GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. A. A. v.^iN SCHELVEN. DE BEWERKING VAN EENE PIËTISTISCH-GEÏINÏE GEMEENTE. OoSterbuan & Ie Coiïïtre, "Goes, 1914.'• '

Op 15 September van het vorige Jaar lieefi Dr. V. SCHELVEN van MAARSSEN, voor de 'VERÉENIGING VAN PREDIKANTEN VAN DE GERE­ FORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND, een referaat gehouden dat hij, saanmerkelijk uitgebreid, nochtans wezenlijk eeiider«-, in .dit boekje van 71 bladzijden ter lezing biedt.

Aan de samenstelling is blijkbaar veèl studie voorgegaan. De schrijver, die na in 1908, onder zijn leermeester in'de Ecclesiogische •vakken, PROK. H. H. KL'VPER, op een kerkhistorische dissertatie te zijn gepromoveerd, zich ook daarna aan de beoefening van de kerkgeschiedenis wijdt, toont zich hier, in de wijze waarop hij zijn onderwerp met gegevens uit de historie heeft geëncadreerd, een leerling waaraan zijn meester genoegen beleeft. Maar niet alleen aan de omlijsting, aan het op p. 6—p. 13 gegeven overzicht van het PIËTISME in zijn eerste en tweede periode, door den auteur niet onaardig als. de gouden en_ de zilveren aangeduid, doch ook aan het onderwerp zelf moet heel wat vóórstudie zijn besteed. Uit de zoo rijke literatuur over de geschiedenis van het PIËTISME en de MYSTIEK ten onzent en van de vele monographieën over onze PIËTISTEN en MYSTIEKEN noemt de geachte schrijver, in zijn kort voorwoord, tal van werken en daaronder uit den jongsten tijd, en in zijn verhandeling toont hij ze niet zonder vrucht te hebben bestudeerd. En, waar voor zijn onderwerp noodig was niet alleen het verleden, maar tevens het heden te kennen, toont DR. V. SCHELVEN in dit referaat, dat hij, door eigen waarneming van en nadenken over het heden, waarbij hij zich sten aanzien van een paar punten«, tevens »van de voorlichting van anderen* bediende, met ijver, getracht heeft dat heden te kennen.

Akademisch gestileerd met hier en daar, als fleurige, kleurige bloemetjes in rnooi gladgeschoren grasperk, 'n los trekje óf 'n geestig zetje er tusschen, laat deze verhandeling zich aangenaam "lejen.

De titel komt mij niet geheel onbedenkelijk voor, en ik heb daarbij niemand minder dan den schrijver zelf aan mijn zijde, die óp blz. 7 zegt, »dat hij er met den besten wil niet in slaagde, een beteren en toch tegelijk begrijpelijker voor den min juisten term in de plaats te stellen.! Feitelijk heeft hij het in zijn referaat over iets anders dan wat hij in zijn titel noemt seene pi'ctistisch-gttïntt Gemeente.« Het plan toch van »bewerking* of bearbeiding eener Gemeente, zooals hij op het oog heeft en welke •bewerking dan, zooals hij het uitdrukt, het karakter van therapeiise of ziektebehandeling draagt, geldt een Gemeente wier geestelijk leven het beeld vertoont van »wat we«, zooals hij op p. 12 schrijft, »pregen aan te duiden met den naam van bevindelijk of gestaltelijk Christendoms.. Iets wat hij op die zelfde bladzijde ook omschrijft als ^ «nawerking uit de tweede, de »zilveren« periode van het PIËTISME ; als «naleving der gedachtenwfereld - - tot in alleriei kenmerkende uitdrukking toe — van WILLEM SCHORTINGHUIS' HET INNIGE CHRISTENDOJM en van dergelijke Htteratuur, « en welke hij dan kenschetst als die sder onschriftuurlijke en valsche mystiek».

_Nu is dat sgetint» literair wel mooi, maar mij dunkt, dat, met zoo iets als : »De bewerking eener van mysticisme doortrokken, of als dit misschiea wat al te sterk is, eener door valsche mystiek besmette Gemeente*, — de auteur zijn papieren kind een wel minder mooien, doch teekenender naam zou hebben gegeven. Daarbij komt, dat DR V. SCHELVEN het in zijn referaat niet alleen over de therapie, maar ook over de diagnose van het ziektegeval heeft, iets wat in ïBewerking» niet voldoende uitkomt. Wijl nu de »therapeuse« eerst op p. 45 of eigenlijk 46 ter sprake komt, heeft het den schijn, of de schrijver eerst dddr met zijn onderwerp van wal steekt. Eindelijk zou ik in alle bescheidenheid willen t vragen, of het, ten opzichte van de gangbare nomenclatuur, met dat »Gemeente* wel in den haak is en of het niet »plaatselijke kerk* had moeten wezen.

