GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een uitdaging.

30

(Een intermezzo.)

Een uitdaging.

Er is dezer dagen iets geschied, dat, naar het zich laat aanzien, van kerkhistorische beteekenis zal worden!

Aan de reeks feiten, welke de geschiedenis van de Gereformeerde Kerken beslissend bepalen, is er namelijk weer een toegevoegd.

Wij willen daar, wèl binnen het kader van deze reeks, maar toch den gewonen gang daarvan even onderbrekend, aandacht aan geven en trachten dat gebeuren in het juiste en volle licht te plaatsen.

Wie eenigszins op de hoogte is met het kerkelijk gebeuren in ons „goede vaderland", speciaal met wat in den gereformeerden hoek geschiedt, weet dat daar wonderlijke dingen plaats grijpen.

Eén ervan is, dat overal en op de meest onbeschaamde en ongeestelijke wijze, de besluiten van de Generale Synodes van 1942-'46 worden gesaboteerd en bespot.

Men verhaalt van predikanten, die als hun dat nuttig voorkomt, ronduit verklaren, dat ze zich van de plechtig bezworen en krachtig op de conscientiën gebonden leeruitspraken geen zier aantrekken.

Men spreekt van kerkeraden; die per se „bezwaarde", dat wil in dit geval zeggen: de synodale leerbesluiten verachtende, predikanten zoeken en beroepen.

Vestigt men de aandacht op deze feiten, dan antwoordt men u: Ja, zulke dingen zijn mogelijk, maar wie bewijst ze?

Bovendien: zijn de kerken aansprakelijk voor immoreele daden van een of meer van haar leden en ambtsdragers? Zijn er niet te allen tijde menschen geweest in Christus' kerk, die bedektelijk afwijkende leeringen verkondigden?

En inderdaad: voor deze redeneering is wel wat te zeggen.

Al moet daar onmiddellijk aan worden toegevoegd, dat een trouwe kerk, als zij zulke geruchten verneemt, de roeping heeft naar een dergelijke, gesignaleerde verachting van haar leer grondig onderzoek te doen.

Op dit oogenblik is het evenwel zoo, dat in d e n meest duidelijken en publieken vorm, die denkbaar is, met grooten nadruk en expresselijk, door een ambtsdrager, werkzaam in één van de „Gereformeerde Kerken", de leeruitspraken vvorden genegeerd, gesaboteerd, gediskwalificeerd en gerefuteerd.

Verschenen is namelijk, enkele dagen geleden, de tweede druk van het bekende boek van Dte J. G. Feenstra, „Onze Geloofsbelijdeni s", waarin^ op de zoo juist getypeerde wijze met geloofswaarheden, door de gebonden kerken beleden, ten aanschouwe van het gansche kerkvolk wordt omgesprongen.

Nu gaat het ons niet om het feit, dat Ds F e e n-s t r a aldus handelt. Dat juist h ij zoo doet interesseert en regardeert ons in de huidige situatie niet. Hij moet, wat ons betreft, zélf uitmaken hoe, wat hij thans verricht, in verband met zijn ambtseed, voor God kan worden verantwoord.

Wat ons echter thans wèl, en zelfs in hooge mate boeit en bezig houdt is het feit, dat door een predikant, een ambtsdrager, van de gebonden Gere f orme? rde Kerken een onderdeel van debelijdenis dier kerken, — en dan een onderdeel, dat zij nog •pas onlangs heeft vastgesteld; dat zij met zóó diepen ernst tot leer der kerk proclameerde dat zij om de niet-aanvaarding daarvan mannen uit hun ambt weerde, schorste en afzette; dat zij óók nog in haar laatstgehouden, meeste vergadelring, als „krachtens het leergezag van Christus' kerk uitgevaardigde" leeruitspraken, „bindend" verklaarden.— bewust en openlijk loochent!

We willen allereerst , de feiten bezien.

Reeds eerder, in het nummer van 28 Juni j.l., hebben we in dit blad op de leer van Ds Feenstra inzake het verbond en den doop gewezen. We citeerden om haar te teekenen o.a. ook zijn verklaring van de Geloofsbelijdenis.

