worden genomen". Maar dan vergeten we, dat reformatie voor alles Gods gave is. Als we zóó zouden samenkomen deden we alleen maar kwaad. Evenzeer is deze gedachte fout: de reformatie is in de kerk tot stand gekomen, maar daarmee is het ook genoeg, de boel moet niet verder kapot. Beide gedachten zijn gevaarlijke uitingen van het vleesch. We zijn hier niet om te komen tot machtsconcentratie, maar met de bede: wat wilt Gij, Heere, dat we verder zullen doen?

Komend tot het eigenlijke onderwerp meent spr. ons het best te kunnen inleiden tot onze bezinning, door het maken van enkele thetische opmerkingen, gegroepeerd om deze drie hoofdgedachten:

I. Gods Woord en de politiek; II. Jezus Christus en de politiek; III. De kerk en de politiek.

Ten aanzien van het eerste punt schetst prof. Veenhof drie aspecten,

a. Het levende Woord.

Gods Woord, zooals dat tot ons komt in de H, Schrift, is het echte, levende en werkende Woord van God. Dat Woord moeten we kennen. Niet echter als de Farizeeën, die er alles van wisten, en hun ideeën, abstracties, regels en denkmotieven uit afleidden, maar het niet kenden in zijn verlichtende, vernieuwende, scheppende werking.

Het Woord Gods is concreet, het khnkt in een concrete situatie. God gaf geen stel regels, maar een levend Woord, dat de toenmahge werkelijkheid aangreep. In dat Woord indringend, gaan we in en door dat Woord het leven beter en dieper verstaan. Het is het Woord van Gods beloften, ook voor staten en overheden. Ook het Woord van Zijn roeping voor onze taak als burger en als overheidspersoon, als God ons daartoe roept.

Daarom is het eerste wat noodig is bij onze bezinning op de politieke situatie, dat we het Woord Gods weer gaan hooren. Als we iets verstaan van wat Jesaja of Paulus te zeggen hebben in het bewogen pohtieke leven van hun dagen, dan zullen we een geestelijken geloofs-

kijk krijgen ook op het politieke leven van ónzen tijd. Dan moeten we ook gaan profeteeren, zonder dik-doen; Gods boodschap verkondigen in lederen kring, recht op den man af.

Dat Woord geeft inderdaad beloften, óók voor het politieke leven. Denk aan Paulus' opwekking om te bidden voor de overheden „opdat we een gerust en godzalig leven leiden mogen". Is dat niet datgene waarnaar heel de wereld hunkert?

Als deze dingen voor ons leven, dan begrijpen we ook, hoe ik met diepe schaamte moet spreken over de propaganda van de A.R., vooral als ik denk aan sommige triviale en ongeestelijke slogans uit de verkiezingsperiode. Evenzeer moeten we ons schamen, dat men met beloften heeft gepaaid, zóó geformuleerd, dat ook liberalen op onze candidaten zouden stemmen. Men heeft daarin ópgegeven het Evangelie van Christus in zijn verlossende beteekenis, ook voor ons volk. Men heeft niet laten zien dat de strijd tegen bureaucratie en staatsabsolutisme in den wortel en tot den uitersten omtrek anders moest worden gevoerd dan door den mensch van deze wereld geschiedt, n.l. als een strijd voor Gods wet. Overeenkomstige bezwaren gelden t.o.v. den strijd over Linggadjati.

b. Het geheele Woord.

Wanneer we spreken over Gods Woord en de politiek dan moeten we spreken over de gehééle Schrift. Weliswaar spitst dat Woord zich ook toe op huwelijk, gezin, overheden, enz., maar in die toespitsing blijft het toch het geheele Woord Gods, en draagt zóó naar ons toe het ééne en ondeelbare heil van Jezus Christus, en de eene en ondeelbare wet van onzen God.

In Rom. 13 spreekt de Schrift over de overheid. Wij kunnen daarover echter nooit één woord zeggen, zonder de eerste twaalf hoofdstukken daarbij en daarin ten volle te laten gelden. Zonder die is het 13e zelfs onbestaanbaar.

Ik denk ook aan het 5e gebod, de toespitsing van Gods wet op onze houding t.o.v. de overheid. Maar als zoodanig is het ook en vooral toespitsing, modificatie en modulatie van het ééne, groote gebod en het andere dat daaraan gelijk is (de hoofdsom der wet). En dat gebod staat weer onder het opschrift: Ik ben de Heere, uw God. Daarom ook kan men niet spreken van een bepaalden sector van het Woord Gods voor politici en voor burgers. We hebben het ééne Woord, reguleerende het hééle leven.

c. Het beleden Woord.

