GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,,De welstand van zijn gansche zaad.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,De welstand van zijn gansche zaad.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de Jood Mordechaï was de tweede bij den koning Ahasveros, en groot bij de Joden, en aangenaam bij de menigte zijner broederen, zoekende het beste voor zijn volk, en sprekende voor den welstand van zijn gansche zaad. Esther lo:3.

Veel kleine zielen zijn kosmopoliet, uit krachtige persoonlijkheden sprak in den regel een sterk nationaal besef.

Zie het aan Mozes, die prins der eere in Egypte had kunnen zijn, maar in wien het bloed van Abraham, Isaak en Jakob zoo prikkelend tintelde, dat hij liever Israels smaad indronk, dan groot aan het hof der Pharao's wilde zijn.

Zie hoe, onder de bedeeling des Nieuwen Testaments, schier nog sterker in Paulus, die in een oogenblik van verbijsterende liefde voor zijn Israël schrijven kon: „Ik zou zelf wel wenschen verbannen te zijn van Christus, voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn in het vleesch".

En wilt ge iemand tusschen Mozes en Paulus in, eveneens uit de Schrift, vestig dan uw aandacht eens op den Jood Mordechaï.

Die Mordechaï was maar niet een gewoon Jodenmensch, die langs Suzans straten drentelde, maar een vroom en doorkundig staatsman; iemand, dien wij in de klasse der Marnixen van St. Aldegonde of der Gladstones zouden plaatsen. Niet alleen een fijn diplomaat, die Haman schaakmat zette, maar ook een schrander bewindvoerder, een tijdlang eerste minister van den machtigen koning Ahasveros, die regeerde over 127 provinciën van Indië tot Moorenland (Esther i : i). Hij was groot in het huis des konings, en zijn gerucht ging uit door alle landschappen (wat in die tijden zonder couranten of pers wat zeggen wilde), en, zoo lezen we verder, „die man Mordechaï werd aldoor grooter" (9:4). In pracht en met staatsie zelfs, bewoog hij zich door de straten van Ahasveros' hoofdstad. Hij droeg een hemelsblauw kleed over een wit satijnen onderkleed, en over het hemelsblauwe kleed een purperen mantel, ons rood, wit en blauw, en op zijn hoofd fonkelde een diadeem van edelgesteen ten (8 : 15).

Dus niet als een ordinair Jodenmensch, maar als den grooten, gevierden staatsman, die onder den koning van Indië tot in Afrika het bewind voerde, hebt ge dien machtigen Mordichaï u voor te stellen.

Een man, voor wiens wenk en woord alle vorsten, en stadhouders en landvoogden beefden, „want de vreeze van Mordichaï was op hen gevallen" (9 : 3).

En van dien krachtigen, machtigen man nu, die.

Jood van geboorte, over gansche koninkrijken zeggenschap had, van dien nu lezen «ve, da. hij te Suzan, in het koninklijk paleis, er niet aan dacht wereldburger of kosmopoliet te worden, maar, trouw aan het nationale bloed, „dat goede voor de Joden zocht en sprak voor den welstand van zijn gansche zaad" (10 : 3).

Tegenwoordig willen de kleine zielen en lagere geesten dit anders.

Nationaal gevoel heet een vooroordeel, liefde voor zijn volk een aangepraat verzinsel van menschen.

De kleine zielen onder de grooten der aarde trekken, orti belasting te ontgaap, de grenzen over, niet om een nieuw V3, derland te zoeken, maar in vaderlandloosheid hiin eere te stellen.

De kleine zielen onder de lagere standen laten zich opzweepen door woelzieke volksmenners, orti den welstandj niet van hun gansche zaad, rnaar van hun soort, hun stand, hun klasse boven den bloei en de eer van het vaderland te stellen.

En de kleine zielen onder de middenklasse, zitten in hun bierhuizen en wijnhuizen te spotten met wat aan ieder vaderlander heilig is.

Maar zoo zijn de wezenlijk groote mannen en groote vrouwen niet.

Er mag hier of daar een enkel man van beteekenis zijn opgestaan, die door jammerlijke volks verhoudingen of ellendige a verechtsche toestanden verleid werd, om tegen zijn land en volk te spreken, maar als regel sprak in deze soort mannen en vrouwen het nationaal gevoel, ernstigj luid, en sterk. Dat besef, dat gevoel nu is van God. Het komt uit de vlakte van Sinear, 'waar God de spraken verward en de volken gedeeld heeft. Of, liever nog, het komt uit Noachs arke, toen Noachs leven zich in drie vertakkingen verdeelde, en uit die drie, naar vaste wet, zich nieuwe ondervertakkingen van natiën en volken hebben afgezet.

Zooals ge het gevoel voor vader en moeder iemand niet aanpraat, waar het bloed verslapt is, waar het niet vanzelf in spreekt, zoo ook is het nationaal gevoel iets mystieks; iets dat in het bloed zit; iets dat vanzelf opkomt; en daarom iets, dat ge wel veel verzwakken en onderdrukken kunt, maar dat in kiem er altoos in blijft zitten, omdat God het er in gelegd heeft.

Of hebben we het niet nog onlangs bij onze nationale feesten gezien, tot wat machtigen stroom dat nationaal besef kan aanzwellen, zoodra het maar even in beweging geraakt en de harten vermeestert.

Een man als Mordechaï zocht den welstand „van zijn gansche zaad."

