GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beteekenis var» de vrijmaking  voor theoSogie en leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis var» de vrijmaking voor theoSogie en leven

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

(EEN KRITISCHE STUDIE).

Het onderwerp, dat in den boven aangegeven titel aan de orde gesteld wordt, is verre van gema''tkelijk. Het zou op zichzelf. niet zoo moeilijk zijn de Vrijmamaking zelf te beschrijven als historisch gebeuren. Daarvoor zijn reeds bouwstoffen genoeg aanwezig. Zulk een kerkhistorische studie zou niet verder behoeven te reiken dan tot een beschrijving van de gebeurtenissen van het jaar 1944 met alles wat er aan voorafging en wat er onmiddellijk uit voortvloeide in het leven van Christus' Kerk.

Maar moeilijker is het de Vrijmaking te zien tegen den achtergrond van het theologisch-wijsgeerig leven van onzen tijd en nog moeiUjker valt het thans reeds de volle strekking van dit kerkhistorisch gebeuren weer te geven. Vooral nu we zelf nog zoo dicht bij de feiten staan, is het niet gemakkeUjk te zeggen, wat de beteekenis van die feiten is voor het geheele leven. Men denke zich in, hoe zwaar het Luther zou gevallen zijn reeds in 1522 te zeggen, welke de beteekenis was van de door hem in 1517 gestelde daad. Hoe zou de Cock reeds in 1838 hebben kunnen zeggen, welke de beteekenis was van de door hem in 1834 in Ulrum geleide Afscheiding. Niet, dat deze mannen niet zullen beseft hebben, welke krachten zij door him daden hebben ontketend. Het besef daarvan is ongetwijfeld bij hen levend geweest; maar de volle beteekenis van hun daden te peilen was uiteraard voorbehouden voor hen, die na hen kwamen.

We kunnen deze moeilijkheid eenigszins vergelijken bij iets, wat ons ook in de Schrift telkens weer opvalt. Bij het lezen van de Schrift bemerken we telkens, dat pas veel later de draagwijdte van bepaalde daden en woorden Gods wordt verstaan en dat zij, tot wie die woorden het eerst werden gesproken, den vollen zin van die woorden nog lang niet hebben gepeild. Dr Popma schrijft over de moederbelofte: „De beteekenis van de moederbelofte ging zeer verre uit boven de beteekenis, welke die belofte bleek te hebben voor het geloofsleven van Adam en Eva"^). En ook Prof. Greijdanus houdt rekening met dit feit als hij schrijft: „Hiermede is echter niet gezegd, dat de auctores secundarii of mensohelijke auteurs van de boeken der Heilige Schrift reeds hun woorden zoo vol en ver bedoelden, als de inhoud en de strekking daarvan op eene andere plaats der Heilige Schrift worden aangewezen of uitgelegd"^).

Wanneer dit reeds geldt van de w o o r d e n Gods, welke Hij in de geschiedenis der openbaring gesproken heeft, hoeveel te meer zullen wij op deze moeilijkheid stmten, wanneer het gaat om het verstaan van de daden Gods, welke Hij in de geschiedenis van Zijn Kerk heeft verricht.

Maar toch mag deze moeilijkheid ons niet verhinderen het onderwerp, dat in den titel is gesteld, te behandelen. Wel zijn we ons bewust, dat ons werk nog slechts stukwerk kan zijn. Het antwoord op de vraag naar de beteekenis van de Vrijmaking zal pas later ten volle kunnen worden gegeven. Maar juist in den strijd, waarin vrij ons vandaag bevinden, zal het ongemeen kunnen sterken, wanneer wij thans reeds iets zien van de consequenties, welke dit kerkhistorisch gebeuren voor Gods Kerk in dezen tijd met zich brengt.

1. DE VRIJMAKING EEN KERKHISTORISCH GEBEU­ REN. HOEWEL NIET ALLEEN HISTORISCH TE VERKLAREN.

Willen wij iets van de vérstrekkende beteekenis van de Vrijmaking verstaan, dan zullen wij ons er in de eerste plaats rekenschap van hebben te geven, dat de Vrijmaking een historisch gebeuren was. Maar tegelijk zullen wij daarnaast moeten stellen, dat het niet een louter historisch gebeuren is geweest. De Synoden van 1942 tot 1944 hebben bepaalde historische daden gesteld en Prof. Schilder en anderen hebben op die daden gereageerd. Maar noch de handelingen der Synoden, noch die van Prof. Schilder zijn uit louter immanent historische krachten te verklaren. Daar werkten factoren naar beide zijden, welke wij niet uit zuiver historische wetten kunnen verklaren.

