GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Heb jij eerherstel noodig? ik niet !

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heb jij eerherstel noodig? ik niet !

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice,

Je hebt al een en ander gehoord van „Thijs Booy". Je weet, dat hij bij de synodocraten van tegenwoordig een oogenbhkje — want straks gaat het met die invitatiewoede net als met het jongste romannetje, dat juffrouw Lot van juffrouw Dot beslist móet gelezen hebben •—•-haute nouveauté is; de preekstoel in Noordeloos is wel beschermd tegen jouw dominees, maar rondom dien kósjeren stoel vecht men om de eer van een door de voeten van Thijs Booy gedrukten stoel.

We hebben over den „geest" van Thijs Booy genoeg met elkaar gekeuveld, om te weten, welken kant hij niét op wil. Welken kant hij wél uit wil, weet niemand. Hij zelf ook niet. Hij wil alleen maar niét naar een of anderen moeders-pappot. Noch naar een moeder met een pappot voor de kleintjes, die nog niet kunnen zeggen: Mijn vader of mijn moeder. Als ik K. S.' brochure „Ons aller Moeder" goed begrepen heb, dan kan Thijs Booy 6ók nog niet zeggen: mijn moeder. Maar hij schudt zijn hoofd tegen pap. Hij wil, dat je je leven lang zult roepen om een kerk, die moeder is, moeder; hij bedoelt daarmee niet zoozeer, dat ze door het Woord kinderen baren zal, maar dat ze alle jongens, die weten willen, dat ze „ergens" geboren zijn en verkondigen, dat la recherche de la matemité verboden is, over de haren zal strijken, en zeggen zal: kom maar binnen, vondelingen bestaan niet meer in het Nieuwe Verbond, en wij hebben hlér óók een best hotel; nu alle woning hotel geworden is, is alle hotelgérante moeder. Laat je aaien, boy, èn de huid volschelden als in de Far West; dat is zoo onze hartelijkheid, en ik weet, dat je d'r van houdt, op je kop gezeten te worden, als 't maar frisch is. Kom maar binnen: onze tong is een tong der savoureurskweeksters, en onze stem als die der profetessen. En dank je, dat je zoo lang hebt gezocht naar moeder. C. G. Jung zou zeggen — en daar zit wat in — de idee der eeuwig-jonge-moeder is een archetype uit onze praeexistentie.

Intusschen, •—• er zijn bij de synodocratie ook enkelen geschrokken. Van die enkelen hebben weer enkelen hun mond opengedaan. Tot op de grens. Van die enkelen uit de enkelen heeft één enkele een brochure geschreven. Dat is ds H. Veldkamp van Middelburg. Hij gaf een brochure uit tegen het verschijnsel Thijs Booy, of tegen Thijs Booy zelf, dat moet nog blijken. Ze verscheen bij de Uitgeverij Van Keulen, Delft, en draagt tot titel: „Eerherstel van de Jeugd". Ook een ondertitel: Antwoord aan Thijs Booy van een Dominee. Heeft 64 bladzijden.

Ds Veldkamp zegt in deze brochure een , , hartig neen" tot het boek van Booy. Hij noemt dit „neen"-zeggen een , , hachelijk avontuur". Och, waarom? Als ook ds Veldkamp niet zoo de partijdigheid rondom het begrip „V.U."-vrienden, had laten gelden, zou hij het „neen" zeggen precies even „avontuurlijk" hebben gevonden als het „ja"-zeggen. Of precies evenmin. Maar als je tusschen het doodgewone „ja"-zeggen (en het dus even doodgewone

