GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

In de discussie in onze Tweede Kamer omtrent de begrooting voor binnenlandsche zaken werd door een christelijk-historischen afgevaardigde een opmerking gemaakt, die voorts in het debat verdronk — wat meer gebeurt in allerlei discussie — maar daarom toch onze opmerkzaamheid ten volle verdient.

Zij betrof de oefening van publieke weldadigheid in den vorm van straatcollecten.

Het kan niet ontkend, dat er in onze dagen vele menschen zijn, die zich gaarne belasten met allerlei zorg voor den naaste.

De wereld heeft wel eens gespot met al dat collecteeren in onze kerken, thans heeft zij volle gelegenheid in dezen arbeid haar krachten te, ontplooien. De straatcollecte is een heel gewone bijna elke week terugkeerende figuur.

Zelfs de grootste vijand van geven, wat voor hem kwijtworden beteekent, vindt nauwelijks op zijn wandeling door de stad een plaatsje, waar hij. de rammelende bus veilig kan ontgaan. En toch moet hij al heel erg hardnekkig zijn in het volhouden van zijn principe, wanneer hij zich niet spoedig gewonnen geeft, waarna hij heel den dag mag pronken met het insigne der liefdadigheid, dat hem voorts rust geeft.

Nu kan het doel goed zijn, maar wie kan dat voor elk geval nagaan? Bovendien, al is het doel ook goed, naen moet bij de liefdadigheid steeds tweeërlei onderscheiden: de verzameling van het geld, en dat is het gemakkelijkste deel van het werk, en de zorg, dat dit komt ter plaatse, waarvoor het gegeven werd.

In de Kamer werd de verzuchting gehoord: een groot aantal comité's en fondsen doet een beroep op de liefdadigheid der burgers. Men kan de zaak niet meer uit elkander houden.

Welke burger weet precies het verschil tusschen Oorlogsgravenstichtingen en Oorlogsgravencomité, Prins Bernhardfonds en Prins Bemhardstichting ?

De redenaar wees er op, dat er steeds meerdere stemmen opgaan, die willen, dat deze zaak wettelijk geregeld wordt. Er is reeds in Amsterdam een centraal-inlichtingenbureau opgericht, dat gegevens verstrekt omtrent collecte-aanvragen..

En uit die inlichtingen zou kunnen blijken, dat er soms veel aan den strijkstok blijft hangen, en dat van de bruto-opbrengst eener collecte vaak slechts een gering bedrag aan het eigenlijke, doel ten goede komt.

Ik dacht hier aan een bericht, (tet ik üi een paar eeuwen oude courant las — er is niets nieuws onder de zon —, waarin werd medegedeeld, dat er ergens in Duitschland een groote brand was geweest, en dat binnenkort hier te lande een openbare collecte zou worden gehouden voor de „afgebrandenen", terwijl, dus voegde de hardvochtige redactie daaraan toe, men nimmer zeker kon zijn, of er wel „afgebrandenen" waren; in elk gevai, of het gegeven geld hun ten goede komen zou.

Uiteraard komt de vraag op: waar blijft het geld dan?

Kan het zijn, dat er lieden geholpen worden, die van oordeel zijn, dat „charit& jbien ordonnée commence par soi-même"? 106

En ook al is de bedoeling goed, de regehng van een publieke nationale actie kan allerlei kosten meebrengen , die bij minder goed opgezette organisatie te hoog worden opgevoerd.

Dit laatste was indertijd ook wel het geval met de vakeoUectanten, die hun diensten aan kerken en scholen opdrongen. De collectant kreeg dan het leeuwendeel; hij maakte er trouwens een klein bestaantje van.

De minister van binnenlandsche zaken ging op de opmerking omtrent de straatcollecten, voor zoover ik dat kon nagaan, niet verder in. Zfl behoorde tot die dingen, die hij niet noemde, maar „ter harte nemen zou”.

