GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het behoeft ons niet te verwonderen, dat in een wereld, waarin zelfs de meest gewone dingen tot probleem worden, en achter alles een vraagteeken wordt gesteld, het eeuwenoude Joodsche probleem in een scherpte op den voorgrond treedt als misschien ninmier te voren; in den haat tegen en in een verwoed verzet van den Jood.

Als sommige lieden van Jodenhaat en vervolging spreken, hebben zij het aanstonds over de middeleeuwen. Want, zoo zeggen zij, het Christendom is zoo onverdraagzaam.

Nu heeft de christenheid, die ver van het Woord afdwaalde, zich meermalen schandelijk jegens de Joden gedragen. Dat moet erkend, al willen wij niet vergeten, dat de Jood zelve zeker niet vrij mtging. Maar wij zijn thans in staat te zien, wat ongeloof en revolutie voor de Joden beteekenen.

De ongeloovigen en revolutionairen hebben gezegd: wij zijn de verdraagzamen en bij ons zal de Jood veilig zijn. Gelijkberechtigd in alles. Laat hij zijn geloof en zijn bekende gewoonten verlaten en worden als wij. Dan was immers heel de menschheid goed.

En vele Joden hebben het ook geloofd. Zij hebben het geloof der vaderen verlaten en het Oude Testament verworpen; zij liepen, als voorheen de vaderen, de afgoden der heidenen na, zij deden hun best zelf en anderen te doen vergeten, wie zij waren.

De Fransche revolutie heeft, zoo zegt men dan, den Jood uit het ghetto bevrijd, hem ge-emancipeerd, en, als hij zich zelf dan assimileerde, zou dan niet het lastige Joodsche probleem algeheel zijn opgelost? De liberalen in de vorige eeuw toonden zoo hun hooge verdraagzaamheid. Het scheen soms, alsof zij meer van de Joden overnamen, dan de Joden van hen. De Jood zag zich geen plaats-, hoe hoog ook, ontzegd. In de litteratuur kwam de goede, brave Jood de aandacht vragen. De rijke Jood werd in de hoogste kringen gaarne ontvangen en oude, maar verarmde adellijke geslachten haalden hun glorie weer op met de dochters en de millioenen der Rotschilds en andere geldmagnaten.

De socialisten begroetten den Jood als den vurigen revolutionair.

Was Marx niet de man, die de toekomst zou beheerschen?

Zijn werk over het kapitaal was hun tot bijbel, hij zelf tot een „messias", het „pi-^letariaat" tot een nieuw uitverkoren volk.

De antichrist deed zijn best om den Christus der Schriften tegelijk te honen en na te apen.

En dus kreeg de Jood van de revolutie en van het ongeloof de schoonste beloften.' De wereld zou vergeten, wie hij was, en hij zelf zou zijn best doen den eigen aard los te laten.

Maar opnieuw bleek, dat dit nimmer gelukt.

Het gelukt den Jood nimmer. Hij komt nooit los van zich zelf. Hoezeer hij zich ook tracht te assimileeren, zelfs de meest vriendelijk gezinde jegens hem zegt telkens weer: daar komt weer de Jood te voorschijn.

Men vertelt van een der vooraanstaande Joden uit de rechts-en politieke wereld, dat hij, reizende van Bazel naar „Amsterdam, in den trein heel gezellig converseerde met een medereiziger, die een erg hooge

rug had. Toen zij dicht bij het eindpunt van de reis gekomen waren, zeide de Joodsche geleerde: nu, wij hebben prettig gereisd maar laat ik U nu een geheim vertellen: ik ben n.l. een Jood.

Wel, zeide de medereiziger, ik dank u wel zeer, en laat ik U nu uit dank ook een geheim vertellen: ik heb n.l. een hooge rug......

Dat kon in den iberalen tijd gebeuren. Maar onder de socialisten gaat het niet anders.

Apfelbaum mocht zich Zinofjef, en Trotsky Braunstein noemen, Stalin, die ook een Oosterling is maar de Joden haat, vergat niet wie zij waren en liet het hun op zijn tijd in groote wreedheid gevoelen.

