GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

In raads'len vyandelt de mensch op aard, zong Die Génestet, en geen geleerde die het ons verkla.art. Dat waren velen in de vorige eeuw lang niet met hem eens. Zïj kenden toch de wet van den vooruitgang. Alles was reeds zoo goed en allengs zou het beter worden, tot de mensch alles kon doorzien en alles kon beheerschen.

Een der wegen daartoe was de kennis der historie. Daar kwam een stroom, van nieuwe gegevens, vloeiende uit vele bronnen. En men had alle vooroordeel, dat de feiten slechts kon verdonkeren, afigeschud!. Men had de heerUjke kunst leeren verstaan volkomen objectief tot die feiten te naderen, die dan hun zekere taal spraken.

Zoo vond men de wetten, die de historie beheerschten en de „waarden", die blijvende kracht in zich hadden. En eindelijk kon men dan den gang van zaken door louter menscheüjke kracht bepalen en, het verleden veroverd hebbende, de toekomst niet slechts voorzien, maar beheerschen.

voorzien, maar beheerschen. De mensch nam zijn lot in de eigen hand.

Dat was' het histörisme.

Maar de critiek bleef niet uit, evenmin als de teleurstelling.

Wat treffen moest was, dat de geleerde onderzoekers steeds weer uitkwamen bij hun eigen, vooropgestelde gedachten. Zij vonden, wat zij vinden wilden, en dit was tenslotte toch maar een onnoozel spelletje.

Hier was een geleerde, die zei: geen historicus kan onbevooroordeeld zijn. Een ander: alle nadenken is vol vooroordeel. Een derde: de feiten spreken uit zich zelve niet. Gij laat ze spreken. En het doode materiaal had geen verweer; het was in de hand der onderzoekers zoo gezeggelijk mogelijk. Zelfs een Nietzsche trof dit pogen met zijn bitteren spot.

Nu is wel eens gezegd, dat dit histörisme dood zou zijn, maar dat is toch niet juist. Want zooals na den eersten wereldoorlog, die vele optimistische verwachtingen omtrent voortgang en kracht der cultuur den bodem insloeg, het groote werk van Spengler:

„De ondergang van het avondland", groot opzien baarde, en een berg van litteratuur te voorschijn riep, zoo kwam nu, na den tweeden wereldoorlog, de En-; , gelsche historicus TojTibee de aandacht vragen voor zijn „Studie der historie"; zes flinke deelen, half gevuld met fijngedrukte noten en aanhangsels, waarin de ontzaglijke bouwstof is weergegeven, die de nieuwe beschouwing draagt.

De groote boeiende vraag blijft: heeft de geschiedenis der menschheid een zin, een beteekenis, een doel? En zoo ja — welken zin en welk doel? De mensch blijft meenen, dat, zoo hij daarop het antwoord zou kunnen geven, hij tevreden zoude zijn, ja zelfs gered.

In elk geval wil hij gaarne antwoord op de vraag, die alle wijsgeeren hebben trachten op te lossen, een

vraag, die Kant aldus formuleerde: wat kunnen wij weten, wat doen, wat hopen? Of korter geformuleerd: wat.is de mensch? De vragen: vanwaar, waartoe en waarheen?

Is er in den chaos van het gebeuren, die ons thans weer zoo benauwt, een patroon te ontdekken, een vaste lijn; is er een draad — de draad van Ariadne — die ons veilig leidt door en uit den chaos van ons verwarde leven? Wat is ons verleden, wat het heden, wat zal de toekomst zijn?

Welnu, tijdens den vorigen wereldoorlog wilde de Duitsche geleerde Spengler der menschheid dien dienst bereiden, en thans na den tweeden komt Toynbee aan dat verlangen voldoen.

De Nederlandsche historicus. Prof. Geyl, heeft met Prof. Toynbee een discussie over dit werk van den laatstgenoemden gevoerd, voor de radio, de B.B.C. En deze discussie is gepubliceerd in een klein werkje, getiteld: Can we know the pattern of the past?

Kunnen wij het patroon voor heel de geschiedenis leeren verstaan?

Om dit beeld te begrijpen herinner ik aan dat andere, dat onder ons wel eens wordt genoemd. Men zegf dan: beziet gij een borduurwerk van den verkeerden kant, dan is het een chaos van draden en kleuren. Keer het om — en dan staat het kunstwerk van den kunstenaar, klaar in lijn en kleur, voor u.