„neen" zeggen) een wig laat drijven, en je keus tusschen spreken en zwijgen, tusschen vóór en tégen stemmen laat bepaald worden door een kwestie van antipathie dan wel sympathie, dan kom je in de avonturen, omdat Je noch het „ja" noch het „neen" als doodgewone consequentie van je onwrikbare overtuiging hebt laten gelden. Iedereen, die over Thijs Booy schrijft, heeft in een ommezien een pikant artikel klaar. Of — zooals hier — een pikante brochure. Dat is de eer niet van den schrijver, althans niet bij voorbaat, ook niet de eer van Thijs Booy, maar van diens nerveuze spreekmethode. Hij is zóó permanent in hyperbool, dat je maar wat citaten hoeft te nemen uit zijn boek, en je hebt in een ommezien een heel stel onnuchterheden bij mekaar. Saamgelezen laten ze ieder het hoofd schudden, of de lippen krullen om zooveel „nee-maar's" bij elkaar. Het begint al dadelijk als ds Veldkamp zijn studeerkamer het hoofdkwartier (althans een hoofdkwartier) van Satan noemt. Eerst 13 Thijs Booy in de overdrijving, want die schreef: ledere studeerkamer van een dominé heeft een satanische kamerbewaarder. En nu slaat van den weeromstuit ook de criticus-domüiee door: hij zegt, ook overdrijvend: MIJN kamer is dus „het" hoofdkwartier van Satan. Weer stof voor een artikel van Thijs contra Veldkamp.

Intusschen, daarover hebben we het niet. De brochure van ds Veldkamp geeft tegen Thijs Booy inderdaad nuttige opmerkingen. Wat ook heelemaal geen verdienste Is. Ik zeg niet, dat ds Veldkamp een mam met één oog is. Ik zeg wel, dat in een groot gezelschap van blinden het feit, dat je er koning, vooraangaander, archeeg, tromm.elslager, waarschuwer bent, nog geen bewijs is, dat je er twee hebt.-Of, dat je ze alle twee gebruiken moest, om je werk te doen. Ik bedoel dus niets hatelijks tegen ds Veldkamp, maar wel erg veel bedroevends over zijn naaste omgeving. Ds Veldkamp heeft, dat wil ik alleen maar zeggen, zijn beide oogen niet eens op volle capaciteit behoeven te laten werken: een kind in de gereformeerdheid kan zoo maar zien, dat Thijs Booy grandioos mis is, dat hij schiet, en parmantig met pijlen werpt, maar nog nooit iets anders geraakt heeft dan de onkundigen, die hij in de onkunde aangaande kerk en belijdenis ongeloofelijk snel helpt verharden en verstokken. Alle respect dus voor de oogen van ds Veldkamp, voorzoover hij ze laat gaan over Thijs Booy (niet over jou en mij, maar daarover straks). Maar zijn omgeving, die bevat, we laten het hem zelf maar zeggen, veel blinden. Tot tweemaal toe klaagt hij erover, dat gereformeerde predikanten als paranymfen en gangmakers optreden bij vele spreekbeurten, waarin de heer Booy voorlichting geven wil, terwijl bovendien daii nog zelfs (waar haalt ds Veldkamp dit „zelfs" vandaan, als het over slappedanigheid gaat? ) Prof. Berkouwer In „Trouw" van 10 Maart 1951 met een uiterst mak artikel komt, waarin vrijwel de eenlge crltiek bestaat in het plaatsen van eenige vraagteekens. Eens, aldus ds V., eens hebben Aquila en Priscilla den vurlgen ApoUos het Woord Gods nader uitgelegd, maar nu zie ik Thijs Booy omringd door Aqulla's en Priscilla'S, dominees en andere lieden (wat voor soort andere lieden? wil het woord professoren niet uit de pen? ), andere lieden, die inleidende en slot--woorden spreken, als Thijs met zijn doorbraaJc-injecties komt en zijn theologische aberraties. , En die kwaad worden als je met een vinger naar hen wijst, omdat je dan bezig bent, dit „jonge vuur uit te trappen".