Hoe dit ook zij, het wordt, naar mijn meening, zeker tijd, dat deze publieke liefdadigheid eenige controle ontvangt.

Wij blijven verantwoordelijk ook voor wat wij geven.

Als gezegd, ook als de bedoeling in het algemeen goed is.

Ook de nationale zorg voor alles en nog wat mag niet ontkomen aan een naarstige toetsing, bovenal aan de critiek van het Woord des Heeren.

Mij werd, om een voorbeeld te geven, gevraagd: hoe is uw meening over de zorg voor „onze jongens" in Indië, zooals die gedreven wordt door Niwin?

Nu wil ik aannemen, dat in deze actie er ernstig naar gestreefd wordt, om het nettobedrag zoo dicht mogelijk tot de honderd procent te doen naderen. Goed, maar dan blijft nog de vraag: hoe wordt het geld, dat een ieder graag voor onze jongens in Indië over heeft, besteed? Want wie heeft niet groote zorg voor de zonen van ons volk, die zich daar in Indië verbijten, als zij den gang van zaken van nabij zien, terwijl zij hun leven voor de handhaving van het gezag veil moeten hebben?

Dezen jongens te toonen, dat wij met hen meeleven, daar is zeker niemand, die daarvoor niet alles gevoelt, en dus ook de beurs daarvoor openen wil.

Maar als wij vernemen, , dat, om slechts één ding te noemen, en over het geboden vermaak te zwijgen, hoe litteratuur wordt gezonden, uitgezocht door menschen, wier smaak wij toch wel nader mogen willen kennen, dan komt de vraag op: kunnen wij de zorg voor de kinderen der kerk zoo maar aan anderen overlaten?

Is het niet noodzakelijk, dat wij zelve in dit opzicht wakker zijn?

Gezin en kerk moeten hier voorop gaan.

Gelijk als in heel de geestelijke zorg voor de kinderen der kerk, een zorg, die niet aan de overheid kan worden overgelaten, of aan de eene of andere „neutrale actie”.

En ik ben van meening, dat Nivsdn de zekerheid niet biedt, die wij moeten vragen, als wij onze gaven en krachten voor deze actie geven.

Het zijn weer onze vrijgemaakte jongens, die dit het best aanstonds hebben begrepen. Ik lees in het „Groningsch kerkblad" een mededeeling van de gereformeerde jeugdcentrale. De jongelieden hebben een collecte mogen houden in de kerken, en toen ondervonden hoe met hun werk werd meegeleefd. Zij deelen nu mee, dat het hun voornemen is pakjes te zenden naar de jongens in Indië; uit de Groningsche gemeente zijn er zelfs honderdvijftig.

Zij zeggen: de Niwin en het P.I.T. mogen om principieele redenen niet rekenen op onzen steun. Beide organisaties immers geven bhjk van een instelling, die de onze niet kan zijn. Zij toonen verwantschap met het eenheidsstreven, dat tegenwoordig bveral opgeld doet. Maar onze jongens mogen van ons niet-meewerken niet de dupe worden. Wij zullen, zoo wordt gezegd, hen steunen in ons gebed en hen voorzien van lectuur, en ook door het zenden van 'n pakje hun doen merken, dat onze gedachten bij hen zijn.

Zie — zulke dingen doen een mensch goed.

De onbevangen kijk dezer „jongeren" — en ditmaal doet het mij goed dit woord ook eens te gebruiken — him royale keuie, hun hartelijke liefde voor de refor-. matie, die God ons schonk, en het begrijpen, wat zij hun zegt voor gansch hun leven, het heeft mij van meetaf aan diep getroffen. Deze ervaringen doen een mensch beter jong blijven dan alle mogelijke rechten van den ouderdom.

Want daar is, naar ik zei, allerlei publieke actie voor allerlei nooden. Dat begint reeds bij het kind, het misdeelde kind en het verwaarloosde kind. Maar de bladen berichtten nu, dat er een wereldactie op touw zal worden gezet — de poging daartoe is in elk geval gewaagd — voor den misdeelden ouderdom. Zoo wordt de zaak' compleet.

