GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

NIET LOSGELATEN DOOR GOD.

I.

DE CEVEMOLSCHE

„Kom, Rodolphe, wnt ungestapt, nog éen HUI ec wij lijn te Toulon"; deze woorden gericht tot een veeitienjuigen stevigen jongen, werden geuit door een bejaard man, wiens gespierde armen en beenen, beide iialf bloot, en wiens gebruind gelaat van zwaar werken in de open lacht getuigden,

„Ja, Oom, maar zouden wij niet eerst éen half uurtje tegen de berghelling mogen rusten, we hebben van daag al vijf uur geloopen". De oom zit weldra met den neef in de schaduw van een zwaten plataan en beide genieten van koelte, rust, brood en enkele vruchten. In Toulon aangekomen moet de wijngaardenier heel wat vragen en zoeken, voor hij de „Erillante" vindt; dit oorlogsschip, op welks rol Rodolphe als scheepsjongen is ingeschreven, lag op de werf en niet in de haven, gelijk zij verwachtten. De bodem wordt nog verder afgetimmerd en van nitzeilen is vooreerst geen sprake, verzekert hun de gezag» voerder.

Dit valt den oom nog meer tegen dan den neef j Kodolphe, sedert verscheidene jaren ouderloos, had CU bij den eenen, dan bQ den anderen der bloedverwanten zijner ouders gewoond, en naarmate de jongen groeide, werd zijn eetlust grooter, moesten zijn kleéren het ook worden en .... ds familiebetrekkingen konden ter nauwernood in de behoeften hunner gezinnen voorzien, zoodat het vooruitzicht van minstens voor drie maanden zijn neef weder te moeten huisvesten den wijngaardenier niet toelacht. Hij zegt dit ronduit tot den kapitein en verzekert hem dat alle ooms, en neven zich reeds opofferingen hebben getroost om Rodolphes uitrusting, die de goede man op zijn rug torscht, te bekostigen.

Kapitein Romfret denkt enkele oogenblikken na. „Wel, Rodolphe, 't is je schuld niet dat de „Brillante" zoo geducht moet gekalefaterd worden, maar gij zijt in alle geval aangemonsterd onder haar bemanning. Vertel me nu eens hoe lang heb js al lust om te varen? "

„O, kapitein 1 lust om te varen en te vechten op zee, heb ik altijd, altijd gehad!" „Zoo, zoo, hoe kwam je zoo op die gedachte, tusschen de wijnbergen? "

„Mijn ouders woonden hier in Toulon, kapitein, vader heeft altijd op de Middellandsche Zee gevaren en dan, ik wil net als Jean Bart een groot zeeheld worden".

Dit antwoord schijnt kapitein Romtret te bevallen, hij ziet den scheepsjongeninden-dop goedkeurend aan en wendt zich tot den oom met de woorden: „Vriend, vertrouw uw neef mij toe, zoolang de „Brillante" op de werf ligt, zal ik hem bij een vertrouwd persoon huisvesten, waar hij niet leert luieren; gaan we onder zeil, dan is hij hier beter onder schot, dan ginds bij u; blijft ge vannacht hier aan den wal? "

„Dank u, kapitein! — na een uurtje rusten S en wat eten, neem ik den terugtocht aan en o m kan rustig thuis naar bed gaan".

kan rustig thuis naar bed gaan". ' „Ja, j%! een getrouwd man kruipt liefst thuis te kooi, niet waar? "

Met een enkel vermanend woord tot gehoorzaamheid en trouwe plichtsbetrachting neemt de wijngaardenier afscheid; daarop volgt Rodolphe den gezagvoerder door de straten van Toulon naar een net huisje buiten de vesting gelegen en bewoond door de weduwe Chambre, die na jaren met haar man op de Middellandsche zee gevaren te hebben, eerst hem, daarna haar drie zonen verloor en nu leefde van hetgeen zij aan eenvoudige kostgangers verdient in het huisje, dat baar mans grootouders reeds had toebehoord.

Rodolphe is nummer vier der jongelui voor wie de weduwe met moederlijke trouw en toegenegenheid zorgt. Bij zijn aankomst is echter geen hunner aanwezig, twee zijn winkelbedienden, de derde is op een kantoor; alle drie zijn ordelijke, matige en kerksche jonge mannen; zij en hun hospita leven zoo geregeld, dat men in die buurt geen 'klok of horloge behoefde, als men slechts op bet uitgaan en thuiskomen dier jongelingen lette.

Kapitein Romfret bracht madame Chambre op de hoogte der zaken van Rodolphe en verzocht haar den scheepsjongen ijverig aan het werk te zetten; zij beloofde het en tevens dat zij goed voor hem zou zorgen; daar twijfelde hij geen oogenblik aan, zei de scheepsgezagvoerder en met een vriendelijk: „Tot weerziens Valton", verliet de kapitein het keurig nette huisje.