Sprekend over mijn eerste hoofdgedachte moet ik U ook nog toonen het derde aspect: het door de kerk beleden Woord Gods. De kerk moet het Woord Gods hooren, eraan gehoorzamen en het dan prediken. Want op deze wijze wil God de majesteit en de kracht van dat Woord tot vol effect brengen. Zoo is de belijdenis dan ook: de weergave van het volle Woord Gods, zooals de kerk het heeft verstaan. Belijden is het door God gewilde voortgaan en doorwerken, door middel van de kerk, van Zijn levend Woord. Als zoodanig is het tevens vertolking van ons geloof, dat de stuwende kracht moet zijn in ons leven. We zijn daarom ook altijd en overal aan die belijdenis gebonden. Ja, ik durf de stelling aan: als we op een bepaald punt ons daaraan niet gebonden weten, dan belijden we nergens. En al wat in Gods Woord staat moet door de kerk beleden worden. Als God wat gezegd had over broodbakken, dan moest dat in de belijdenis staan. Want belijden is niets anders dan kinderlijk weergeven, als kerk, van het geheele Woord Gods, zooals God dat in de Schrift gegeven heeft. Daarom is het volstrekt ongeoorloofd te beweren dat in een bepaalde situatie een stuk van de belijdenis niet in geding zou zijn. Dat geldt ook wanneer die situatie een politiek karakter heeft.

Ten aanzien van de tweede gedachte wijst tweeërlei. spr. op

a. Jezus Christus Is de Verlosser van het leven.

Alles wat geschapen is, is goed, voor zoover het geschapen is. Menschen zijn echter nooit schepselen zonder méér; de mensch is immers een schepsel dat op een bepaalde wijze leeft en handelt en op bepaalde wijze zich tot God in betrekking stelt. En hij is nu een schepsel, dat van nature in opstand leeft tegen God en radicaal verdorven is. Deze waarheid wordt theoretisch door aUe Gereformeerden aanvaard, maar practisch het meest miskend. We zijn radicaal verdorven! Er zijn in ons leven geen door de zonde niet geschonden eilandjes, zooals KUYPER leerde.

Dit is echter het groote, dat Jezus Christus verlossing teweegbrengt, d.i. principiëele herstelling, vernieuwing van den mensch tot den dienst van God. En alle levensverbanden zijn geUjkelijk in die verlossing betrokken; de verlossing is immers kosmisch: Christus vernieuwt de wereld.

Daardoor zijn weer mogelijk Chr. kerk, gezin, school, wetenschap, enz., want die hebben alle hun aequivalent in het leven zooals God dat gewild en geschapen heeft. Ze zouden zich ook in het ongeschonden leven ontwikkeld hebben. Het leven, over de heele linie verdorven, is, ook over de heele linie, in beginsel weer hersteld. Daarom moet er zijn een over heel de linie en op elk terrein tegen de zonde worstelend leven in Jezus Christus.

b. Jezus Christus, de Machthebber.

Uitgangspunt is hierbij Christus' woord: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Dat zegt Christus niet als Zoon van God, zonder meer, maar als het vleeschgeworden Woord, als de Middelaar. Na zijn opstanding heeft Christus alle volmacht, alle regeerbevoegdheid in hemel en aarde. Dit aspect is door KUYPER goed gezien en steeds vastgehouden. Deze Christus nu regeert over alle koningen, is Baas over alle regeeringen.

Die allen worden opgeroepen, positief en nadrukkelijk, om in eigen taak en op eigen plaats aan de komst van Zijn Rijk, de vergadering van Zijn Kerk, mee te werken. Indien ze dat niet willen worden ze, ondanks hunzelf, daarbij toch ingeschakeld, maar ten slotte verworpen en verdoemd.

In dit kader doemt voor ons op een benauwende gemeene-gratie ideologie. Spr. behandelt hierbij de twee tegenstrijdige motieven in KUYPER's werk. Eenerzijds is er het motief: Jezus Christus is Heer, anderzijds het motief van de gem. gratie. Deze laatste heeft z.i. een constant-repressieve werking, d.w.z. remt de zonde en haar gevolgen, en een progressieve werking, d.i. het menschenleven krijgt door die genade een zelfstandige beteekenis, een zekere eigenmachtigheid „naast" of „onder" de kerk.

