GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

D. DE WIT. KUDDE EN HERDER. Van kerkelijk Kootwijks veileden en beden. Utrecht — G, J. A. Ruys — 19II.

Dit werk is geschreven naar aanleiding van Ds. HOUTZAGERS zil (reren ambttjubileum.

Toen nog maar de eerste Aflevering was verschenen heb ik er, als op een voor de HKRAUT-lezets belangrijke pabiicatie, terstond de aandacht op gevestigd.

Wie toch HOUTZAGERS zegt, denkt van zelf aan KOOTWIJK ea aan KooTWijK lijn, evenals aan ULRUM, voor ons gereformeerden, historische hetinneringen verbonden.

KOOTWIJK de eerste kerk, die in doleantie ging,

Na de laatste Afiï vering van KUDDK en HERDER al sedert enkele maanden versebenen is en het werk in zijn geheel voor mij ligt, acht ik het m'jn plicht het nader te bespreken.

En ik doe dat ook met neiging. Ik voel voor dit boek.

De schrijver heeft zich, voor de uitdrukking van zijn gedachten, bediend van een welverzorgde taal, die op vele bladzijden, ook uit oogpunt van woord-kunst, niet onverdienstelijk is.

Zoo, wat dit laatste betreft, al terstond in het ie hoofdstuk waarin bij ons de omgeving van KOOTWIJK, het heidedorp, teekent.

„'tis er stil, heel stil.

Daar ligt het heuvelige veld, hier en ginder van een luUe heirbaan doorsneden. In 't zcmergetij oveidekt door de bruin groene sptei, van bloeiende erica's doorstikt en met opene plekken: geel-glinsterende vlekken in het klare zonnelicht".

, , Daar boven die wijde, blijde heide, die zoo weidsch haar fulpen mantel over vlakten en heuvelen spreidt, welven blauw-grijze wolken van ooster-tot westeikim, van noord en tot zuid".

De heer DE WIT was mij tot dusver volkomen onbekend. Ik heb onlangs gehoord, dat hij van onderwijzer te KOOTWIJK, tot een anderen etaat des levens is overgegaan, dat hij joarnalist te ROTTERDAM is geworden. JHet wil mij voorkomen, dat hij ook als belletrist toekomst heeft.

Heb ik aan 'n enkel staal reeds doen zien zijn talent voor natuurbeschrijving, indien plaatsruimte het mij veroorloofde zou ik er een staal aan toevoegen van zijn menschbeschrijving. Laat mij daarom alleen maar zeggen, dat, naar mij uit menige bladzijde van zijn boek bleek, bet hem ook aan talent van zien en uitbeelding van de menschen, zoo in bun uitwendige verschijning als innerlijk zielbeweeg, niet ontbreekt.

Toch heeft de artistieke bekoring, die van de descriptieve gedeelten van dit boek op mij uitging, mij niet blind gemaakt voor enkele vlekjes juist in die gedeelten. Zoo deed het mij min welgevallig aan, wanneer ik midden tusschen woorden en woordveibindicgen, waaronder ik voelde kloppen het eigen, warm-jonge ziele-voelen van den schrijver, plotseüpg stuhte op van die uitdrukkingbjes, die mij een sensatie gaven, als doet een kond-aanvoelende, wassig-gele doodemans-hand. Ik heb bier, onder meer, op bet oog deze twee, door mij gsspatieerde uitdrukkingen in dit zinnetje van de zoo mooie eerste bladzijde: „Daar begroet ge in al haar ««a/»/«», f« schoenheid en vorstelijke pracht de gouden zonueglorie bij het dageraad-krieken."

Dan, ik geef van harte toe, dat wie ds natuur en de menschen zoo vermag te beschtijven als de heer DE WIT het kan, menigte van artistlekliteraire zonden zal bedekken. Wanneer ik die van dezen, in goeden zin modernen stilist dan ook ontdek, is bet alleen uit oprechte waardeeting voor zijn niet geringe, zij het dan ook nog worstelende attistiek-literaire deugd.

Doch ik voel voor dit boek niet alleen om het kunstgenot dat het mij, bij de lezing van zijn discriptieve gedeelten, beeft doen smaken, maar ook om de historische akiibie en aanschouwelijke wijze van vooistellen waarmee net van iterkelijk KOOTWIJKS verleden en heden verhaalt.