Vier maanden woont Rodolphe bij de weduwe als ware hij haar eigen kind; allerlei werk verricht hij: water halen, den tuin in orde houden, het stukje land bewerken, hout hakken, in de stad boodschappen doen, alles naar aanwijzing der krasse bejaarde vrouw, 'fis gezellig in de kleine, nette huiskamer, 's avonds zit het vijftal daar of bij warm weder voor het huisje; maar de lamp wordt eiken avond opgestoken, want de weduwe leest 's morgens en 's avonds een hoofdstuk uit Gods Woord, en begint en eindigt den dag met gebed. Hoewel Rodolphe Protestant is, nimmer heeft hij een huiselijke godsdienstoefening bijgewoond, hij vindt ze zeer aantrekkelijk en zij oefent grooten invloed op hem uit. De Bijbel ziet hij daar in het leven en de levenswijsheid door de weduwe uit het Boek der boeken geput, komt hem ten goede.

De Zondag komt en men woont de predicatie bij in een onoc^lijk kerkje op drie kwartier afstands van Toulon. „Madame Chambre, waarom kerkt u liever hier dan in de stad", vraagt Rodolphe op den thuisweg.

„Dit bedehuis is mij zoo dierbaar beste jongen, omdat in de dagen der „Kerken in de Woestijn" i) terwijl mijn grootmoeder, toen nog een jong meisje, de godsdienstoefening daar bijwoonde, de dragonders binnenstormden, velen gevangen namen, - enkelen dooden enden predikant door zijn hart staken, zóo dat enkele droppels van zijn bloed vielen op den geopenden Bijbel, waaruit de leeraar juist zijn tekst voorgelezen had".

De weduwe stamde af van echte Camisards, die het bloedvergieten moede, den strijd tegen de bloedhonden van Lodewijk XIV en XV hadden aangebonden en wier niets duchtende dapperheid en onvermoeid standhouden de Cevennes eindelijk van de dragonders hadden bevrijd. Als de weduwe daarover verhaalt is zij een en al vuur en Rodolphe verslindt haar woorden. Alleen begrijpt hij niet waarom de Camisards altijd onder het zingen van Psalm 68 VS. I op den vijand aanvielen.

De oude Bijbel der weduwe kon ook van vele lotswisselingen getuigen en van menig gevaar dat hij met zijn eigenaars heeft getrotseerd; al heeft de weduwe de Heilige Schrift in het Fransch der XIX eeuw, zij leest liever dat der XVII, daarbij is zij opgevoed, daaruit heeft zij haar teksten geleerd.

Eindelijk is de tijd gekomen dat de „Brillante" zee zal kiezen en met weemoed deelt Rodolphe dit zijn moederlijke vriendin mede; nergens had hij zooveel liefde ondervonden, niemand had zoo met hem omgegaan als madame Chambre. Zij ook heeft den vurigen, ijverigen, ontvankelijken knaap liefgekregen, en als de laatste avond daalt, dien hij in haar woning zal doorbrengen, neemt zij hem mede in haar eigen slaap vertrekje.

„Rodolphe gij gaat nu alleen het leven in, laat mij je een goeden raad geven, dien ik met twee zinnebeelden wil vergezellen. Mijn raad is: Laat niemand je berooven van je godsdienst of van je geld. Pretmakers zullen je over willen halen om je geld onnut uit te geven en als ge niet naar hen luistert, schelden ze je voor gierigaard uit; laat ze praten. Zegt Salomo niet: „Een zuiper en vraat zal arm worden". Spotters zullen het op je godsdienst toeleggen; durf dapper te wezen als Daniël, buig 's morgens en 's avonds ook aan boord je knieën en lees dan in dit Bijbeltje dat ik je tot een gedachtenis geef; maken ze je uit voor een fijne, een kwezel, een farizeêr, laat ze praten; alleen fijnen gaan ten hemel in. Dit Bijbeltje en dit gouden 5 francs stukje (f «, 50) mogen je steeds mijn goeden, weigemeenden raad herinneren en nu beste jongen zullen wij nog eenmaal samen des Heeren aangezicht zoeken".

Den volgenden morgen klautert Rodolphe in de mast om nog eens Frankrijks kust te zien en niet ver van haar de heuvelrei, aan welker binnenzijde het huisje stond der goede Cevenolsche die hem als een moeder verzorgd, bemind, gewaarschuwd heeft.

i) Naam aan de geheime, samenkomsten der Protestanten in Zuid-Frankrijk gegeven na de herroeping van het Edict van Nantes. (1683.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 augustus 1912

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 augustus 1912

De Heraut | 2 Pagina's