GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Kerk in het eindgericht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk in het eindgericht

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II)

En ik geloof, dat U nu ook verstaat één van de bijzonderheden uit Openbaring 13: die kwestie van den doodelijken slag, die dat beest ontvangt. Want als dat zesde beest er geweest is, dan gaat het immers anders dan voorheen. Dan wordt dat Romeinsche wereldrijk niet weer in de historie vervangen door een nieuwe wereldmacht, die haar p'aats inneemt; maar dan spat dat rijk restloos uiteen in een massa staten en staatjes. Dan komt de moderne tijd in de geschiedenis, een tijd waarin de kaart zeer grillig geteekend is, waarin elk volk zijn nationale zelfstandigheid proclameert en zich neutraal probeert te houden, de tijd van vele botsingen. Maar niet één keer lukt het om in die periode de oude wereldmacht van Babel te openbaren; het wordt wel geprobeerd: Lodewijk XTV en Napoleon en Hitler - maar het mislukt telkens weer. De heele nieuwe geschiedenis is één aaneenschakeling van oorlogjes tusschen allerlei aparte naties, die vastberaden hun zelfstandigheid verdedigen. En dus schijnt het in die periode tusschen het zesde en het zevende wereldrijk, a'sof inderda.ad dat oude monster nu een doodelijken slag heeft gekregen, zoo definitief dat het niet weer kan opstaan en dat dus de heele historie verder zal gaan in den stijl van vandaag, met vele volken en naties en met veel nationale grenzen en afscheidingen. En 't streven naar 'n wereldrijk, dat den duivel altijd heeft bezield en waarin hij zijn macht heeft gezocht, schijnt niet weer op de been te kunnen komen.

Maar Johannes zegt tot ons: Pas op dat je je niet vergist. Kijk uit je oogen en geloof het woord van God. Want met dien ondergang van het Romeinsche wereldrijk heeft de satanische organisatie der zonde wel schijnbaar den nekslag ontvangen, zoodat menschelijkerwijze er geen kans op is dat ze zich ooit herstellen gaat. Maar wat niemand mogelijk - zou achten — gezien de eeuwige botsingen en de tegenstrijdige belangen, de permanente spanningen tusschen al die volken — dat lukt op den duur toch. De eenheidsgeest en de federatie wint het van alle particularisme en van alle nationale zelfstandigheid en ook van allen nationalen trotsch. En tenslotte krijgt die eenheidsgeest weer een belichaming in een wereldrijk. En dan staat dus tegen al'e verwachting in dat oude monster, dat de eeuwen door. God heeft gelasterd en zoo veel dood en verwoesting heeft gezaaid — dan staat dat oude beest wonder boven wonder tenslotte weer op. Dan begint weer de goddeloosheid, waarvoor Daniël heeft gesidderd en Johannes ook; en dan krijgt de kerk weer te maken — net als Israël in de dagen van Jezus — met het monster der zonde, dat de kerk benauwt en alle volken dwingt met een ijzeren scepter. En dan gaan zé allemaal aanbidden dat beest in zijn zevenden kop, het wereldrijk dat uit de doodelijke versplintering van eeuwen zich heeft hersteld en dat nu zijn grooten triomf openbaart. Nu, dan hoef ik me niet aan voorspellingen te wagen, maar dan zeg Ik heel simpel: dien zevenden kop beginnen wij vandaag te zien. Het is toch waar, dat het zevende wereldrijk in den maak is? En weet U wat het meest verbazingwekkende is en het meest gevaarlijke ook? — Het m N a d g r v d m t w d d s v l g 2 z d m v z R v gaat allemaal volmaakt geruischloos. In den oorlog het Atlantisch Handvest: nu ja, wij zaten met de Duitschers, en de Engelschen en de Amerikanen ook, en je moest je wel aaneensluiten; het was een eisch van den tijd, wat kon je anders doen? En als je nog een toekomst hebben wilt, dan moet je niet meer denken over' neutraliteitspolitiek zooals vroeger en niet te parmantig op eigen beentjes vinllen staan. Je moet eenvoudig je voegen naar den eisch van het oogenblik. En na den oorlog gaat het als een vloedgolf door de vrereld: U.N.O., Veiligheidsraad, Vereenigde Naties, Atlantisch Pact En Nederland doet mee. — Natuurlijk, zeggen we allemaal. — De Benelux komt en Nederland doet mee. Want als je niet meedoet, dan komt er een no.g gruwelijker oorlog misschien, met atoombommen; en als je economisch een toekomst wilt hebben, dan moet je internationaal denken, handelen en spreken. En de Vereenigde Staten van Europa zijn in den maak. Er staat in de courant, dat daarover voorloopige besprekingen zijn gevoerd — een onopvallend berichtje maar — maar het gaat komen. En als de Veiligheidsraad roet in het eten gooit, zooals in Indië, dan mopperen we allemaal; en als je het gescharrel ziet van den laatsten tijd, dan pruttel je wel vooral als je kinderen daar zijn. En anderen vragen zich af, of je wel voordeel zult hebben van de Benelux. Maar een oorlog is ook niet alles! We moeten kiezen of deelen en we moeten een offer brengen, een nationaal offer. Het is toch maar een heel simpel feit, dat" Nederland niets meer in Indië te zeggen heeft, maar de U.N.O.? En als het er op aankomt, is Montgomery toch opperbevelhebber ook van ónze soldaten? Als je dat ziet, behoef je niet veel woorden meer te verspillen. Dan kunnen we Oranje dragen en de Nederlandsche vlag uitsteken eii spreken over den Nederlandschen leeuw, maar Nederland wordt net als alle andere volken opgelost in den eenheidsstaat. En dan maakt de courant heel wat drukte over wat grenscorrecties, een paar meter grond, en stelt de regeering de kwestie van vertrouwen; maar het was volmaakte waanzin, omdat op het oogenblik dat men de grenspaaltjes verzet en het grondgebied uitbreidt, men bezig is door alle grenzen eenvoudig de spon.-; te halen. Maar het gaat geruischloos. En alle naties worden opgelost in het wereldrijk.