Na een inleidend hoofdstuk over de plaats self en haar bewoners en een over het onde C0TE-VICK uit den roomschen tijd, waaraan dan is toegevoegd een hoofdstuk over JAN GERRITS VERSTEGE, den reformatoriscbgezinden kapelaan van GARDEREN, die in een der buurtschappen van KOOTWIJK geboren werd, — hoofdstukken waarbij met name NAIRAC'S: NOG EEN OUD HOEKJE DER VELÜWE als bron heeft dienst gedaan, vormt het vierde hoofdstuk: KOOTWIJKS KERK TUSSCHEN DE TWEB REFORMATIES, den overgang tot het eigenlijk onderwerp. In dit vierde hoofdstuk wordt van de geschiedenis der plaatselijke kerk van KOOTWIJK, sedert de Rsfoïmitie der 163 tot aan die der 193 eeuw, een overzicht gegeven. Daaruit blijkt o.m. dat DS, P. N. PIKAAR de laatste predikant is geweest, die „bij de gemeente van KOOTWIJK onder het Synodaal Verband der Ned. Herv. Kerk dienst deed".

Die PIKAAR vertrok den i5en Nov. 1868. „Sedert bracht de kerkeraad wel ettelijke beroepen uif, evenwel zonder gunstig gevolg. Het eene „oedankj»" volgde op het andere".

Een Zondag in de maand kwamen er de predikanten uit den ring HARDERWIJK preeken en, indien noodig. Doop en Avondmaal bedienen. Overigens was dan de geestehjke verzorging van KOOTWIJKS bevolking toevertrouwd aan een odsdienstonderwijzer, die in den zomer van 1885 stierf.

Volgt, onder den titel: STUDENT HOUTZAGERS, een lezenswaardig stukje biographie, waaruit wij .m, vernemen, dat KOOTWIJKS tegenwoordige erder, op 20 September 1878 aan de Rijks niversiteit te UTRECHT student werd, daar op 28 April 1880 voor zijn propaedeutisch examen laagde, den 2osten October 1880 als de eerste tudent der Vrije Univcrsitet, te AMSTERDAM werd ingeschreven en daar op 12 December 1883 tot Candiaat in de Theologie werd bevorderd.

Dan steekt de schrijver van KUDDE EN HERDER met zijn Vle hoofdstuk: DE CANDIDAAT EN ZIJN BEROEP, vaU wal. Wij zijn in 1884.

De „woestijngemeente" van KOOTWIJK, zooals DE WIT haar noemt, is sinds zestien jaren vacant. In October van dat jaar preekt er Ds G. VLUG, toen predikant te NIJKERK, en, begaan met den toestand dsr gemeente, wijst hij, na afloop van den dienst, den kerkeraad op de Vrije Universiteit en haar eersten candidaat, den heer HOUTZAGERS.

„De broeders luisterden met belangstelliagj de raadgeving maakte blijkbaar veel indruk op hen".

In die dagen „was er reeds lang woeling en gisting om te komen tot een hernieuwd kerkelijk leven in Gereformeerden zin", zegt de schrijver op p. 188.

In vek Classes o.a. ook in die van HARDER­ WIJK, waaronder de gemeente van KOOTWIJK ressorteerde, werden door de gereformeerden conferenties gehouden. Op die van 6 November 1884, te NIJKERK, was ook de kerkeraad van KOOTWIJK tegenwoordig en sprak er over het uitbrengen van een beroep op den candidaat HOUTZAGERS. Het plan vond instemming en reeds op Zondag 11 November preekte HOUT­ ZAGERS te KOOTWIJK op beroep. In Dr. v. D. BERGH, die kort te voren predikant te VOORT-HuizBN was geworden, kreeg de kerkeraad te KOOTWIJK al spoedig „een niet genoeg te waatdeeren adviseui" en na langdurig en ernstig overleg met hem, kwam het den 24en Maart 1885 tot een geven aan HOUTZAGERS van „toezegging van beroep".

Er zon echter nog heel wat moeten gebeuren eer de kudde haar herder kreeg.

Het was toch metterdaad zooals er staat in het stuk, waarin de kerkeraad toezegging deed: „een andere weg dan de gewone", langs welken deze Hervormde gemeente een predikant zocht. Immers de heer HOUTZAGERS ; ras geen proponent in de Ned. Herv. Kerk.

