GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

En zijn „Om de oude wereldzee" zegt dr A. Kuyper, handelend over het „Joodsche probleem": „Israël onder de volken is en blijft een providentieel wonder voor wie in de profetieën gelooft; een onoplosbaar raadsel voor wie ze verwerpt". Ook dit laatste blijkt telkens weer, als wij de werken over het Jodendom en het antisemietisme bestudeeren.

Ik wees er op, dat Chesterton dicht bij de waarheid was, toen hij zei: om het Joodsche probleem to verstaan, moeten wij weten, wie de Jood is, en wie wij zijn.

Nu, na de z.g.n. emancipatie, welke de revolutie den Joden beloofde, het antisemietisme weer op bijna niet geziene wijze is opgelaaid, wordt overal aan het Joodsche probleem weer veel aandacht gegeven.

Heel de wereld heeft verbaasd gestaan over den moord, dioa Hitler aandurfde. Maar — die verbazing of zelfs verontwaardiging nam het antisemietisme niet weg. Öe Joden gevoelen zich nergens meer veilig en het is daarom, dat het Zionisme vasteren voet onder de Joden verkreeg dan ooit. Maar het zelotisme in Palestina maakt zelfs van het Engelsche volk verwoede anti-semieten.

Merkaardig is hier weer, hoe, als het de Joden geldt, de collectieve verantwoordelijkheid door alle volken aanstonds in groote scherpte wordt aan de orde gesteld.

Men zal het Engelsche of Nederlandsche of Fransche volk niet direct verantwoordelijk stellen voor wat de eene of andere Engelschman, Franschman of Nederlander ergens aan booze stukken waagt.

Maar als enkele Joden in Palestina een paar Engelsche soldaten vermoorden, worden bij de Joden in Liverpool en elders, zelfs in Amerika, de ruiten ingegooid, o,

En de menschen, die lachen om de waarheid der Schrift, die Adams schuld onze schuld doet zijn, staan aanstonds gereed het oude bondsyolk als geheel schuldig te stellen voor wat een zijner zonen misdoet. Daar zien wij een der wortels van den telkens weer oplaaienden Jodenhaat.

Dit gevoelen is onberedeneerd, goed, maar onbe-• redeneerde hartstochten blijken steeds weer de vurigste hartstochten te zijn.

Men blijft peinzen en schrijven over het Joodsche probleem. Wat is toch het raadsel, dat dit volk met zich meebrengt over gansch de wereld?

Even voor den jongsten wereldoorlog verscheen in ons land een werk dat tot titel heeft: „Antisemietisme en de Joden", onder redactie van prof. Pos.

Deze zegt in de inleiding: , , dit werk wil in de eerste plaats het anti-semietisme doen kennen en begrijpen". Hij gevoelt aanstonds, dat men „daartoe dit verschijnsel moet confronteeren met het voorwerp, waartegen het zich richt".

Maar hoe interessant het verzamelwerk, waaraan verschillende geleerden hebben meegewerkt, ook moge zijn, het is geen der schrijvers gelukt het raadsel, hier aan de orde te verklaren.

Zelfs gelukte dit niet aan dr van der Spek, die ons het meest nadert.

Hij zegt toch: Israël blijft, hoe men zich ook tegenover dit volk moge stellen, het verbondsvolk bij uitnemendheid! Ook al laat ik de openbaringsgedachte en de Christelijke waardeering der Heilige Schrift daar. God heeft zelf aan de Joden het bestaan onder volkeren der aarde gewaarborgd. Zij — het eenige volk, waaraan God dit naar Zijn eigen raadsbestel beloofde". •

Nu zou dr van der Spek geen gemakkelijk werk hebben, om dit laatste uit de Schrift aan te toonen. Hij vergeet, wat onze vaderen zoo goed begrepen, dat men onderscheid moet maken tusschen Israël als staatsvolk, als een afzonderlijk volk, en de kerk des Heeren, die een tijdlang in dit staatsvolk was begrepen.