Het is de vrouw van den dictator van Argentinië, die bij de U.N.O., nu vergaderend en redeneerend in Parijs, een „handvest" heeft ingediend, waarin de rechten van den ouderdom werden gestipuleerd. Wij gaan in het concrete vooruit.

Want de U.N.O. is in San Francisco begonnen met de rechten van den mensch te proclameeren. Thans heeft een Roomsch redenaar in de U.N.O. gewild, dat deze wereldorganisatie zou erkennen, dat deze. rechten alleen dan gewaarborgd kunnen worden, ajs het recht van den Schepper aller dingen werd erkend.

Maar daartegen kwamen alle communistische staatslieden in sterk verzet. Den Schepper erkennen — dat zou heelemaal verkeerd zijn; en toen heeft men den voorsteller geraden, om toch maar zijn voorstel, als amendement bedoeld, terug te nemen.

Kierkegaard heeft eens den mensch, die God den

Heere niet wil erkennen, vergeleken bij ^n vlieg, diezich zet op het gewei van een hert, en dan vraagt: hinder ik u ook? Waarop het hert ze; i: ik wist niet eens, dat gij er waart.

Maar psalm 2 zegt het nog wat anders.

De vrouw van den Argentijnschen dictator heeft meer kans om gehoord te worden dan die Roomsche staatsman.

Zoo langzajnerhand is er geen onderdeel van het menschelijk geslacht, 't welk geen verdedigers van zijn rechten, nationaal en internationaal, ziet opdagen. Rechten — geen plichten. Nieuw is dit niet, want het is de vrucht der revolutie, die al een paar eeuwen het leven der volkeren belaagt.

Vinet zegt in zijn studie over Victor Hugo: „ce qui caractérise notre époque, c'est raffaiblissement de l'idee du .devoir, presque partout absorbée par celle du droit”.

Wat de vorige eeuw reeds karakteriseerde was de verzwakking van de idee van den plicht, bijna overal verslonden door die van het recht. Thans kunnen wij niet n^per van verzwakking spreken, maar van een teloor zijn gegaan.

Aan de overheden, elk vooi" zich zelf, en gezamenlijk in wereldbond, worden die rechten voorgehouden, niet in verzoeken, maar in eischen.

En als de overheden zich verbeelden voor allerlei groepen te moeten zorgen, — zij zijn, als een socialistisch Kamerlid het ten onzent schreef, als de vader, die het brood onder zijn kinderen verdeelt — dan spreekt het vanzelf, dat in het groote revolutionaire gezin alle kinderen op de achterste beenen staan ter bepleiting van hun rechten.

Want ieder ziet het groo: tste stuk in handen van den ander. En dan staan er al spoedig allerlei menschen gereed, om als advocaat voor de misdeelden op te treden, tegen betaling van een zeer begeerd plaatsje in de vertegenwoordiging der natiën.

Dus komen de ouden van dagen nu ook aan de beurt, zelfs in den wereldbond der volken en der rechten van den mensch.

Waarbij wij niet mogen voorbijzien, dat zij, die het initiatief daartoe nam, eens tooneels_peelster was, en nu de vrouw is van een dictator, die de rechten van het volk in zijn eigen persoon hoog houdt.

En tevens ons af en toe herinneren een aardig gedichtje van Bilderdijk ter kenschetsing van zijn revolutionairen tijd, toen ook al een ieder schreeuwde om zijn recht en alle recht zijn verdedigers vond, van wie Bilderdijk zei:

Doch 't laatst bevat het schoonst idee: Jus suum cuique tribue — (elk zijn recht) — Deel 't zwijnenvolk de spoeling mee. Maar gij behoudt de gerst.

Dat is ook een kenmerk der revolutie. Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's