GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Dat Christus een gestalte in u krijge”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dat Christus een gestalte in u krijge”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijne kinderkens, die ik wederom arbeide te baren, totdat Christus eene gestalte in u krijge. Gal. 4 : 19.

Gewaagd is de beeldspraak, die de apostel hier aangriji)t, ongetwijfeld, maar voor wie er in komt, is ze zoo roerend schoon. De beeldspraak is ontleend aan een nog ongeboren kindeke, dat, in den schoot van zijn moeder ontvangen, eerst nog alle menschelijke gedaante mist, maar allengs wast, groeit en toeneemt, en alsnu tegen de ure dat het geboren zal worden, allengs zoo meer, een vaste menschelijke gestalte heeft aangenomen.

Reeds Calvijn wees met nadruk op het aangrijpend en roerend schoone, dat er in lag, om deze beeldspraak nu toe te passen op de gestalte die de Christus allengs in 't hart van Gods kinderen verkrijgt en aanneemt.

Christus, zoo wil het de apostel, wordt, als we wedergeboren worden, in ons ontvangen. Onze ziel is, zoo wil 't hier 't beeld, van meet af, na onze wedergeboorte, van Christus zwanger. Doch eerst merkt men hier niets van. Er is een bekwame tijd noodig, om den Christus die in onze ziel ontvangen is, nu ook in onze ziel te laten wassen, vasten vorm te laten aannemen, en zoo 't oogenblik voor te bereiden, waarop de Christus in ons een vaste, ontplooide gestalte zal hebben aangenomen.

Vandaar dat de apostel de geloovigen onder de Galaten hier aanspreekt als «Kinderkens«, en nu zegt, dat hij in arbeid is om hen wederom te baren, «totdat Christus die in hen ontvangenis, nu ook een gestalte in hen verkregen hebbe. Ook in den brief aan de kerk te Philippi speelde gelijk beeld den apostel voor den geest, toen hij sprak van «innerlijke bewegingen van Jezus Christus* in zijn ziel, hiermede doelende op de innerlijke bewegingen van een kindeke in den moederschoot. En niet anders was het in den brief aan de Kerk te Efeze, toen Paulus schreef: »Opdat Christus door het geloof in uwe harten wone«.

Wel, dit behoeft geen nadere aanwijzing, betuigt de Heilige Schrift gedurig, dat ook wij, omgekeerd, in Christus 'rnoeten zijn, waarbij dan de Christus als Hoofd van het lichaam der verloste Gemeente wordt gedacht, en elk kind van God als een lid van dat lichaam-zijn eigen plaats in het Hchaam van Christus, en dus in Christus, erlangt; maar hier laat de apostel dit geheel ter zijde, en handelt er niet van, dat wij in Christus zijn, maar, omgekeerd, verlustigt hij zich in de tegenovergestelde gedachte, dat Christus in ons, in onze ziel, ingaat, en eenmaal in onze ziel ontvangen, er allengs zoo meereen vaste, uitgewerkte gestalte in bekomt.

Nu maakt deze eenigszins sterke beeldspraak, bij eersten oogopslag, den indruk van 't gewaagde, maar alleen omdat ge niet aanstonds het verband met de incarnatie opmerkt.

De incarnatie van den Christus is de Vleeschwording van het Eeuwige Woord, en bestaat hierin, dat »Hij, die in de ^«iftóif«w« Gods was, zichzelven vernietigd heeft, de gestalte van een dienstknecht aangenomen hebbendes.

Hier was het derhalve een indalen van den Zone Gods in onze menschelijke natuur., in ons menschelijk geslacht^ in ons menschelijk leven. En wel een ingaan in onze natuur, dat gepaard ging met een zoo diepe zelfvernedering dat 't met zelfvernietiging gelijk stond. »In gedaante gevonden als een - mensch, heeft hij zichzelven vernietigd*. Doch na nu alzoo in Maria's schoot tot onze menschelijke natuur te zijn ingegaan, heeft de Christus allengs zoo meer in die menschelijke natuur zijn majesteit geopenbaard; heeft hij in die natuur almeer de gestalte der heerlijkheid aangenomen; en is hij, naopTabor verheerlijkt te zijn, opgevaren ten hemel, waar hij nu gezeten is aan de rechterhand Gods, om als Hoofd van het Lichaam der herboren menschheid, geheel die nieuwe menschheid met zijn Geest te doordringen.