Prof. Dooijeweerd heeft erop gewezen, dat het historisch proces wordt geleid door het geloof') en dat geldt zeker van de kerkgeschiedenis. Maar dat is niet de eenige factor, welke het historisch proces leidt. Naast het geloof in het Woord Gods, zien vnj evenzeer het afvallig geloof op de geschiedenis inwerken. En wanneer wij thans de geschiedenis van de reformatie van rond 1944 bezien, valt het ons op, dat zoowel het geloof in het Woord Gods aan de eene zijde als ook de afval van dat Woord het historisch proces, dat voerde tot de Vrijmaking van 1944, hebben geleid. Daarmede raken wij de boven - historische factoren, welke op de kerkgeschiedenis inwerken. God de HEERE worstelt aan den eenen kant om Zijn knechten van stap tot stap in den wirwar van gebeurtenissen, welke zich aan hen voordoen, te leiden. Maar tegelijk worstelt Satan daax tegen in om de Kerk af te trekken van het vaste fundament, door God gelegd. Wanneer wij zoo de Vrijmaking met alles wat er aan vooraf ging, bezien, worden wij bevrijd van een al te bekrompen visie op dit gebeuren. Het was niet alleen een strijd om een leerformule of een bepaald kerkrecht, al heeft de strijd zich daarin ten slotte geconcretiseerd, 't Ging er niet alléén om, zooals vandaag wel van bepaalde zijde wordt gesuggereerd, dat een bepaalde binding moest bestreden worden en dat wanneer die binding is weggenomen, wij weer op het uitgangspunt van 1942 terug zijn. Daar was meer. Er was deformatie in de Kerk, afval van het levende Woord Gods. Maar tegelijk was er, door de genade Gods, reformatie, wederkeer tot het levende Woord. Dat komt scherp uit op het punt van de u i t w e r-pingende ve'rvolging. De beUjdenisi spreekt hier duidelijk. Als deze, aan het slot van artikel 29 de kenmerken van de valsche Kerk beschrijft, wijst zij op het vervolgen van die haar berispen vanwege haar gebreken. En het is juist dit moment van de vervolging, dat de handelingen van de Synoden van 1942 en volgende jaren typeert. Dat is geen nieuw element in de geschiedenis van de Kerk. Reeds in de tent van Abraham vond dit vervolgen van het zaad der vrouw plaats. Eaulus zegt in Galaten 4 VS 29: Doch gelijkerwijs toen die naar het vleesch geboren was (Ismael), vervolgde dengene, die naar den geest geboren was (Izaak), alzoo ook nu. Dat slaat in de eerste plaats op de vervolging van de ware geloovigen door de valsche Kerk van die dagen. De Kantteekenaren schrijven hierbij: „Namelijk worden de geloovigen, die hunne zaligheid alleen in Christus zoeken gelijk Izaak nog vervolgd van de Joodsche synagoge, die door de wet wil zalig worden, waarvan Ismael een voorbeeld was". Maar dat was slechts het begin in de Nieuwtestamentische fase van Gods Kerk. Het is sindsdien voortgegaan tot op vandaag. En in de handelingen van de Synoden van 1942 v.v. vindt dit woord van Paulus zijn jongste concretiseering.

Dit is één zijde van het gebeuren van 1944, die met alle kracht belicht moet worden. Het ongehoorde feit deed zich immers voor, dat dit alles plaats vond in de Kerk, die zei te staan op den grondslag van de drie Formulieren van Eenigheid. Ja, hier vervolgden Kerken, die de reformatorische kerkenordeningen zeiden te onderhouden, hen, die haar berispten vanwege haar gebreken. Zij vsderpen uit hen, die niet anders begeerden dan te leven overeenkomstig de reformatorische behjdenisgeschriften en die zich in alles gebonden wisten aan de aangenomen kerkenordening.

Daarom kan dit fatale gebeuren niet alleen historisch worden geïnterpreteerd. Het waren bovenhistorische krachten, welke hier moesten werken. Anders kan noch verklaard worden het uitwerpen en binden - ^an de zijde der Sjmoden, noch het bewaren van het Woord Gods, vaak tegen den bittersten tegenstand in. Indien reformatie en deformatie niet zoo heftig op elkaar gebotst waren als juist in de jaren rondom 1944, zou nooit verklaard kunnen worden, dat de „Gereformeerde Kerken in Nederland" in zoo snel tempo vervielen van de wettige Kerk van Christus in deze landen tot een instituut, dat de trekken van de valsche Kerk gaat vertoonen, zooals het slot van art. 29 deze typeert.


1) Dr K. J. Popma, De Vrijheid der Exegese, Goes, 1944, pag. 23/24.

2) Dr S. Greijdanus, Schriftbeginselen ter Schriftverklaring, Kampen, 1946, pag. 124.

3) In de Wijsbegeerte der Wetsidee.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De beteekenis var» de vrijmaking  voor theoSogie en leven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's