Hij koos zijn vrouw, hij koos zijn vrienden, hij koos zijn helpers, maar hij koos niet zijn vader en zijn moeder, niet zijn kinderen, niet zijn broeders en zusters, niet zijn familieleden, niet zijn nicht Hadassa (2 : 7), en zoo ook koos hij niet zijn volk en Israels zaad.

Die allen ontving hij. Die gaf God hem.

Die had hij, zooals ze hem waren toebeschikt, buiten zijn eigen toedoen om. Daar had Mordechaï niets over te zeggen. Daar kwam geen keur of goedvinden bij tepas. Die had hij te nemen, zooals God ze hein had toebedeeld.

En dat nu juist geeft aan al deze banden het heilige karakter.

Niet door eigen keus, maar naar Gods beschikking.

De Joden waren in dien tijd een verachte hoop ballingen. Er waren ook onder de toenmalige Joden zeker hoogst onaangename, vervelende menschen, lage wezens, die den naam van Israël schande aandeden.

Maar naar dit alles had Mordechaï niet te vragen.

Hij was uit het zaad Israels. Israël was zijn volk, zijn natie, zijn zaad. En daarom, zonder keur of onderscheid, werkte zijn nationaal gevoel voor al wat Jood was.

Hij zocht den welstand van zijn ^««j-f/if zaad.

En zoo ook hebben wij, als uit Nederlandsch bloed gesproten, in heel de Nederlandsche maagschap onze eere te stellen, en zonder keur of eenige verkiezing voor al wat Nederlandsch in oorsprong is, het goede te zoeken.

Versta dit' niet verkeerd.

Het wil niet zeggen, dat de gezinsband niet nog nauwer klemt, en vooral niet, dat de geestelijke maagschap in Christus niet nog heiliger karakter draagt.

Natuurlijk er zijn banden en banden, en niet elke band is van even gelijke waardij.

En veel minder nog beduidt het, dat ge hetgeen in het Nederlandsche karakter, of in het zaad onzes volks, slecht en liederlijk is, ter wille van het nationaal gevoel, door de vingers zult zien.

Gods wet gaat boven alles.

Maar wat het wél beduidt is, dat ge den band des bloeds, die in nationale maagschap met al wat uit uw volk sproot, verbindt, noch verzaken noch verloochenen noch werkeloos laten zult.

Ge hebt als kind van uw volk, het goede van dat volk te bedoelen, en in uw eigen persoon en leven, voor uw aandeel, den welstand, zoo maatschapplijk als geestelijk, van dat volk te verhoogen.

En dit nu doet ge, door uw voorbeeld en door uw persoonlijk optreden. Dat doet ge door te steunen wat door meerderen ten beste van dat volk ondernomen wordt. Dat doet ge door tegenover den buitenlander onze eere op te houden. Dat doet ge door onze nationale herinneringen levendig te houden. Dat doet ge bovenal door in het hart der natie het Kruis van Christus te planten en te strijden tegen de zonde van uw volk.

Zeker, voor wie tot een zoo machtig en groot volk als de Duitsche of Engelsche natie behoort, is dat gemakkelijk en spreekt dat meer.

Maar ook hierin hebt ge Gods beschikking te eerbiedigen. Hij heeft ons voortgebracht „om op den ganschen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de bepalingen van hun woning" (Hand. 17 : 26).

En vraagt ge nu, wat dit nationale in ons leven wil en bedoelt, oordeel dan zelf, of het niet de ééne groote les van zelfverloochening en liefde is, die ons ook hierin geleerd wordt.

Ons ik regeert zoo oversterk in ons leven.

Ge merkt dit zoo niet, omdat het bijna bij allen zoo is. En als er geen hindernissen op den weg waren, zou dat ik maar al doorgaloppeeren, tot het heel de wereld achter zich had, en dat ik over alles triomfeerde.

Uit zich zelf wil het ik geen grenzen.

Maar nu komt God, en stelt grenzen, en doet u gevoelen, dat ge, ja, een eigen persoonlijkheid zijt, en zijn moet; maar dat ge tegelijkertijd ^^^Z van een geheel zijt, en naar dat geheel u hebt te schikken, voor dat geheel hebt te leven, en in het leven voor dat geheel een hooger geluk hebt te zoeken.

Dit nu is de liefde in haar breedste vormen. Veel zijn, niet om als de vrek het in de schatkist van uw ik op te sluiten, maar om het te geven aan dat geheel waarvan ge deel en lid zijt. Uw schat niet voor u houden, maar besteden. Toewijding kennen. Leven voor een doel dat buiten uw eigen engen kring ligt.

En die liefde nu groeit op tweeërlei wortel. De ééne geestelijk. Dat is de liefde die uit het gebroken hart en uit den verslagen geest opwelt. De liefde die naar God dorst, en die God zoekt in de zijnen.

Die liefde komt niet van den huishaard, en komt niet uit familiebanden, en kornt niet uit het nationaal besef, mag, r alleen uit de werking van den Heiligen Geest.

Maar opdat ons hart zich voor die hoogste liefde voegen en schikken zou, er op zou worden voorbereid, er neiging toe zou erlangen, heeft God ons ook banden aangelegd, die uit de natuur werken.

En die banden nu liggen gestrengeld, ten eerste in uvr gezinsleven, ten tweede in uw familieleven, en dan voor alle volksgenooten saam in dat rijke, machtige nationale besef, dat God zelf geplant heeft in het hart van heel een volk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's

,,De welstand van zijn gansche zaad.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's