GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De duivel onder ons

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De duivel onder ons

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit het Dagboek van Lucifer, door C. Toomvliet, Uitgave van La Rivière & Voorhoeve, Zwolle.

I LITERATUUR EN KUNST

Dr H. Bavinck schreef in zijn „De overwinning der ziel", deze onder ons bekend geworden woorden: „Na de oppermachtige heerschappij van het materialisme in de vorige eeuw heeft allerwege het bevi'ijdingswoord weerklonken, dat Dr Van Ginneken in zijn Handboek der Nederlandsche Taal als banier voorop draagt: „Psyche nikai, de ziel ovejrwint".

Maar terecht heeft eens iemand naar aanleiding van deze woorden gezegd: het was niet meer dan een Pyrrhus-overwinning. Hoe verder we deze „eeuw van de overwinnende ziel" inkomen, hoe meer de juistheid van deze laatste opmerking ons bUjkt.

Want, zo min als de „eeuw van het materialisme" recht gedaan heeft aan het „stoffelijke", zomin doet deze eeuw recht aan de ziel, om nu, gemakshalve, de onjuiste tegenstelling tussen ziel en stof, maar even vast te houden.

Dat blijkt vooral ook wel uit de geschiedenis der literatuur van de laatste halve eeuw. In de literatuur resoneert feller en directer de geest des tijds, dan in enig ander ding en wanneer we zien wat er in de laatste decennia zoal van de pers komt, zal niemand ontkennen, dat de „ziel" en de „geest" en de wereld der geesten behoorlijk hun aandeel krijgen, zowel in het proza als in de poëzie. Men wil wel weer geloven .in een onzichtbare wereld en aan de „ziel" haar plaats weer schenken. Ook. de duivel aanvaardt men weer en boeken, waarin op charmante en sensationele wijze over deze dingen gehandeld wordt, vinden een ruim afzetgebied.

Amerika heeft dat begrepen en ©en stroom van dit genre boeken vindt haar weg onder de massa, en bereikt, vertaald, ook West-Europa. „Brieven uit de hel", niet waar? wie vnl dié nu niet lezen? En zo komt de „Bijbel" opnieuw tot de mens dezer eeuw. En de bioscoop wil er niet voor onder doen. Het bijbels motief doet opgeld. Na de roman van „Simson en Delila" komt nu die van „David en Bathseba". Inderdaad: een „Pyrrhus-overwinning" van de ziel. Het thema is een mode-artikel geworden en dus staat het, maar deze „overwinning" van de ziel kon wel eens haar totale ondergang betekenen.

Of er nu onzerzijds principiële bezwaren in te brengen zijn tegen de roman met bijbels motief? Ik geloof het niet. Zo min als we Rembrandt op de index geplaatst hebben, zullen we het de romanschrijver kunnen doen, die zich aan het bijbels thema waagt.

„Waagt" zeggen we en daarmee is gezegd, dat we reserves maken. Het bhjft uiterst delicaat en moeilijk, en wie ook maar zich even verleiden laat om het bijbels motief in dienst van zijn pen te stellen, inplaats VEin zijn pen dienstbaar te maken aan de Schrift, is daarin reeds, wegens profanatie te veroordelen.

We hebben dus voorzichtig te zijn, uiterst voorzichtig, en mogen onszelf wel angstvallig afvragen: waar de grens ligt tussen wat we mógen en dus ook móeten, in deze, en waar de modezucht begint.

Voor deze vraag hebben we ons ook gesteld geaien bij het doorlezen van het hierboven genoemd boek. De kaft van dit boek dringt ons al tot deze vraagstelling. Knalrood en helgeel en diepzwart, met de staart van de duivel er overheen slingerend.

Het sensatie-spoorwegromannetje! verbetert 't niet. En wat de uitgevers ons komen vertellen over dit boek, maakt het er al niet veel beter op. Luister maar eens: „Het dagboek van Lucifer geeft ons geen eentonig relaas, integendeel, in een boeiende stijl laat de schrijver ons de duivel in actie zien. Telkens grijpt hij een nieuw beeld; hij voert ons mee naar het paleis van Satan, legt Lucifer bij een ontmoeting met de aartsengel Michael een tekening van West-Europa in de naond, beschrijft zijn tactiek om het huwelijk te breken vóór het gesloten is, voert ons van het „Engelandspiel" naar een verwant „Himmelspiel" en laat Lucifer zijn dromen dromen, door een kinderkliniek trekken, zijn strijd om de jeugd voeren en op het Damrak in Amsterdam het défilé der mensen beschouwen, en zoveel meer ".

