GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze vaderen en de Luthersenin verband met de artt. 27-29 N. G. B.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze vaderen en de Luthersenin verband met de artt. 27-29 N. G. B.

(Bijdrage tot kennis van de verhouding van de Gereformeerden tot de Luthersen in ons iand van omstreeks 1571 tot 1620)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II)

LUTHERANEN.

„De Christelyoke Gemeynten de onveranderde Augsburchtsche Confessie toe-

De periode, waarover ons onderzoek zich nu uitstrekt, laten we beginnen omstreeks 1571.

In dat jaar werd de eerste gereformeerde synode gehouden, nameUjk te Embden, waar de grondslag is gelegd voor de georganiseerde kerkelijke samenleving. Voorbereidend werk is verricht door een convent, dat drie jaar tevoren is gehouden in Wesel.

Het aantal luthersen was in ons land toen maar gering. Wel wordt in overheidsstukken vaak van luthersen gesproken, maar dan hebben we dikwijls te doen met een algemene titulatuur ter aanduiding van „ketters". Het lutheranisme heeft in ons land eigenlijk nooit wortel geschoten. Een volksbeweging als in Duitsland is hiet ten onzent nooit geweest.

Toen na lange tijd van ondergrondse actie in het openbaar begon opgetreden te worden en zich in de 60-er jaren van de 16de eeuw op verschillende plaatsen georganiseerde gemeenten begonnen te openbaren, bleek al spoedig de machtige invloed van het calvinisme.

Voordien werkten er verschillende invloeden. Chronologisch is eerst te noemen de invloed van een bijbelsiö richting, welke van nederlandse bodem was, namelijk die van de oude roomse fraterhuizen, van waaruit door volkspredikers het evangelie onder de mensen gebracht werd en' op levensvroomheid werd aangedrongen, waardoor ten onzent de bodem bereid werd voor de reformatie. Dan komt al spoedig na Luther's breuk de bijbel onder ons volk. Natuurlijk werden ook Luther's geschriften gelezen. Maar ook die van Zwingli's opvolger BulUnger, die van 't lutheranisme afleidde, speciaal in de sacramentsbeschouwing; vooral is te noemen het „Huysboeck", dat een veel gelezen volksboek was. We zouden van die vroegere tijd het best kunnen spreken van een evangelische richting, waarbij het aan dogmatische fundering ontbrak. Men las de bijbel, onttrok zich aan de papistische dwalingen, al bezochten velen om hun gevoelens te camou^ fleren de roomse diensten; maar de opbouw van een georganiseerd kerkeUjk leven ontbrak nog, — er is tenminste niets van bekend, waarbij echter moet worden opgemerkt, dat er in verband met de vervolging vrijwel geen schriftelijke nalatenschap uit de evangelische kringen van die tijd is bewaard gebleven. Ook ontbrak veelszins de bezinning op tal van vragen, waarvoor de nieuwe tijd de gelovigen plaatste. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat de wederdoperij, die tegen het midden van deze eeuw als een vloedgolf kwam opzetten, velen meesleurde en de reformatie dreigde te niet te doen, terwijl haar invloed zich lange tijd nog deed gelden, eigenlijk tot de tegenwoordige tijd toe; er is onmiskenbaar bij ons volk een doperse onderstroming te onderkennen.

Met de 60-er jaren komt er kentering. Er vindt dan een invasie plaats van predikers, die bij Calvijn ter schole zijn gev/eest. In 1559 was in Geneve een academie geopend, de vervulling van Calvijn's hartewens, waar niet minder dan 900 studenten, voornamelijk uit Frankrijk, Engeland en Nederland zich hadden laten inschrijven. In 1560 verscheen een hollandse vertaling van de eerste druk van Calvijn's Institutie. Daarbij is te noemen de invloed, die Calvijn had bij de Nederlanders uit adeUijke kringen. En nu zien wij dit verschijnsel, dat, hoewel in de wordende gemeenten van het derde kwart der 16de eeuw de Lutherse richting allerminst ontbrak, zelfs hier en daar de Augsburgse Confessie der luthersen, daterend uit 1530, door de gemeenten was aangenonaen, — nochtans de invloed van Geneve die van het lutherdom vrijwel overal wegvaagde. En dit proces voltooide zich in de zeventiger jaren. De vurige prediking van enthousiaste calvinisten met academische vorming betekende meer dan de verspreiding van lutherse litteratuur en het optreden van lekepredikers in conventikels.