Volkomen terecht kon ieder, die dit toen las, opmerken: , , Ongetwijfeld, wat U aanhaalt is door Ds Feenstra geschreven. Het zijn zijn eigen woorden. En ze zijn voor geen misverstand vatbaar. Zij zijn volkomen in strijd met wat de synodes van 1942-'46 dienaangaande vaststelden. Maar, U moog^ niet vergeten, dat deze uiteenzettingen dateeren uit een tijd lang vóór de synodes zich over deze kwesties uitspraken! Nu Ds Feenstra evenwel, nadat de synode sprak en daarbij zijn beschouwingen nadrukkelijk afwees, zwijgt, moogt U niet anders aannemen, dan dat Dis Feenstra zich bij de verklaringen van zijn synodes heeft neergelegd en consciëntieus en scrupuleus aan haar minimumeisch n.l. „niets te leeren dat met die leeruitspraken niet ten volle in overeenstemming is", gehoorzaam is en blijft".

Inderdaad zoo'n opmerking houdt steek! Maar thans is de situatie grondig gewijzigd! Nu hébben de Synodes gesproken! En nu hééft Ds Peenstra zijn boek opnieuw in het licht gegeven.

En nu doet zich deze vraag voor: hoe spreekt Ds Feenstra t h a n s?

Het zou nu weer mogelijk zijn, dat Ds Feenstra aan den Uitgever geschreven had* Mijnheer Kok, ik heb geen tijd om mij met dat boek nog eens bezig te houden — drukt U het maar onveranderd af! In dat geval zou men weer kunnen zeggen: „Ja, in het' boek van Dte Feenstra is alles wat U noemde ongetwijfeld ook nu weer te lezen, maar, denkt U er om: dat boek is niets dan een onveranderde overdruk van de eerste uitgave! Ook Eft-Kuyper heeft wel eens, zelfs nadat hij publiek verklaard had op een bepaald punt van opinie veranderd' te zijn, zijn vroegere opvattingen in een nieuwe uitgave van het desbetreffende boek toch nog weer onveranderd laten afdrukken!"

En weer zou men moeten zeggen: Ja, in die opmerking zit wel iets, waar we mee moeten rekenen.

Al moet er weer aanstonds worden bijgevoegd, dat een predikant, die na een belangrijke beslissing van zijn synode een boek schrijft, of opnieuw laat verschijnen, de plicht heeft nauwkeurig na te gaan, of wat hij in het licht zendt wel geheel en al conform de door zijn synode zoo juist vastgestelde „goddelijke waarheden" is! -

Evenwel, óók een opmerking als. deze is hier van geenerlei beteekenis.

Want Ds Feenstra "heeft zijn boek zorgvuldig nagekeken en omgewerkt.

We ontvangen dus in zijn nieuwste publicatie zonder eenige restrictie de weergave van wat hij nü, na de proclamatie van de nieuwe synodale leer over de genoemd e k w e s t i e s d e n k t .

We zullen thans meedeeleh wat Ds Feenstra over de verschillende in geding zijnde kwesties doceert.

Om het beeld daarvan zoo scherp mogelijk te fixeeren, zullen we Ds Feenstra zelf aan het woord laten komen terwijl we dat, wat hij in deze nieuwe uitgave van zijn boek'aan datgene wat reeds in de eerste uitgave werd afgedrukt, heeft toegevoegd, met vette letters zullen aanduiden. We kunnen dat te gemakkelijker omdat hij in deze nieuwe editie van wat hij vroeger schreef slechts een enkel woord heeft weggelaten, doch er wel een en ander heeft tusschengevoegd.

We geven eerst enkele uitspraken van Dfe Feenstra over den doop.

„Er is wel niemand — zoo betoogt hij — die meent, dat de Doop en de zaligheid elkaar volkomen dekken. Niet alle gedoopten worden zalig. Er zullen zeer velen verloren gaan, die het merk-en veldteeken van den Heere Jezus dragen. ^) De Doop iwerkt de zaligheid niet. De kinderen der geloovigen worden. gedoopt, omdat zij behooren tot het verbond der genade. Niet, omdat wij veronderstellen, dat zij wedergeboren zijn, maar omdat wij weten, dat zij bondelingen zijn. Evenals er onder degenen, die belijdenis hebben afgelegd, hypocrieten zijn, zoo hebben wij bij de gedoopten ook te onderscheiden tusschen kaf en koren. , , Jakob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat". Maar daarom mag de Dbop het niet ontgelden". 2)

De doop mag het dus niet ontgelden.