Nu wil Geyl noch Toynbee het borduurwerk der historie omkeeren, maar zij willen wel in dien chaos ingrijpen en de Hjnen en kleuren zóó regelen, dat een bepaald beeld u daaruit toespreekt.

En zij geven toe, dat zij dan met een bepaalde idee tot de historie naderen, hun idee, hun wet, welks juistheid zij dan door de feiten willen bewijzen. Prof. Geyl is dan echter bescheidener dan Toynbee en dat zegt hij hem ook.

De studie van Toynbee is een zwaar stuk om te verteren, maar er was reeds een vriend, die een verkorte uitgave bezorgde, en ik twijfel er niet aan, of er zal ook zoo iets wel in onze taal verschijnen. Het geval is uitermate geschikt om het te populariseeren, waarbij de zekerheid zal stijgen met de oppervlakkigheid.

Er is voor ons reden om ons met Toynbee's studie bezig te houden, omdat zij gevaarhjker en verleidelijker is dan die van Spengler.

Spengler was materialist. Toynbee spiritualist.

Spengler wil de historie zien als een biologisch proces, zoo iets als een plant, die uit de aarde opschiet, groeit en bloeit en daarna verwelkt. Toynbee geeft den schijn tegenover de geestelijke „waarden" waardeerender te staan, ook tegenover de religie, zelfs tegenover het christelijk geloof, dat hem bijna op elke bladzijde bezig houdt. Hij citeert onophoudelijk den Bijbel. Hij wil een wereldgodsdienst. Hij telt zes soorten van redders op, die behoud hebben gebracht, en bovenaan staat Jezus van Nazareth, God verschenen in het vleesch. ,

En als hij in het vijfde deel van zijn werk spreekt over de kansen van de huidige beschaving, voor West-Europa, dan is hij niet zeer hoopvol, maar hij ziet toch enkele lichtpunten, vooral de bekeering der negers door methodistische predikers en hij vraagt, of iets dergelijks voor West-Europa mogelijk zou zijn. Zoo zou hij een geschikt lid kunnen worden voor den Wereldraad van kerken en kregen de Kamper professoren Wurth en Bavinck misschien de kans naast hem te komen zitten, wat een vermakehjke discussie zou kunnen opleveren, omdat bij eiken tekst, dien deze geleerden uit de Schrift een Toynbee voorhielden, hij vriendelijk zou knikken en zeggen: o ja, dat is precies zooals ik vond bij Diodorus over Hercules.

Dit teekent reeds den man, die een ontzaglijke studie heeft ortdernomen, om de historie der menschheid te leeren verstaan, maar even blind bleef als te voren.

Prof. Geyl kon wel gelijk hebben, dat duizenden zullen grijpen naar de studie van TojTibee, of zij een antwoord mochten vinden op de pijnigende problemen van onzen tijd en van hun eigen hart.

Maar hij verwijt Toynbee, dat deze te zeer pessimist is, evenals Spengler. Immers evenals de Duitsche geleerde wil hij de geschiedenis niet zien als een opvolging van volken en staten, met den strijd tusschen die, doch als een opvolgende reeks van culturen, beschavingen, die naar eenzelfde wet opkomen, blinken en verzinken.

Toynbee telt zoo eenentwintig beschavingen. Hij noemt er eerst zesentwintig, maar daar zijn er vijf bij, die niet tot ontwikkeling kwamen, verstierven, voor zij den vollen gang, door Toynbee geteekend, hebben volbracht. En zoo bleven er eenentwintig over. Volkomen willekeurig, zegt Geyl. Maar Toynbee antwoordt: doe uw best, als gij er nog drie bij vindt, ik houd mij aanbevolen. Meer zal niet gelukken. Nu, wat ons betreft, het komt er zoo op een .meer of minder niet aan.

Prof. Geyl heeft een ernstiger bezwaar, en dat is, dat, mogen die eenentwintig beschavingen ten dnder zijn gegaan, de onze er nog is, en nu geeft Toynbee ons ook weinig kans op herstel nu de neergang reeds is gekomen. De „breakdown".

Er zou voor ons ook geen hoop zijn.

