GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een schoon erfgoed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een schoon erfgoed

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enige tijd geleden verscheen het Verslag der besprekingen van het Congres van Gereformeerden, gehouden te Amersfoort (1948), waarin tevens werd opgenomen het referaat van Prof. Schilder over: „De Gemeene gratie", die mededeelt dat het eerst nu verschijnen ervan geen enkele , , reden" had, en maar één „oorzaak", welke alleen bij hem lag, en samenhing met het tijdrovende van controle van stenogrammen.

Op dit referaat wilde ondergetekende gaarne bizonder de aandacht vestigen.

Prof. Schilder zelf noemt het een inleiding, ongeveer in de trant van „de J.V.".

Afgezien van de vraag, hoe de auteur dit stuk betitelt of beschouwt, zal, wie het rustig naleest tot de overtuiging komen, dat we hier te maken hebben met een verhandeling van uitzonderlijke betekenis en van grote waarde. Op grond van Schrift en Belijdenis rekent de schrijver af met de Gemene-gratie-theorie en met het tweeërlei-terreinen-sophisme. Duidelijk toont hij aan, dat Gods voorzienigheid in onze gedachten nooit mag losgemaakt worden van Gods tweeërlei gezindheid: een gezmdheid van toorn tegen de „vaten van de toom" en een gezindheid van barmhartigheid jegens de „vaten der barmhartigheid." En dat, als in strijd met Schrift en Belijdenis, dient losgelaten de these, dat de werking van zonde en vloek veelszins door God gemitigeerd werd, ja, dat Hij' zelfs plaats zou maken voor een „progressieve werking" van een uit Zijn ongehouden goedheid voortkomende werking van Zijn Geest'in alle mensen en hun samenleving.

Verder geeft Prof. Schilder een duidelijke verklaring van „het Ucht der natuur" uit de Dordtse Deerregels (Hl, 4) waaraan juist de Remonstranten de naam en dè ere gaven ener zogenaamde , , gemene gratie". Maar naar onze Belijdenis zegt Prof. S., dat In de mens nog enig licht der natuur is overgebleven, en enige kennis van God (geen kennls van de samenhang der dmgen met God), ook enige kennis van de natuurlijke dingen ('t Is „niet veel zaaks"), dat de mens ook nog wel enige betrachting 'betoont tot de deugd (hij is nog steeds bedacht op zijn nut) en tot de uiterlijke tucht (hoe kunnen we de boel bij elkaar houden? ), maar dat hij ook in natuurlijke en burgerlijke zalten dit licht niet recht gebruikt (het gebruik komt op uit een radicaal bedorven hart) en dat hij 't licht der natuur op onderscheiden wijze geheel bezoedelt (hij vecht er tegen, hij wil er van af) en het ten onder houdt in ongerechtigheid (de afgoderij presenteert zich als religie, de mens als God, „het al" substitueert „de Ene").

Dit zijn slechts enkele gedachten uit deze rijke inleiding; men neme en leze.

Het ware te wensen, dat niet het minst onze jeugd, ook zoals die in vereniging samenkomt, dit erfstuk grondig bestudeert.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Een schoon erfgoed

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's