De mensen kopen hier dus , , waar" voor hun geldl We vermoeden zo, dat Dr de Bondt het bij het lezen van dit boek best naar zijn zin gehad zal hebben. Immers hij weet in De Bazuin van enkele weken geleden in een artikel over „Toen en Nu" te vertellen, dat de jeugd andere idealen heeft, andere maatstaven aanlegt, waarnaar zij de dingen beoordeelt en die jeugd ziet, met name in de grote steden, telkens weer uit naar jonge predikanten, die de taal der jeugd verstaan en spreken. Want, zo vraagt hij, wat hebben de jonge­

nen, als zij hun taal niet horen, en als niet hun belangen worden behartigd. Daarom roept hij aan het elot: „Dominees, kent en spreekt de taal van de jongeren ".

Nu, dat wordt dan in dit boek gedaan. Maar nu blijft de vraag: kent en spreekt hier de auteur ook nog de taal van de Bijbel? . Dat hij de taal der jongeren spreekt willen we aannemen, wanneer hij b.v. de Vorst Lucifer de volgende dialoog doet houden met de engel Gabriel, nadat het duivelenheer, weer een zieltje had moeten prijsgeven aan de hemel:

„Vanmorgen kwam Ik Gabriel tegen in Den Haag. Hij keek met een spottende lach. — En, hoe was de oude vorst gisteren gestemd? Ik stond op het punt hem met een vloek de rug toe te keren ".

Hier nog een specimen van de toon waarin dit boek geschreven werd:

..„Gaibriël, de engel — onze oud-collega — kan me soms verschrikkelijk Irriteren. Zijn rechtzinnig gezicht prikkelt me tot op de laatste zenuw. Vooral als de Vijand weer eens een slachtoffer gestrikt heeft — bekering noemen de dominees op aarde dat — kan hij zo'n hautain lachje op z'n snuit hebben, zoals vanmiddag toen ik hem halverwege Antwerpen—Brussel passeerde. Hij hield mij staande en zei;

— Vorst Lucifer, hebt U onder de laatste meuwsberichten ook gehoord, dat één - van uw sterke figuren, de heer V., onze Meester Is toegevallen? Hij Is enthousiast christen geworden en een sieraad voor de kerk op aarde

Ik had met veel zin om nu met hem te spreken en zou 't liefst met 'n knalwoord zijn verder gegsian. Maar ili; moest hem voor mijn fatsoen wel even van antwoord dienen en zei:

— Vorst Gabriel, het is niet m.oellijk om iemand te vangen, maar hem te behouden, dó, t Is de zaak. En dan, uw Meester wil altijd 100 pet., maar onze vijfde colonne knijpt er heel wat af! Gabriel lachte spottend en zei zo iets van: „die binnen zijn, zijn binnen ".

Wanneer een stel duivels zijn taak niet goed gedaan heeft, dan begint hoofdstuk VII als volgt:

„Wat heeft vorst Satanas ziclx nijdig gemaakt vandaag. Tien duivels zijn bij hem op het matje geroepen om een gevoelige schrobbertog in ontvangst te nemen. Ze hadden het er dan ook naar gemeiakt!"

Nogeens: dat is misschien taal die de „jongeren", of een deel ervan, verstaan. Maar ook nogmaals de. vraag: is deze would-be en gechargeerde taal ook de taal der Schriften?

De enige plaats — hoe weinig wenst het Woord ons te laten weten over de verhouding tussen gehoorzame en gevallen engelen! — waar de Schrift ons een gesprek tussen Michael en de duivel mededeelt, brengt ons toch wel in een heel andere wereld, dan die van twee elkander beconcurrerende agenten van een verzekeringsmaatschappij, die steeds bezig zijn elkaar cliënten af te snoepen. Michael durfde geen smadelijk oordeel uitbrengen tegen de duivel, staat er in Judas.

De auteur van dit boek brengt ons in het puur wereldse klimaat van de Mefisto-romantiek, waarbij zijn Mefisto-figuur nog niet eens oprijst tot de hoogte, waartoe Goethe deze in zijn Faust bracht, maar hij doet ons veeleer denken aan de vele middeleeuwse Mefisto's of duiveltjes, die toch eigenlijk niet serieus genomen en voorgesteld werden als zwarte wezentjes, die God maar een beetje liet spelen met de zielen der mensen, tamehjk onschuldig en meestal met een happy end.

Daar komt in. de tweede plaats bij, dat dit „dagboek van Lucifer" ons naar de wereld van het dualisme voert. God trekt aan de zieltjes, maar satan doet het óók. En nu komt het er maar op aan, wie het tenslotte winnen zal. Wint satan, dan laat Lucifer op onmiskenbare wijze zijn Schadenfreude aan Gabriel of Michael bUjken, en wint God, dan gnuift Gabriel tegen Lucifer.