Maar ook van het genadeverbond, waarin het oude bondsvolk zoo nauw betrokken was, heeft hij geen goed begrip.

Want hij rekent Lot onder de Joden, terwijl die toch niets meer was van een Semiet.

Niet aan Lot, maar aan Abraham en zijn zaad werd de belofte des verbonds gegeven en wie niet aan de nadere belofte aan Juda, den zoon van Jacob denkt, vergeet zelfs vanwaar de naam: Joden stamt.

Wie de openbaring, en niet slechts de „openbaringsgedachte", buiten rekening stelt, alsook de christelijke waardeering der Heilige Schrift, kan over de Joden en het antisemietisme geen juiste gedachte verwerven, bat is ten eenenmale uitgesloten.

Er is een tijd geweest, dat de geleerde critici der Heilige Schrift heel het Oude Testament uiteenrafelden en van de Joden weinig goeds wisten te vertellen. Waren zij niet het wreede volk, dat de Kanaanieten uitmoordde? Ook Hitler beriep zich hierop, om zijn woede tegen de Joden te verklaren.

De Joden hadden, als het er op aankwam, geenerlei beteekenis voor de wereldhistorie. Men begon de geschiedenis der menschheid met de Egyptenaren en Romeinen. Het Joodsche volk telde voor de „cultuur" niet mee.

Hierin kwam tegen het laatst der vorige eeuw en het begin van deze eeuw wel eenige kentering, toen men door de vele onderzoekingen in het Heilige land betere kennis verkreeg van de verhoudingen onder de volken in het Oosten en van de beteekenis van Israël voor de menschheid.

Ik wil enkele voorbeelden noemen.

Zoo zegt Ed. Meyer in zijn „Geschichte des Altertums", dat de ware historische litteratuur eerst bij de Israëlieten begint. Wat de Bijbel verhaalt omtrent de oude volkeren is ware geschiedenis. „Zij is echte geschiedenis, die wortelt in de levendige interesse omtrent de werkelijke gebeurtenissen, die zij vermeldt". Oppenheim beweert in zijn werk over het Internationaal recht wel, dat de ethiek bij Israël niet hooger stond dan bij de heidensche volken, maar hij moet een uitzondering maken voor wat het vreemdelingenrecht betreft. Welnu — daar klopt juist het hart van het volkenrecht. Hij beweert, dat de Joden de andere volken, die de afgoden aanbaden, niet als hun gelijken wilden erkennen. Hoe weinig kent hij het Iraëlietische vDlk, dat telkens weer de afgoden der andere volken zocht en een koning wilde hebben als zij.

Hun handelwijze in den oorlog, zegt hij, is niet buitengemeen wreed geweest. Maar wat hem vooral treft is de „Messiaansche idee", de idee van den eeuwigen vrede, een idee, die de eeuwen door diegenen heeft geïnspireerd, die bezig gingen met den opbouw van het internationale recht.

Toch hebben de Joden ook weer niets gedaan voor het volkenrecht.

En hoe anders staat het dan met de Grieken.

Een andere schrijver beweert, dat de Joden, die zich een uitverkoren volk waanden, daarin niet anders dachten dan alle andere oude volken.

Hoe weinig kende zulk een man de Schrift.

Want zeer zeker achtten de Grieken zich ook een bijzonder volk. De eerste mensch was bij hen een Griek, zooals al de andere volken gelijken waan kenden. Maar juist de Jodeit dachten er niet aan te beweren, dat de eerste mensch een Jood was. Hij was Adam, de vader der menschheid.

Holtzendorf, die veel aandacht geeft aan de geschiedenis der oude Oostersche volken, uit zich zeer vijandig tegen het Joodsche volk. Maar zijn haat richt zich vooral tegen de priesterschap. Die was fanatiek, zegt hij, en hij haalt dan als voorbeeld aan het optreden van Samuel bij Saul, als deze Agag heeft gespaard. Sauls ongehoorzaamheid aan den Heere zijn God geldt dan als zeer prijzenswaard.