In een versmalden kring met zooveel blinden kun je zelfs met doodgewone een-oogs-waameming volstaan, om koning te wezen. Maar of in 1944 ds Veldkamp met twee oogen zag, hoewel toen de oogziekte bepaald epidemisch was? Wij zeggen: neen. De zwijgers van. 1944 hebben schuld aan het spreken van de Thijs-familie. (Ik zeg „Thijs", net als ds Veldkamp).

Dat zoo iets als ds V. constateert, mogelijk is, en dat kerkbodes en dergelijke dezen doorbraak-man maar laten praten, hem die de doorbraakjeugd van socialisten en Partij van den Arbeid regelmatig omtrent kerk en calvmlsme karikatuurbeelden opdringt, en dat ze T. Booy helpen, ook hun eigen jeugd nog verder los te wrikken, en voor de doorbraak rijp te maken, dat is het ergste.

En nu zegt ds Veldkamp: Ik wil hier openlijk uitspreken, dat ik en zeer velen met mij, deza dingen niet langer nemen.

Nu luisteren we toe, jij en ik. Wat zal ds Veldkamp niet langer „nemen" ?

De theologische aberraties van Thijs Booy? Een bezwaarschrift bij zijn kerkeraad? Of misschien, net als de haagsohe dominees, die nu voor een deel bevorderd zijn, zoo maar bij een synode, als in 1944 tegen K. S., buiten den kerkeraad om? Dien kant zou ds Veldkamp wel uit kunnen. En één van die voormalige haagsche dominees, thans professor in Kampen, zou het ook kunnen, evenals die ander, die die briefjes heeft helpen ontvangen, en die nu ook al naast hem in Kampen woont. Stel je voor, een briefje van De Bondt, Polman, en

Veldkamp, uit Kampen en uit Middelburg, naar een synode, die jaren en jaren op haar stoeltje zit, ook om zulke briefjes in een permanent agendum-rekken in ontvangst te kunnen nemen, briefjes, waarvan de origine haar natuurlijk een buitengewone verrassing Is Stel je voor, dat ze Thijs Booy aanpakken als K. S., met briefjes aan de synode. En een telegram van nóg een man, die ontstoken is van ijver om een bindende sententie. Er is, dat zegt ds Veldkamp zelf, stof genoeg voor. Want Veldkamp wijst met de stukken aan, dat zijn broeder Thijs Booy, tegen 1905, en 1942, en 1944, en 1946 duidelijk ingaat. De kerk, zegt Thijs 'Booy, heeft ALLE jeugd te beschouwen als haar kinderen. Als „haar" kinderen, dus als kinderen des koninkrijks. Wel, wel. Ds Veldkamp haalt daartegenover „Schrift en Belijdenis" aan. Hij had beter kunnen zeggen: ik haal daartegenover de punten van 1944 aan, want ik nam en ik neem het niet, dat Thijs Booy ze evenmin neemt als de ketters van 1944 ze (om andere redenen) namen. Maar ds V. schijnt niet dat iets anders leeren dan 1944 tot Inhoud van een directe aanklacht te , , nemen". Hij schudt wel — terecht — zijn hoofd over Thijs Booy's verlangen, dat „moeder" de kerk een kus zal drukken op de lippen van haar kinderen, de gedoopte en ongedoopte (!), maar dat schijnt hij niet te maken tot kernpunt In een aauklachtbrlef bij den kerkeraad van Thijs Booy of bij de synode, waarvan Polman, de Bondt, Veldkamp praeadviseurs of lid zijn. Al is — zooals ds Veldkamp zelf zegt — die „kus" van de kerk op de lippen van haar ongedoopte kinderen heelemaal geen „slip of the pen" van Thijs.

't Is wel bizar, maar Thijs kan altijd zich daar wel uit werken. Want hij kan zeggen: als de Kerk, de eigenlijke kerk onzichtbaar is, en als het verbond, het eigenlijke verbond een Inwendig verbond is, wel, waarom zou dan die onzichtbare kerk of anders die kerk-als-organisme geen ongedoopte kinderen hebben? Heeft ds Veldkamp zelf niet geleerd, dat de kenmerken van de kerk latent kunnen wezen? Dus: heelemaal geen kèn-mèrken? Indien het kenmerk van de rechte bediening der sacramenten latent wezen kan, dan kan men best ongedoopten beschouwen als kus-objecten van de ware kerk. Die is toch latent. En het latente heeft wel niet het patente, maar wel het patent, ook van kinderen kussen.