Wij zien de contouren van den zevenden kop, eiken dag sterker. Natuurlijk, dan maken we ons nijdig dat onze troepen uit Djocja zijn teruggetrokken; een schande voor de Nederlandsche vlag, een beleediging van ons land, een hoon voor onze jongens die hun leven voor niets hebben gewaagd. Wil ik U wat zeggen? Over een half jaar zijn we het vergeten en óver 25 jaar weten onze kinderen niet anders, of het hoort zoo. Maar dan zullen we ook aan den lijve ondervinden, dat het béést van zijn doodelijke wonde genezen is! Wij houden ook ons hart vast, als de Russen grimmig doen in Berlijn. En als, zooals bij de oefeningen van laatst, de bommenwerpers weer overtrekken, dan zegt men: zou er iets aan de hand zijn? En als de Russen wat vriendelijker doen, dan halen we wesr erlicht adem: nog geen oorlog. En iedereen wil toch graag, dat de groote Vier het eens zijn en men applaudisseert, als onze minister weer eens zijn naam zet onder een pact: weer een stap op weg naar den wereldvrede. En op de scholen moet je de kinderen begrip bijbrengen voor de U.N.O., voor de Vereenigde Naties.

Maar over den zevenden kop zwijgt iedereen. En het beest kan inderdaad lachen. Want de stemming is toch zoo, dat iedereen misschien nog een zekeren „hang" naar de traditie heeft en daarom het nog niet al te graag. doet. Maar allen zeggen: het is een noodzaak van den tijd. En morgen kunnen ze zoo allemaal het beest gaan aanbidden: nooit meer oorlog, er. welvaart, dank zij de Vereenigde Naties. Misschien moet er eerst nog met de Russen gevochten worden, «laar dan: nojit n.eer oorlog, altijd Trede!