Daarnaast is er de particuliere genade, beperkt tot een kleineren kring en daar verlossend werkzaam, maar tevens inwerkend op den grooteren kring. Zoo ontstaan bij KUYPER Chr. gezin, school, staat, enz.: alle verbanden welke behooren tot „het terrein der gem. gratie", maar doordrongen worden van de particuliere en zoo op hooger niveau worden gebracht. De kerk is uitsluitend creatie van de particuliere —, de staat uitsluitend van de gem. gratie. Aan de hand van citaten wordt een en ander geïllustreerd en toegelicht.

Spr. constateert hierin een fataal dualisme. Gelukkig zijn er ook goede gedachtenmotieven; dit zij eerlijkheidshalve opgemerkt.

De tragiek van dezen tijd is echter dat KUYPER juist in de slechte motieven uit zijn werk wordt vastgehouden, ja, daarin door de kerk gecanoniseerd. Een aantal citaten uit de werken van den jongen Diepenhorst laten dat zeer duidelijk uitkomen. Spr. vindt daarin aanleiding zich ernstig bezorgd te maken over de toenemende saecularisatie in de A.R. Partij.

De verhouding kerk en' p o l i t i e k vervolgens behandelend, zegt spr. dat iedereen erkent, dat deze twee met elkaar te maken hebben. En toch hgt juist hlèr het critieke moment in de huidige situatie. Men beschuldigt ons van kerkelijk imperialisme, maar deze „Satz" is wanneer men niet concreet is, een .dooddoener. Bij bedoelde verhouding stuiten we op het principe van de souvereiniteit in eigen kring. De funeste toepassing ervan door sommigen neemt niet weg, dat daarKnee duidelijk wordt gemaakt, dat er verschil is tusschen kerk en staat, in taak en in functie. Ze vormen geen afzonderlijke, volkomen gescheiden sectoren, maar werken door elkaar heen.

Over de kerk spreek ik heel simpel, niet theologisch of philosophisch, maar luisterend naar de belijdenis. De Catechismus ziet de kerk als de door Christus begonnen en door Hem volgehouden ambtelijke vergadering der geloovigen, tezamen met het reeds bereikte, voorloopige resultaat.

CALVIJN zei reeds dat God alleen Vader wil zijn over hen, voor wie de kerk moeder is. Er is volgens hem geen andere ingang tot het leven dan doordat de kerk ons in haar schoot ontvangt en baart, voedt aan haar borsten, en eindelijk onder haar hoede en leiding neemt totdat we — na het sterfelijk lichaam afgelegd te hebben — gelijk zijn aan de engelen. Daarom kan er ook gezegd worden: buiten de kerk geen zaligheid, d.w.z. buiten en zonder de kerk is er geen nieuw leven en nieuwe gehoorzaamheid mogelijk.

Ook Zondag 19 is hierbij van belang: Christus is daarom ten hemel gevaren, opdat Hij zichzelf daar bewijze als het Hoofd Zijner Christel ij ke kerk, door wien de Vader aUe ding regeert. In Zijn functie van Hoofd der kerk regeert Christus de wereld. Zoo is de kerk van beslissende beteekenis voor de Christelijke politiek en — staat. De menschen, door God geroepen om ook in den staat als Zijn kinderen te werken, worden in de kerk geboren. In de kerk worden ze ook — en alleen — gevoed en beschermd. Aan de kerk is bovendien toevertrouwd de bediening van het Woord Gods, het Woord waarnaar we, ook in de politieke worsteling, leven moeten. Daarom Wordt op deze wijze in de kerk in ieder opzicht de grondslag gelegd voor het politieke leven en de Christ, staat, omdat alleen daar ware democratie ontstaat en mogelijk is. Immers in de kerk is er gelijkheid van allen voor de wet Gods en kerkelijke tucht (Arthur Frey).

De doorbraak van de synodaal-presbyteriale kerkorde in de laatste jaren moet dan ook als een politieke misdaad van de eerste orde beschouwd worden.

Aan de hand van de jongste kerkrechtelijke uitspraken bewijst spr. dat hier sprake is van pure synodocrat i e. Dat is geen scheldwoord, maar een wetenschappelijke, theologisch-kerkelljke aanduiding.