Neen — iets anders zal ds V. niet meer „nemen", naar hij denkt. Hij zal de tegenstrijdigheid in het stuk der tolerantie niet meer nemen. Hoor maar, wat hij verder schrijft:

„Wanneer wij, om alleen hij één punt te blijven, de deuren der kerk hermetisch sluiten voor wie over doop en oerbond anders denken dan wij, maar deze wijd openzetten voor wie doop en verbond practisch van de kaart wisschen, doen wij wat niet recht is in de oogen des Heeren. Dit moet zoo vast loopen als een muur."

Tot zoover ds Veldkamp.

Als ik nu ouderling bij ds Veldkamp was, of ik was Thijs Booy, die toch ook synodocratisch zweert, en nog pas sprak voor de studenten Oudestraat, dan zou ik zeggen: ds Veldkamp, dat moet u terugnemen. Ik zou dan spreken: ds Veldkamp, dat hebben „wij" in 1944 niet gedaan. Wij hebben niet de Kerkdeuren gesloten voor wie over doop en verbond anders denken dan „wij", doch voor wie daarover anders spraken dan de HEERE. En anders dan de SCHRIFT. En anders dan de BELIJ­ DENIS. Vraag het maar aan Polman. En aan De Bondt. En ook aan Veldkamp. Want die verkondigt nu al zeven jaren lang (van 1944—1951) dat de zaken zóó staan, zóó en anders niet, met degenen, die sinds 1944 de deuren van de Thijs-Booy-kerk hermetisch voor zich gesloten vinden. Soheurmakers en ketters. Ik zou, als ik ouderling of catechisant van ds Veldkamp was, hem in dien geest vragen stellen. Want met zijn zinnetje geeft hij den indruk, alsof in 1944 meeningsgeschiUen aan de orde geweest zijn inplaats van ketterijen. Den indruk, alsof een disputabele meentng van A zich heeft doorgezet tegenover een disputabele meening van B. Terwijl volgens ds Veldkarap's ambtelijke optreden van zeven jaar heilige waarheden met profetisch gezag zijn gehandhaafd tegenover onheilige scheurmakers en ketters.

Intusschen — ik ben geen ouderling of catechisant van ds Veldkamp. Ik zal dus geen briefje schrijven. Ik zal alleen maar als mede door hem met jou en alle anderen ultgeslotene belangstellend toezien. En ik hoor hem dus niet klagen over de slechte handelwijze van afwijking van de 1944-binding, wel bestraffen met goddelijk gezag in de uitgedrevenen van ? ..944 met een niet-bestraffen van een veel ergere afwijking in de Thijs-Booy-familie. Ik hoor hem alleen maar klagen over de tegenstrijdigheid, de onevenwichtigheid in de tolerantie.

Maar zoolang ds Veldkamp daarover uitroept: „dat nemen wij niet meer", zullen wij zeggen: pardon, dat zult u wèl nemen. Want tolerantie is een gevaarlijk ding. Vooral als ze, wat in 1946 (of later? je raakt den tel kwijt) gebeurd is, de tolerantie laten leggen in handen eener synode (met die fopspeen, in subllmaat overigens gedoopt, hebben ze de zes, die verleden jaar overgeloopen zijn, zoet gehouden).