Ook dat is wel een brok middeleeuwse romantiek en epiek, maar het is geen Schriftuurlijke didactiek. In de derde plaats komt daar nog een ernstig bezwaar bij. In het schema, dat de auteur ons hier voorhoudt, is er eigenlijk geen plaats meer voor de mense- Ujke verantwoordehjkheid. Men krijgt uit de gesprek-

ken en de verhalen van dit dagboek de indruk, dat de mensen schaakstukken zijn op het bord, dat tussen Cïod en satan in staat. Letterlijk alles wat er in deze boze wereld rondom ons en in. ons gebeurt, heeft plaats onder de auspiciën van satan of één zijner trawanten.

Het is de duivel, die de gemeente bij bekende liederen het gezang gedachteloos doet daveren, als „het geloei van de stieren van Bazan". Hier moeten alle demonen actief zijn. Ze moeten de kerkmens uit zijn humeur laten zijn, omdat hij te laat opstond en toen nét — „of de duivel er mee spotte" — het boordeknoopje brak

Zo wordt de mens gedenatureerd tot een tragische figuur, een pion op het grote schaakbord. Maar Gods Woord spreekt ons van drie machten, die ons tegenstaan: óók de wereld en eigen vlees spreken hun woordje mee, en de Schrift wil, dat we die dingen een beetje uit elkaar zullen houden. Wat God verenigt moeten wij niet scheiden, maar wat God scheiden wil, moeten wij niet onder één noemer gaan brengen. We moeten oppassen, dat de duivel geen bliksemafleider voor ons gaat worden.

Nu zouden we kunnen vragen: is, als het er nu op aankomt, dit nu allemaal zo heel erg? Is de bedoeling van - de auteur niet evident ? Wil hij zijn lezers niet eens op een bizonder duideUjke manier, in de „taal van deze tijd" zou Dr de Bondt zeggen, laten zien, hoe sterk de macht en geraffineerd de Hst vaü de boze is, die toch immers — en dat is óók Schriftuurlijk — rondgaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou kunnen verslinden?

Toch vinden we deze mistekening van de invloed en miacht van satan wél erg. Want men kan nooit onschriftuurlijk over satan en tegeUjk toch Schriftuurhjk blijven denken over Christus en Zijn werk voor en in ons.

Het dualistisch schema, waarin de strijd tussen God en satan verwrongen wordt, schakelt eenvoudig het rechtsprincipe uit, om alleen uit te gaan van het machtsbeginsel. '

En zo is het toch niet. Het blijft vóór alles een rechtskwestie. Satan heeft geen eigen gezag of autoriteit, hij staat in de knechtsgestalte.

En dat maar niet uit overmacht, maar eenvoudig omdat God Souverein Schepper is en satan een schepsel van Zijn hand. Daar verandert de val der engelen niets aan.

En wanneer de Christus satan als een bliksem uit de hemel ziet vallen, is dat ook al weer niet slechts een machtsdaad, maar een rechtshandeling. En tenslotte: niet slechts is bij een onschriftuurüjk spreken over satan, een SchriftuurUjk spreken over Christus onmogeUjk, maar even onmogelijk is het, om zó nog Schriftuurlijk te spreken over de Kerk. Dat bewijst deze auteur op pagina 127 van zijn boek. Ook daar wordt alles herleid! tot een machtsfcwestie. Hij laat de duivel zeggen:

„Wij moeten tegenstelimgen scheppen bij mensen, ; die hetzelfde geloven, maar die 't iets anders zeggen en andere accenten leggen; zo komen er barsten in de kerk, die tot scheuren kunnen lelden. Wij moeten er wel op letten, dat ze niet met elkaar spreken! Het gesprek, dat door het gebed dooraderd wordt en dat zich beweegt rondom de open Bijbel, kan er o zo gemakkelijk toe lelden, dat ze elkaar vinden. Veel beter Is het elkaar vanuit de verte met scherp te beschieten, tot groot vermaak onzer demonen en tot stichting der buitenkerkelijken ".

Op deze plaats bewijst de auteur, hoe ver hij er van afstaat iets V£in het werkehjke „Dagboek van Lucifer" te weten. Want van „samensprekingen", ook van dezulke die met vrome woorden worden opgezet, is de demonenwereld heus niet bang, mits maar één ding geëlimineerd blijve: de r e c h t s basis waarop die samenspreking moet plaats hebben.

Ook hier heeft de auteur zich laten verleiden alles te bezien van uit de gezichtshoek van het machtselement. Niet waar? Een grote eenheid, volstrekt geen versnipperingen, dat is het waar satan bang voor is.

Maar de Schrift zegt, dat satan daarom lacht. Straks krijgt hij zelfs de hele wereldeenheid in zijn macht, met wat zich als kerk aandient incluis. Maar waarop hij zich zal te pletter stoten, dat is op het RECHT dat Godes blijft.

En dat woord staat in het dagboek van Lucifer met rood-kapitalen geschreven en hij siddert er voor, maar de auteur van „De duivel onder ons", die dit dagboek heeft willen copiëren, heeft juist dat woord

nergens zien staan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De duivel onder ons

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's