Maar hoe zit het dan met de vele gedoopten, die niet zalig worden?

Men hoore: „De gedoopten moeten op hun roeping gewezen worden. Zij hebben de beloften des Heeren te aanvaarden .door het geloof. Zij moeten wandelen in de wegen des Heeren. Niet z ij hebben gekozen, maar Christus heeft beslag op hen gelegd. Er is geen zelfbeschikkingsrecht. In het verbond der genade worden wij, zonder dat wij kiezen, geplaatst. Dat is een groot voorrecht. Daarom zullen zij met vele slagen geslagen worden, als bondelingen door eigen schuld en moedwilligheid verloren gaan. En dat, terwijl zij zoo heerlijke beloften hebben ontvangen". ^)

Velen redden zich uit deze moeilijkheid — aldi|fi Ds Feenstra — trachten dit althans te doen, door een „uitwendig" en een „inwendig" verbond te construeeren. De geloovigen behooren dan tot het „inwen-• dige", de hypocrieten tot het „uitwendige" verbond.

Maar van deze theorie moet hij niets hebben! „Zoo krijgt men — aldus betoogt hij — „een kerkje in de kerk", en kweekt men lijdelijkheid. "Allen, die Christus niet als Koning wollen erkennen, kunnen dan zeggen: „wij zijn nooit in het verbond geweest, wij hebben er wel uitwendig bij behoord, maar God heeft ons niet gerekend bij het inwendig verbond, zoodat wij feitelijk niet eens echt gedoopt zijn". Zoo krijgt God de schuld!"^)

En met iarrtemming haalt hij een woord aan van Calvijn, dat de sacramenten zoowel aan goeden als

aan de kwaden Gods genade aanbieden en aan beiden op niet bedriegelijke wijze de genade v£in den Heiligen Geest beloven. Doch dat de goddeloozen door hun ongeloof bewerken, dat wat aangeboden is, voor hun van geen voordeel is. , , Maar — aldus Calvijn — zij kunnen niet maken, dat God niet trouw en de beteekening van het sacrament niet waarachtig zou zijn. Die sacramenten behouden feun eigen kracht, opdat zij niet voor ledige en koude schouwspelen gehouden zouden worden. En wij worden "vermaand, hoe misdadig de ondankbaarheid der menschen is, wanneer zij de heilzame instellingen Gods dgor misbruik niet slechts onnut vóór zich maken, maar ook veranderen tot hun verderf". °)

En Ds Feenstra's conclusie, na van Ursinus den uitspraak: „Want alle kinderen der geloovigen zijn in het verbond en in de kerk Gods, tenzij zij zich buiten sluiten" geciteerd te hebben, is deze: „Als wij in het verbond zijn, dan zullen wij, of den zegen ontvangen door het geloof aan de beloften des Heeren, of wij zullen den vloek ontvangen, omdat wij in ongeloof de beloften Gods, die in den doop beteekend en verzegeld zijn, hebben verworpen. Daarom willen wij niet spre? ken van een uitwendig en een inwendig verbond". 6)

Naar zijn overtuiging wordt dit ook door belijdenis en Catechismus geleerd.

„De belijdenis zegt: „En voorwaar, Christus heeft Zijn bloed niet nainder vergoten, om de kinderkens der geloovigen te wasschen, dan Hij gedaan heeft om dë volwassenen. En daarora behooren zij het teeken te ontvangen en het Sacrament van hetgeen, dat Christus voo, r hen gedaan heef t". De Catechismus antwoordt op de vraag: „Zal men ook de jonge kinderen doopen? ": „^a, mitsdien zij, alzoowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijne gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen wordt toegezegd; zoo moeten zij door den Doop, als door het teeken des verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongeloovigen onderscheiden worden" (vr. 74).

In den Catechismus wordt dus geleerd, dat de klnd'eren der geloovigen gedoopt moeten worden, want zij behooren tot het verbond der genade, zij ontvangen de beloften des verbonds, zij moeten wandelen in de wegen des, Heeren"^).


1) In den eersten druk stond hier bij „op hun voorhoofd".

2) p. 440; 3) Idem; i) p. 441.

5) Idem; e) Idem; 7) Idem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's