Het is merkwaardig, dat, in de negentiende eeuw, de eeuw van de emancipatie en assimilatie der Joden, het antisemietisme allengs weer opkwam en veld won, juist in de kringen van het ongeloof.

Het bleek weer eens, dat de revolutie juist het omgekeerde brengt van hetgeen zij belooft. Kan het ook anders? Zij is een werktuig van den vader der leugenen.

Reeds Voltaire had in weerwil van de verdraagzaamheid der wijsgeeren van het ongeloof zijn haat tegen de Joden niet kimnen verwerken.

Dit kwam voor een goed deel, omdat hij in zijn vele handelstransacties, die hem rijk moesten maken — zelfs de slavenhandel was er bij betrokken — af en toe stiet op Joden, die slimmer en gemeener nog waren dan hij.

Maar het waren Fransche verdraagzamen die in de vorige eeuw het antisemietisme weer begonnen te prediken.

In Duitschland, waar de rijke' Jood in eere was ^ men denke aan den Hamburgschen Ballin, die een der vrienden was van Wilhelm II —, en waar Bismarck het kostelijk vond als de Joden zich met christenen konden verzwageren, vernam men tegelijk de scheldwoorden van een Schopenhauer. Wel ja, zoo riep deze in woede uit: laat die verzwagering maar komen, dan zal dat uitverkoren volk zich eindelijk zelf verliezen.

Houston Chamberlain deed zijn best te dat Jezus geen Jood, maar een Ariër was. bewijzen,

Want zijn religie was immers de meest ruwe der wereld en is van hem niet die legende van den zondeval? Juist daarom kon Schopenhauer, hoe hij ook schold op den mensch, den Jood niet verdragen.

Evenmin als een andere Duitsche geleerde, die zeide, dat die legende van den zondeval voortkwam uit het slechte geweten van den Jood.

De nationaal-socialist Rosenberg kon bladzijden vullen met wilde uitingen van haat tegen de Joden zonder eenige oorspronkelijkheid. Hij kon al zijn scheldwoorden vinden in de Duitsche en Fransche litteratuur der vorige eeuw.

Ook de wereld van het ongeloof kon den Jood niet van zich afschudden. En zelfs de meest vereerde onder de Joden, die hun vaderen verloochende, de Duitsche dichter Heine, klaagde eens over het onvruchtbare van de apostasie. De Jood, die dan z.g.n. „christen" wordt, moest zijn geweten het zwijgen opleggen. En als Heine iemand ontdekte, die werkelijk Christen wilde zijn, dan vervolgde hij dien met zijn hoon en meest hatelijken spot, welke het zelfs moeilijk is weer te geven. Laat ik alleen spreken van de scheldwoorden: zendelingen als geloofsspionnen, die het land doorgaan met ellendige tractaatjes, in de kerk het best de oogen kunnen verdraaien en de schijnheiligste gezichten zetten.

Een Heine wilde zelf het Jood zijn vergeten, maar zou dien in zijn vollen ouden aard hebben getoond, wanneer hij een Da Costa had gezien en gehoord. Want vóór alles blijft de Jood, zooals de apostel Paulus hem met groote smart teekent: welke ook gedood hebben den Heere Jezus en himne eigen profeten en ons hebben vervolgd en Gode niet behagen en allen menschen tegen zijn " (1 Thess. 2 : 15).

Hij ondervindt het altijd weer aan den lijve, dat hij het veiligst is, waar het Evangelie van Jezus Christus, dat is de volle Bijbel, het Oude en de vervulling daarvan, het Nieuwe Testament in eere is. De geschiedenis van het eens Calvinistisch Nederland bewijst dit.

Maar — juist daar kwam zijn harde haat tegen het Evangelie het krachtigst vaak uit.

Hij haat het diepst wat hem het meest kan zegenen. Hij zegent, wat hem den ellendigsten haat bezorgt. Want wij zien nu wat ongeloof en revolutie voor hem beteekenen.