Maar hiertegen komt nu Toynbee op. Dat heb ik, zoo verklaart hij, niet beweerd. Integendeel, ik zeg niet als Spengler: vouw de handen maar, er is tegen het noodlot niets te doen, want ik geloof in den vrijen wil des mensehen. Nu heeft Spengler ook niet verklaard, dat de menschen met gevouwen handen maar moesten gaan neeratten. Hij zei: laten wij vechten, zij het met den rug tegen den muur. Maar — hoop op overwiiuiing gaf hij niet.

Ik wel, zegt Toynbee. Want het is de natuurkunde gelukt de harde noot van het stoffelijk leven te kraken. Men splitst immers nu het atoom, wat wel eens gevaarlijk zou kunnen zijn.

ZoxL de historie een hardere noot om te kraken zijn ? De notenkraker is reeds om dien harden noot, den mensch zelve, gelegd, en de wetenschap greep de tang: psychologie en statistiek beloven uitkomst. En dan kent de mensch zich zelf en neemt hij zijn lot in eigen hand. Maar daartoe moet de historicus meewerken, en ik heb nu mijn nek in dit werk gewaagd. Laat een ander ook doen wat hij kan.

Maar Geyl heeft nog een ernstiger verwijt. Toynbee spreekt inzake het behoud van het leven over den terugkeer tot het geloof der vaderen.

Toynbee antwoordt: het gaat u nu precies als die dame, die, toen men haar wees op de voorzienigheid, antwoordde: och heden, is het reeds zoover gekomen"? Zulk een verhaal zou eigenlijk dat van een idioot zijn.

Maar de vaderen, zegt Toynbee, zagen de geschiedenis als schepping, val en verlossing. En nu kunt gij dat wel verwerpen, " maar het is een armelijke verandering, hun geloof allen zin te benemen.

Zoo zouden er zijn, die in de meening kwamen te verkeeren, dat Toynbee toch eigenlijk een christelijke beschouwing der historie geeft, en daarom is het goed deze vergissing aanstonds te voorkomen.

Want Toynbee is even ongeloovig als Spengler. Hij ziet niet verder dan het hier beneden. Hij acht alle geloof een vinding van den menschelijken geest, altijd weer in elke beschaving terugkeerend; als religie zelfs een verschijnsel in de instorting — breakdown — eener beschaving. Een poging tot redding als alles verloren dreigt te' gaan.

Hij laat die „breakdown" van de West-Europeesche beschaving zelfs aanvangen met de reformatie, en de godsdienstoorlogen, die er op volgden. En het best leeren wij dezen schrijver kennen, als wij zijn oordeel vernemen over het Calvinisme, dat hij zoo terloops even noemt.

Hij stelt het geüjk met den Islam. Het is niet dan determinisme en hem interesseert alleen de vraag, hoe zulk een noodlotsleer toch de stimulans kon zijn voor zoo intense actie voor heel het leven.

Oppervlakkiger en vijandiger beschouwing is bijna niet denkbaar. De arminiaan komt weer eens met zijn verwijt van hetwelk onze Heidelberger in vraag en antwoord 64 gewaagt.

Voorts zwelgt hij in de bijbelcritiek op de wijze van de analogieën-zoekers. Voor hem lijkt alles op alles.

Daar is in de christelijke religie geen enkele trek, dien 'hij niet in bijna alle eenentwintijp beschavingen precies zoo of ongeveer zoo terugvindt. Ja, gelijk ik zei: onze Heiland en Heere, Jezus Christus, vindt voor zijn lijden en sterven en opstanding en hemelvaart de parallellen in de heidensche mythologieën, inzonderheid bij Hercules. Hierin staat hij zelfs beneden den brutalen en harden Spengler, die even week wordt, als hij de gestalte van Jezus noemt. Er is, zegt hij dan, in alle scheppingen van dien tijd niets wat men naast hem kan zetten. Naast Jezus moeten alle legenden en avonturen van Mithras, Attis en Osiris vlak en leeg worden genoemd.

Aan Hercules dacht hij zelfs niet.

Juist echter het misbruik der Schrift, dat Toynbee aandurft, en de schijn van waardeering voor het christehjk geloof maakt Toynbee een gevaarlijker auteur, waarom het niet kwaad kan zijn, nog iets van zijn vindingen te vertellen.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's