Al oJ er geen dingen ziin, duizend maal verörhrikkelijker, zelfs dan een oorlog met atoombommen! En alsof niet dit het ergste is, dat het oude monster weer levend v/ordt en zich verliöft eu verdeif gaat Si/UïVen in de wereld.

En ik wilde, dat Wij niet langer praatten over oorlogskansen; want zooiang die er zijn, is het nog niet aan het einde toe. Ik wilde, dat we ook niet meer praatten alleen over economische problemen, maar dat we heel nuchter den geest van den tijd zagen: dat we met volle zeilen gaan naar den zevenden „kop". Dat is: de zevende openbaring van „Babel"; een wereld volmaakt goddeloos, waarin we doodeenzaam zullen staan, omdat er geen plaats meer is voor God en Zijn Christus en Zijn Tabernakel en degenen, die daarin dienen.

En als ik dit lees, dan begrijp ik dat Johannes verbijsterd was over dit visioen. Maar toch geloof ik, dat zijn verbijstering eigenlijk een diepere oorzaak heeft gehad. - Hij is het meest geschrokken van die vrouw op dat scharlakenroode beest. U herinnert U wel, dat Johannes in de Openbaring ons aJ eerder een vrouw heeft laten zien, een vrouw bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten en op haar hoofd was een kroon van twaalf sterren: — de kerk, bekleed met de glorie van boven, omdat zij in deze wereld den Christus mocht indragen en moeder mocht zijn van het heilige zaad. En hier is de vrouw bekleed mot de heerlijkheid van beneden, met purper, scharlaken, goud en juweelen en parelen. En waarom Johannes diarvan zoo geschrokken is? Het is dit: déze vrouw is óók: de k e r k, maar dan de afvallige kerk, de bruid, die tot hoer werd. Johannes heeft haar naam op haar voorhoofd gezien, precies zooals in het Romeinsche rijk al de publieke vrouwen den naam op het voorhoofd droegen. En die luidde: het groote Babel. Maar Johannes zegt: dit is een verborgenheid. Want je moet niet denken aan de stad Babel of aan den staat Babel, maar je moet het overdrachtelijk, geestelijk, verstaan —; precies zooals hij in hoofdstuk 11 van Jeruzalem zegt: de stad, die geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte, alwaar onze Heere gekruisigd is. Hij wees daarbij dus duidelijk naar Jeruzalem. Zoo ook hier: haar ©fficiëele naam is niet Babel, maar geestelijk verdient ze Babel te heeten. Want in die vrouw, die hoer werd, in die afvallige kerk, daar leeft de geest van het oude Babel, die geen kans meer kreeg zich te incorporeeren in een wereldrijk, maar die wel kans heeft gezien zich een gestalte te scheppen in de kerk. Die kerk is Babel, omdat zij .doet wat het wereldrijk van het begin af aan heeft gevrild: eenheid zoeken zonder te gelooven in de belofte en zonder zich te bekommeren om Gods eisch. En dan noemt ze zich kerk, getooid met glorie van den hemel, maar ze is Babel. Want ze zoekt haar glorie in deze wereld en heeft haar hart verpand aan de schatten van beneden. Zij noemt zich vrouw van God

en bruid van Christus, maar ze is in werkelijkheid de moeder der hüererijen en van de gruwelen der aarde, d.w.z. de opperhoer.

Natuurlijk, dan hoeven we niet te denken aan zedeloosheid, al komt dat er wel bij; U weet: als de Bijbel spreekt van afhoereeren, — dat is er dan, als de kerk de trouw aan God die haar „Man" is vergeet en het verbond breekt. De hoererij is er dan, als de kerk de geboden Gods schendt. En dan in dat verband en als gevolg ervan komen natuurlijk ook de' gruwelen van de ontuchtigheid, maar dit overspel is de heele radicale afval, de breuk van het verbond en de moord op haar kinderen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

De Kerk in het eindgericht

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's