Juist nu deze beide het toppunt van brutaliteit en consequentie bereikten, in het nationaal socialisme, dat niet was dan een slotsom van al wat heel de negentiende eeuw door de Duitsche wetenschap en philosophie had aangedurfd tegen den Christus der Schriften en Zijn Woord en getuigenis, juist nu brak een wilde woede tegen hem los, zooals geen eeuw die nog had gekend.

En de revolutionaire Jood, die mede den absoluten staat zocht, leerde dezen kennen, zooals een Nietzsche dien reeds teekende, als het koudste en wreedste van alle monsters.

Iemand schreef, dat Hitlers knechten beschikten over een verfijnde en tevens krachtige apparatuur, en een macht tot physieke en psychische marteling, waartegen de middeleeuwsche lynchjustitie om zijn afdoendheid soms de voorkeur schijnt te verdienen.

Waar meldt het blad der historie den moord op millioenen tegelijk in die vreeselijke gaskamers? Waar de verontschuldiging van een Hitlerknecht, die, toen men hem zei, dat hij vier millioen Joden had vergast, opmerkte, dat het er „slechts" twee millioen waren? Nero en Alva konden tegen een Hitler niet op.

En toch b 1 ij f t de Jood, dat wonderlijk raadsel der menschheid. Zooals een zendeling onder de Joden het treffend zei: „het is een volk dat levende sterft en stervende leeft. Een volk, door allen vertreden, allen vertrapt. Een volk, dat bloedend uit duizenden wonden, toch ongedeerd blijft; dat tot den bedelstaf geraakt toch de millioenen voor het uitgeven heeft; dat zonder vorst de kabinetten der vorsteii beheerscht; dat zonder land alle landen bewoont; dat verstrooid als stof, toch vaststaat als een rots; dat, omkomende door het zwaard, door den honger, het vuur, toch «yen onvergankelijk, even ontelbaar, even heerlijk zal ^ijn als de sterren des hemels. Al deze eeuwen is geen macht in staat geweest het te vernietigen, of het bijeen te vergaderen; het in het land zijner vaderen te herstellen of te bekeeren. De geschiedenis van alle andere volken wordt met drie woorden geschreven: opkomen, bloeien, vergaan; de geschiedenis van Israël schrijft men met het eene woord: zijn".

Het zal niet gelukken, zegt deze zendeling, het in het land zijner vaderen te herstellen.

Ook hiervan getuigt de vorige en deze eeuw in het 2anonisme. En het is Engeland geweest, dat in den vorigen oorlog aan dit Zionisme, als een macht tot steun, Palestina heeft beloofd.

Maar tegelijk zond het een zijner gewiekste agenten, Lawrence, naar de Arabieren, om die tegen den Duitscher op te zetten.

Ook al met ongeveer gelijke beloften.

Zoodat, toen na dien oorlog de Jood kwam vragen om inlossing der beloften, de Arabier hetzelfde deed. En Engeland, dat Palestina kon bezetten, wist uiteraard niet, hoe zich uit deze moeilijkheid uit te redden. Het geval bleef aan de ori^e, maar werd eerst recht tot een probleem na dezen tweeden wereldoorlog, nu de Jood zich den zeloot van de dagen der Romeinsche overheersching herinnerde en, werd hij Jeruzalem en den tempel door het vroegere terrorisme kwijt, het thans op een ander wereldrijk door een nog erger terrorisme met moderne wapens dénkt te kunnen veroveren.

De Engelschman kwam arm-in arm met den Jood als vriend in Palestina, maar de Arabier herkende direct zijn eeuwenouden vijand en vreest hem als een vurigen draak.

En Chesterton, die beter dan zijn ongeloovige landgenooten het Joodsch probleem verstond, kreeg gelijk met zijn profetie: hier ligt een der meest dreigende factoren van onze eeuw. En ik zie het heele Engelsche prestige in groot gevaar gebracht.

Het zal mijn lezers allicht niet onwelkom zijn, den kijk van dezen man op het probleem te leeren kennen. Want hij verstond dit, dat het Joodsche probleem alleen dan goed valt te behandelen, als wij den Jood er aan herinneren, wie hij is, en ons zelf: wie wij zijn. Al verstond hij het niet ten volle.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 augustus 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 augustus 1947

De Reformatie | 8 Pagina's