Gevolg van dit alles is dat de kerk niet meer de haar toekomende plaats krijgt. Dat zien we ook in de A.R. Partij. De brochure van Diepenhorst levert daarvoor weer het bewijs. Ik citeer juist deze brochure omdat het een min of meer officieel geschrift is. Er mag en moet dus ook pubUek op gereageerd worden. Zelfs dwars tegen KUYPER in leert deze auteur dat de kerk „heilsinstituut" is en niet moet ingaan op de kwesties van den dag. De interkerkelijkheid in het bijzonder, en dan nog in haar slechtsten vorm, wordt hier erkend, getuige deze zin in de brochure: de partij moet er mee rekenen dat haar bestuurders en vertegenwoordigers uit verschillende kerken moeten komen.

Prof. Veenhof gaat nader in op enkele ontstellende uitingen van dezen tijd. Ten aanzien van Linggadjati, een zaak van de eerste orde, immers van het gezag Gods, heeft de A.R.-Kamerfractie zich, terecht en scherp uitgesproken. In de kerk is zij echter verraden. De classis

Den Haag, die in denzelfden tijd verzocht werd een bidstond uit te schrijven, weigerde zulks te doen. De overwegingen die daartoe leidden worden door spr. als onwaarachtig en verderfelijk-gekarakteriseerd. Hij wijst ook op de diplomatieke, ongeestelijke mentaliteit die spreekt uit de reactie van een synodocratisch predikant op het bezwaarschrift tegen Ds Verkuyl.

Alvorens zijn rede te beëindigen wil spr. graag nog iets zeggen over onze taak. We moeten Gods woord weer leeren kennen. Evenzoo de feitelijke situatie. In beide opzichten valt in onze kringen een groot tekort aan kennis te constateeren. We moeten weer met den neus op den Bijbel studeeren!

De zaken, boven aangeduid, moeten worden besproken op de kiesvereeniging en in de pers. Daarbij ligt de volle nadruk op het profetisch getuigenis van ieder persoonlijk.

Een eigen organisatie heeft voor spr. maar weinig bekoorlijks. In den avondstondi der wereld worden ze zeker weggeslagen. Iemand die niet sterk genoeg is om zijn getuigenis te doen hooren, is ook niet sterk genoeg voor een eigen organisatie.

Voor alle dingen is noodig een gemeenschappelijk en door het geloof bevochten inzicht te verkrijgen in het Woord Gods t.a.v. den strijd dien we in de politiek, als burgers van Nederland, te voeren hebbén.

Op deze rede volgde op den tweeden congresdag een hoogstaande en zeer uitgebreide discussie.

VERSLAGEN VAN DE REDE VAN PROF. C. VEENHOF.

Boven vindt U een beknopt overzicht van de hoofdgedachten van dq rede van prof. Veenhof, gehouden op het Landelijk Congres van Gereformeerden (Vrijgemaakt) te Utrecht. Mevr. Renting—Vonk en ondergeteekende hebben elk de .rede en de daarop volgende bespreking zoo volledig mogelijk opgenomen. Aan de hand van deze dictaten hoopt onderget. een verslag samen te stellen, wat wordt uitgegeven in gestencilden vorm. Dit verslag zal naar schatting 16 a 18 pagina's (folio-formaat) groot zijn.

Deelnemers aan het congres en ook andere belangstellenden onzer kerken kunneil voor f 0, 35 een exemplaar verkrijgen bij den heer J. VAN KATWIJK, J. van Avennestraat 45b, Schiedam. Dit bedrag moet vooruit aan hem betaald worden; tot 7 Juni a. s. bestaat daartoe de gelegenheid.

Wanneer in elke plaats, vooral de grootere, iemand de moeite wil nemen alle aanvragen (en de gelden) te verzamelen en deze door te zenden naar Schiedam zal dat de administratie en t.z.t. de verzending aanmerkelijk vereenvoudigen en minder kostbaar maken.

Direct na 7 Juni, wanneer de grootte van de oplaag zal zijn vastgesteld, wordt met de verzending een aanvang gemaakt. Een klein aantal exemplaren zal worden gereserveerd voor aanvragers uit het buitenland, die uiteraard niet tijdig kunnen reageeren. Het batig saldo dat de verkoop der verslagen eventueel zal opleveren wordt gestort in de kas van het werkcomité.

Drs J. M. ZINKSTOK.


1) Wij publiceeren in deze rubriek een verslag van de rede welke Prof. Veenhof op de conferentie te Utrecht heeft gehouden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

WAT IS HEDEN ONZE POLITIEKE ROEPING? 1)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's