Waar de luthersen zich handhaafden voltrok zich uit de aard der zaak de scheiding en ontstonden afzonderlijke lutherse gemeenten. Maar ook dan moeten zij weer een gevoelig verlies lijden, als omstreeks 1579 gesproken wordt over de afzetting van Philips van Spanje als souverein der Nederlanden en dit medio 1581 een feit wordt. De strenge lutheranen verzetten zich daartegen. Volgens hen behoort men de van God gegeven overheid te büjven eerbiedigen en te handhaven in haar wereldlijk bestuur, ook al zou zij zich tegenover de evangelieverkondiging blijven kanten. Dit heeft de luthersen veel kwaad gedaan. Al meer ging blijken, dat de calvinisten, die de ziel van het verzet waren en niet slechts voor godsdienstvrijheid streden, maar ook voor de politieke rechten het pleit voerden en aan de lagere overheden 't recht toekenden om ter bescherming van haar volk en z'n godsdienst de kwaadwillige vorst te ontzetten, het best de nederlandse volksaard typeerden. In die tijd. omstreeks 1580, hebben vele gematigde luthersen zich dan ook bij de gereformeerden gevoegd en kromp het lutherdom verder in. Van nieuwe aanwas kan dan echter weer gesproken worden sinds 1585. In dat jaar viel Antwerpen in handen van Parma. Er bevond zich toen een aanzienlijke lutherse gemeente, die over verschillende kerkgebouwen beschikte en niet minder dan 7 predikanten had. Wat de godsdienst betreft werd bij de overgave geconditioneerd, dat degenen, die niet tot de roomse kerk wilden terugkeren, op voorwaarde, dat zij zich rustig gedroegen, vier jaren de gelegenheid kregen om te emigreren. Zeer velen hebben daarvan gebruik gemaakt. De meesten van hen trokken naar de Noordelijke Nederlanden. Voor verschillende gemeenten betekende dit nieuwe aanwinst; de lutherse gemeente van Rotterdam had er zelfs haar ontstaan aan te danken. Ook uit Duitsland was er aanwas, namelijk door de vestiging van ambachts-en kooplieden en huursoldaten. En sinds de dordtse synode van 1618 v. zochten vele remonstranten bij de luthersen (evenals ook bij de mennonieten) kerkelijk onderdak.

Van het begin der gemeenteüjke organisatie in de 60-er jaren weten we vrijwel niets, omdat de schriftelijke stukken, voorzover zij er geweest zijn, tijdens de Spaanse terreur zijn verloren gegaan. Slechts van 4 gemeenten is bekend, dat zij een georganiseerd gemeentelijk leven hadden vóór 1571. Omstreeks 1581 bedroeg dat aantal nog slechts 5, omstreeks de eeuwwisseling 13 en tegen het einde van deze periode 15. Het totaal aantal zielen is dan te schatten op 5 a 6000. Hieronder-volgt een waarschijnlijkheidsstaatje in de vermoedehjke volgorde van ontstaan.