En wat er toen gebeurde, toen KOOTWIJK de toezegging van beroep handhaafde en hóe dat voor die kerk uitliep op verbreking van het Syno­ daal kerkverband, iets wat haar op het verlies van de Rijks-en Gemeentelijke toelage voor het predikantstractement en van al haar goederen te staan kwam, zoodat deze kerk „van niets dan daglooners" zoo goed als geen inkomsten meer had, dat beschrijft DE WIT dan verder, in zijn door oificieele stukken wèl gedocumenteerd historisch bericht. „Zoo was, zegt hij dan, in h. Xn op p. 138, „de gemeente van KOOTWIJK de eerste Kerk in Doleantie, die straks door vele andere gevolgd is".

Woensdag 3 Februari 1886, de dag waarop de kerk van KOOTWIJK met de Synode der Ned. Her, - . Kerk, „lUe banden van gemeenschap verbrak en haar de kerkelijke gehoorzaamheid opzei", — is, zegt de geachte schrijver, „voor de Geref. Kerken in ons land, ja, voor de geheele Kerkhistorie, een dag van groote beteekenis".

Voor de meeste HERAUT-le/.ers zullen juist déze hoofdstukken van KUDDE EN HERDER de sterkste bekoring hebben. Zij wekken bij hen, die vóór nu vijf-eu-twintig jaren aan de actie der Doleantie deelnamen, hetinneringen op aan een, door machtige bezieling en opgewekt kerkelijk leven, mooi verleden.

En voorzoover KOOTWIJK betreft, heeft DE WIT dat verleden uit historische documenten en mondelinge overleveringen, op voortreffelijke wijze gereconstrueerd. Met groot geduld, bewonderingswaardige nauwkeurigheid en niet zonder critischen zin, heeft hij blijkbaar alles, zelfs de oude jaargangen van UILENSPIEGEL, van voren aan naarstig onderzocht. En niet minder blijkbaar ook is de syccpatbie, waarmee bij zich in zijn onderwerp heeft in-gevoeld. Daarbij genoeg artiest om zijn materiaal tot een harmonisch geheel te verwerken, is hei hem gelukt dat verleden weer te doen herleven. Met name geldt dat van de met zoo veel verve geteekende gebeurtenissen op Zondag 7 Februari 1886, de bevestiging en intrede van den heer HOUTZAGERS als predikant te KOOTWIJK.

In de HERAUT van 6 Febr, 1887 zei DR. V, D, BERGH, zoo herinnert de schrijver van KUDDE EN HERDER: „DOEL der reformatie zij niet: verbreking van organisatie of band met Synodaal Bestuur; dit is slechts middel om te komen tot kerkregeermg naar Gods Woord".

Dat het onder den dienst van Ds. HOUT' ZAGERS te KOOTWIJK tot dit doel is gekomen, verzuimt de geachte schrijver niet in zijn volgende hoofdstukken, waarin hij het heeft over: DE REFORMATIE BEVESTIGD EN VERBREID, aan te wijzen, om dan in zijn slothoofdstukken, van HOUTZAGERS arbeid op, wat ik zou willen noemen „het gebied der kerk als organisme", o. m. voor „scholen met den Bijbel" en voor „Christelijke Militaire Tehuizen", te handelen. Wie met dezen vijf-en-twintig jarigen, tweeërlei arbeid van KOOTWIJKS trouwen en ijverigen pastor, voortgezet met bewonderenswaardige zelfopofifering; voortgezet ook in dagen waarin van binnen vrees en van buiten strijd was; bemoeielijkt vaak door lichaamslijden, door miskenning, door grievende teleurstelling, maar gekroond door den zegen van rijn God, uit Wien was zijn kracht, — nog niet of ook niet voldoende bekend was, zal, door wat hij er in KUDDE EN HERDER van leest, met warm medegevoel voor dezen man, die dus heeft gearbeid, worden vervuld.

KUDDE EN HERDER is een boek van literaire, o van zedelijke en tevens van kerkhistorische d beteekeni? .

Een bezielend boek.

EQ, laat|mij er nog een deugd van noemen, d een allesbehalve vervelend boek.

Dat vindt mede zijn oorzaak in de omstan­ j digheid, dat de jeugdige schrijver ook bezit de t gave van den humor, een gave, die hij, waar C tiet pas geeft, weet te gebruiken. Zoo, in dat s amusante XXste hoofdstuk over: de „JANNE-w MANNEN", waarin hij de mannen teekent, die „met hun zeer ziekelijk mystiek leven", m. a. w. l iiun mysticisme, den arbeid ook van KOOT­ WIJKS herder, „ernstig belemmerden".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 november 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 november 1911

De Heraut | 4 Pagina's