Neen — een kerk kan niet anders dan onzakelijk en onevenwichtig zijn in de tolerantie. Ze kan alleen maar precies en zakelijk zijn, als ze de belijdenis handhaaft. Dat heeft ze volgens ds Veldkamp gedaan tegenover de In 1944 ultgestootenen. Ik noem dat onzin. Maar ds Veldkamp noemt het heiligen ernst. Goed. Maar laat ds V. dan spijkers met koppen slaan. Met Polman en De Bondt en Dijk en Bavtnck en Rldderbos en den Hartog den spreker in de Kamper aula (adviseeren die professoren de studenten niet, b.v. over processen? ) aanklagen om aperte afwijking van de goddelijke waarheden van 1944 — gevolgen of geen gevolgen — of eerlijk bekennen: ik doe wel dapper met mijn: „ik neem het nieit", maar: ik neem het wèl.

Kom, ds Veldkamp. Het is niet mooi van uw synode van 1944 een geretoucheerd beeld te geven en van u zelf een geflatteerd. U staat voor 1944. Maar dan ook doorzetten. En niet vragen, welke machten achter Thijs Booy staan. De man schrijft wel erg rauw. Maar wat hij zegt is voor een deel Bavinck, voor een ander deel Overduin, voor een derde Rldderbos, voor een vierde nog weer van andere synodeleden van u.

„Dit moet zoo vast loopen als een muur", zegt ds Veldkamp. Maar het zit al lang zoo vast als een muur. Omdat u zoo onvast bent als een vaatdoek. Wèl zweren tegen ons, en dan zeggen: geen zaak van tolerantie. Maar niet zweren tegen Thijs Booy, en dan verklaren: wees harmonisch in de tolerantie.

Neen — wees harmonisch in de handhaving van de belijdenis. En in het boete doen over 7 jaren van verkondiging: in 1944 was de belijdenis in geding, terwijl ge nu den Indruk geeft: een meening was In geding.

Amice, ds Veldkamp noemde zijn brochure: eerherstel voor de jeugd. Hij zegt: die jeugd is zoo gek nog niet. „De jeugd der kerk vormt", zegt hij, „geen stelletje schooiers, maar een stoet van koningskinderen".

Best. Maar heb jij soms eerherstel noodlg? Ik niet.

Ik ben zelfs bang voor een „eerherstel" waarin de tolerantie-kwestie a la Veldkamp zou gesteld zijn. Ik wU niet hebben, dat ze zeggen: we moeten Thijs Booy aanpakken, want anders hebben wij al die vrijgemaakten te kras aangepakt, of anders: we moeten Thijs Booy maar laten „doorbreken" (alsof „doorbraak" geen rasechte scheurmakerij was! A. V.), en dan meteen erkennen, dat we tolerant zullen zijn. Ook tegen de in 1944 uitgeworpenen.

Ik wil niet, dat ze Thijs Booy meten aan Adolphus Venator. Noch, dat ze A. V. meten aan T. B. Ik wil geen waardefilosofie over de tolerantie-waarde, gecombineerd met de evenwichtlghelds-waarde. Ik vrtl geen eerherstel. Alleen maar rechtsherstel. EÏn verder geen gezeur.

Ze praten hier en daar nog al eens over samenspreklng. Wat doen ze eigenlijk aan samenspreking — met elkaar ï Laten ze eerst maar eens met elkaar samenspreken. En de resultaten op papier zetten. Voorlooplg zie ik dit : de aanklagers van 1944 zitten in Kampen tegenwoordig en Veldkamp dankt voor alles den Heere. En nu zegt hij: het loopt vast met onze harmonie. Dat geef ik toe. Maar Thijs Booy spreekt onder auspiciën ook van die aanklagers van 1944. Hier is geen zaakje van gekrenkte eer, doch alleen van geschonden recht, misleide kerk, verweesde jeugd. Hier is de wraak over het gebod: houd allen, jongens en meisjes, voor wedergeboren. Zeg maar ja, anders moet je er uit. Zij zelden: ja, Thijs èn Veldkamp. Nu zitten ze vast als een muur .

Met hart. groet, je

ADOLPHUS VENATOR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Heb jij eerherstel noodig? ik niet !

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's