En datzelfde nu, wat in Bethlehem ten aanzien van heel ons geslacht plaats greep, datzelfde geschiedt nu ten aanzien van den enkelen persoon in de wedergeboorte.

In Bethlehem de Christus ingaande in ons geslacht bij het persoonlijk Bethlehem van uw wedergeboorte gaat de Christus in tiw eigen ziel, in, om daar woning bij u te maken. | n G o l 5Ï Maar nu is ook het verloop eender.

In Bethlehem het kindeke in doeken gewonden en liggende in de kribbe, op 't diepst vernederd, onze schuld en onze zonde op zich nemend, en eerst door het Kruis zich den weg ontsluitend, om tot zijn heerlijkheid in te gaan. En zoo nu ook, als de Christus in uw ziel ingaat, om in u te wonen, dan is de ziel daar eerst nog niet op bereid, dan kan 't eerst nog niet verder komen dan tot een eerste kiem die ontluikt; maar daarbij blijft het niet. Heeft de Christus eenmaal die kiem van zichzelf in uw ziel doen ontluiken, dan gaat dat voort en verder. Dan is 't eerst wel een zeer diepe vernedering van den Christus om alzoo in uw kranke ziel in te gaan; maar dan volgt daarop door den Geest de verdere ontwikkeling, dan neemt de Christus allengs breeder plaats in uw ziel in, en het einde is, dat Christus allengs vaste gestalte in u erlangt, en u zoo zichtbaar vervult, dat ook wie buiten staat, de trekken van den Christus in u herkent.

Voel nu aan uw eigen innerlijk zielsleven, hoe overrijk deze diepe gedachte is.

Ge belijdt dan niet maar den Christus, ge z^^ niet maar, dat ge in hem gelooft, ge denkt niet meer aan den Christus als eindeloos hoog in den hemel van ons gescheiden, maar ge draagt ook zelf den Christus in u. Niet slechts bij manier van spreken, maar werkelijk. Het is de Vleesch wording van het eeuwige Woord, die zich in uw persoonlijk zielsleven herhaalt.

Er is niet maar de gemeenschap met Jezus in uw denken aan hem, in uw bidden tot hem, in uw verwachten dat' hij komen zal. Neen, uw gemeenschap met Jezus is de gemeenschap van Jezus met u, is een indaHng die plaats grijpt in uw eigen hart, diep in uw eigen zielswezen, tot in de verborgen diepte van uw eigen ik.

Het is maar niet dat Jezus u, nu en dan, in uw ziel bezoekt, en dan weer van u wijkt. Neen, hij is in u ingedaald, en is nog steeds doende om zelf in u al voller, rijker gestalte te verkrijgen. Er moet steeds meer van Jezus in u wonen, steeds meer van Jezus in u uitkomen, niet enkel als ge bidt of nederknielt, maar in en bij al wat ge doet, bij vreugd en smart, in uw eenzaamheid en in uw saamleven, altoos meer uw Jezus een eigen, vaste, volle gestalte in u ontplooiend. En dat niet buiten u om, maar zoo dat ge er van weet, dat ge het merkt, dat ge er de heilige aandoening van ondergaat, en dat ge er uw zaligste vreugde in geniet. En nu is dit het aangrijpende hiervan, dat, gelijk de Zone Gods onze natuur aannam, om op Golgotha te sterven voor onze schuld en onze zonden, diezelfde Christus ook in uw persoonlijk zielsleven ingaat, gelijk dat zielsleven met alle krankheid en zwakheid behept is, en nu, geUjk hij voor u stierf aan 't Kruis, zoo ook in uw zondig hart den last van al uw ongerechtigheden op zich neemt, om ze als over te nemen, en zoo, door zijn erlangen van een vaste gestalte in u, u als kind van God tot zijn broeder in den Geest te vervormen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's

„Dat Christus een gestalte in u krijge”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's