In de hierna genoemde jaren bestonden de volgende gemeenten:

Vóór 1571 Woerden Culemburg Utrecht Leiden In 1581 Woerden Utrecht Leiden Bodegraven Vianen • Omstreeks 1600 Woerden Utrecht Leiden Bodegraven Vianen Amsterdam Rotterdam Gouda Den Haag Dordrecht Middelburg Delft Haarlem U L D M H In 1620 Woerden trecht eiden Bodegraven Vianen Ajnsterdam Rotterdam Gouda Den Haag Dordrecht iddelburg Delft Haarlem Zwolle Kampen

De officiële naam, die zij zichzelf gaven, was: Christelycke Gemeynten, de onveranderde Augsburchtsche Confessie toegedaen.

De gereformeerden noemden hen: luthersen, m a r t i n i s t e n (naar Luther's naam Maarten) enconfessionisten (naar hun Confessie van Augsburg, 1530). Ook komt veel voor de naam ubiquitisten naar de leer der ubiquiteit (alomtegenwoordigheid) van Christus' lichaam sinds de opstanding, — een naam, die hun wel in de oren moet geklonken hebben als tegenwoordig bij velen het woord „synodocraat"; toch komt die naam veel voor üi de acta der kerkelijke vergaderingen. Gangbaar was ook de naam flaccianen, naar Flaccus lUyricus (d.i. van Illyrie op de Balkan afkomstig). Deze theoloog vertegenwoordigde de meer-strenge richting in de lutherse kerk. Op sommige punten week hij van de lutherse opvattingen af, speciaal inzake de erfzonde: hij leerde, dat sinds de zondeval de verdorvenheid de substantie, de wezenlijkheid van de mensehjke natuur was geworden. Ook in ons land is daarover in het lutherse kamp strijd geweest. Overigens kenmerkten zich de flaccianen ten onzent door hun zeer krachtig verzet tegen de afzwering van Filips. Zij waren de zeloten onder de luthersen. Toen in ons land de lutherse richting vrijwel geabsorbeerd

was door het calvinisme, zijn vooral zij het overblijfsel geweest, dat de grondslag heeft gelegd voor het latere luthers-kerkelijke leven.

Tenslotte zij opgemerkt, dat pas op 30 Augustus 1605 de eerste synode gehouden werd, namelijk iu Amsterdam, welker gemeente zo'n beetje superintendentschap over de andere gemeenten uitoefende en tot deze vergadering het initiatief nam. Er waren slechts 7 predikanten tegenwoordig. We mogen van synode sjjreken, omdat de aanwezigen gedeputeerden der kerken waren. Het waren Adolf Fischer, Jan Willemsz en Johannes Cremsrius voor Amsterdam toen de grootste gemeente (Cremerius deed meermalen als leenpredikant in kleine gemeentjes dienst); Andries Nescher voor Rotterdam; Bemardus Muykens voor Haarlem en Leiden; Arnoldus Glaser voor Woerden; Samuel Schultz voor Middelburg, waar hij lyeroepen was in de plaats van Joh. Kersseler, die in dat jaar gestorven was. De andere gemeenten waren herderloos, trouwens ook te onaanzienlijk en onvermogend om een predikant te beroepen, en werden bediend vanuit de andere plaatsen. Ouderlingen waren niet tegenwoordig. Dertien gemeenten en zeven predikanten totaal! Men verbond zich tot eenheid, in leer en ceremoniën. Een kerkelijke ordonnantie (een soort kerkorde), die Amsterdam al een zestal jaren eerder had opgesteld, werd er tot nadere bestudering aanbevolen. Voorlopig is het bij die vergadering gebleven.

De volgende vond niet eerder plaats dan op 30 September 1614, eveneens te Amsterdam. Opgericht werd de fratemiteit (broederschap) der gemeenten, die een Algemeen Consistorium instelde, een soort superkerkbestuur van algemene opzieners of inspecteurs, waaraan het gemeentelijke leven onderworpen werd, zelfs de beroeping en ontzetting van predikanten in de verschillende gemeenten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 november 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Onze vaderen en de Luthersenin verband met de artt. 27-29 N. G. B.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 november 1951

De Reformatie | 8 Pagina's