Er is echter één feit, waarover Holtzendorf verbaasd staat. Het is dit, dat geen volk meer afgesloten bleef van andere volken, particularistisch was, en dat geen volk ter wereld meer van zijn leven en denken in andere volken heeft kunnen overdragen. Hij wijst op de wet der tien geboden, op den sabbath en de bekoring, die de eeuwen door van het Heilige land en zijn historie is uitgegaan.

De aartsvaders der Joden werden de aartsvaders van het gansche menschengeslacht, en de geschiedenis der Joden werd het voornaamste stuk uit het onderwijs der jeugd. De schrijver wijt dit — want zoo doelt hij het immers — aan het Christendom.

Sympathieker is Ed König in een studie Over volken en oorlogsrecht in de historie.

Hij wijst er op, dat zoowel het voorbijgaan als het verwringen van de in het Oude Testament genoemde feiten groote schade aan het volkenrechtelijk denken heeft toegebracht.

En wat het optreden van Israël tegen de Kanaanietische volken betreft, zegt hij, dat de verdorvenheid dier volkeren ontzettend was, en een groot gevaar bleef voor het Joodsche volk.

Eindelijk noem ik nog het Internationaal Orientalisch Congres in 1902 te Hamburg gehouden, waar de Heidelbergsche professor Adelbert Merx voor de critische ooren van een gezelschap toehoorders, waarin zoo goed als alle cultuurstaten vertegenwoordigd waren, sprak over den invloed van het Oude Testament op de vorming en ontwikkeling der wereldhistorie. Hij wees er op, dat de gedachte van de eenheid der volkeren, die de actie van den wereldvrede ook leidde, alleen in de Heilige Schrift gevonden wordt. En heeft men, dus de professor, beweerd, dat het de Grieken waren, die deze gedachte vonden, ver voor de Grieken was het Mozes, die in het boek Genesis de waarheid deed zien.

Dit is nu alles mooi en wel, maar de wezenlijke beteekenis van het Joodsche volk voor de menschheid bleef voor deze geleerden verborgen. En hun nobele oordeel kon de haat juist tegen de Heilige Schrift niet wegnemen.

Want heel het antisemietisme wortelt ten slotte in dien haat tegen het Woord Gods.

Hoe duidelijk bleek dit weer in de geschriften van de nationaal-socialisten; uit Rosenbergs: „Der Mythus des 20. Jahrhimderts".

Het Oude Testament is, zegt hij, een verzameling van souteneurs en veehandelaarsverhalen. "De groote

zonde der protestanten is, dat 'zij het Oude Testament tot godsdienstig volksboek hebben gemaakt.

Luther zou hebben gezegd, dat wij met Mozes niets te maken hebben.

Ik spaar mijn lezers nu maar de godslasterlijke opmerkingen, die deze z.g.n. geleerde in wilde woede tegen den Drieëenigën God durfde uit te stooten.

Als hij van de hervormingen begint te handelen, die het nationaal-socialisme moet aanbrengen, is het verbod van het Oude Testament het eerst aan de orde.

En een partijdichter — Dietrich Eckhart — die een boek schreef over: „Het Bolsjewisme van Mozes tot Lenin", schreeuwde het uit: in ketenen met dien satansbijbel, dat Oude Testament.

Wij komen.zoo al dichter bij de waarheid omtrent het antisemietisme en het „Joodsche probleem".

Wie van een „probleem" spreekt, staat eigenlijk reeds aan het begin van een dwaalweg. Want wat hier ligt is een „verborgenheid", en die verborgenheid is ons alleen geopenbaard in de Schrift.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 september 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 september 1947

De Reformatie | 8 Pagina's