Dan, bij den veelszins iofwaardigen inhoud zal men gaarne den min gelukkigen titel op den koop toenemen.

Het referaat zelf heeft na een inleiding, 'die ik hierboven als »encradement« reeds besprak, twee deelen.

Het EERSTE handelt van wat heet op p. 13 de sgrondopvattingen*, op p. 20 de > grondeigenaardigheden*, op p. 41 de «grondoorzaken* en op p. 42 de »gronddenkbeelden* van een »pietistisch-getinte Gemeente.* Als zoodanig noemt Dr. v. Schelven een viertal:

lo. EEN AL TE INDIVIDUALISTISCHE OPVATTING VAN HET GEESTELIJK LEVEN, en als gevolgen daarvan: een zekere onverschilligheid voor de KERK en een zich terugtrekken in de CON VENTIKELS; VALSCHE LIJDELIJKHEID; het zoeken, ten koste van de H. Schrift, van OPENBARING in allerlei gezichten, droomen en stemmen; en eindelijk geringe belangstelling in het ZENDINGS­ WERK.

2o. EEN GELOOFSLEVEN ZONDER DEN CHRISTUS of, zooals de schrijver het duidelijker uitdrukt: een verwaarloozen van het werk van Christus in de VERWERVING, voor het werk der H. Geestes in de TOEPASSING der zaligheid en als gevolgen daarvan: een verloren gaan der rechte waardeering van het WOORD (Bijbel, sbij-bel*, »de waarheid achter de waarheid*); het niet tot zijn recht laten komen van de RECHTVAARDIGMAKING; en gemis van het ACTIEVE element in het geloofsbestaan.

3o. Het uitgaan van een ONZUIVERE KERKIDEE en als gevolgen daarvan: minachting van den ambtelijken dienst des Woords en van de Sacramenten.

4o. Het huldigen van wat v. S. noemt: een TE NAÏEVE ZIELKUNDE.

Niet daaronder, gelijk men verwachten zou, maar onder de rubriek : «eigenaardigheden, die het piëtistisch geloofsleven kenmerken, zonder uit een, der vier genoemde gronddenkbeelden voort te vloeien* — noemt de referent dan: DE OVERSCHATTING VAN HET GEVOELSLEVEN, en geeft in deze rubriek ook een plaats aan de, IN STERKE MATE JOODSCHE SABBATSOPVATTING IN EEN PIETISTISCHEN KRING.

Het TWEEDE deel van het referaat handelt over: de bewerking van eene piëtistisch-getinte Gemeente.

In verband met de in het eerste deel beschreven «grondoorzaken* doet Dr. v. SCHELVEN hier dan dit plan van bewerking aan de hand:

1. Tegenover de al te individualistische opvatting van het geestelijk leven en haar gevolgen, — moet men pogen te overtuigen, »dat de genadegaven Gods aan den enkelen geloovige niet bestaan in giften, die rechtstreeks tot ieder persoonlijk uit den hemel neerdalen, maar slechts m de persoonlijke toeëigening van wat Hij in 't algemeen gaf en geeft aan het mystieke lichaam van Christus".

2. Tegenover het geloofsleven zonder Christus en de daarmee verbonden gevolgen is, «wijl het gebrek der piëtisten toch niet is, dat men Christus niet erkent als den eenigen Zaligmaker*, Christusprediking zonder meer, niet voldoende, maar «moet ook gewezen op het verband tusschen het werk van den Christus en het werk van den Heiligen Geest*.

3. Tegenover het uitgaan van een onzuivere Kerkidee, — moet, mèt bestrijding van het onschriftuurlijke denkbeeld der Volkskerk., gewezen op den rijken zegen dien God aan Zijn geloovigen geeft in een Kerk, welke de drie merkteekenen vertoont, waaraan, naar Art. 29 der Ned. Geloofsbelijdenis, de ware Kerk is te onderkennen. »Een rijke zegen, omdat Hij er hun in geeft de stichting van Christus, waarin Zijn Heilige Geest woont. Éffc^mdat het de kring is, waarin de genademiddels werken, die nooit wederkeeren".

En eindelijk 4. tegenover het huldigen van een te na'ieve zielkunde, — stelt Dr. v. SCHELVEN, het beoefenen en in practijk brengen van een meer wetenschappelijke Psychologie en daarbij het trachten om „het geweten te bereiken". Iets wat, naar hij meerit, ook dienstig kan zijn als middel tegen „overschatting, van het gevoelsleven" en tegen „het Sabbatisme".

Gaarne zou ik van deze zeer lezenswaardig verhandeling iets meer geven dan dit schema, doch niet alleen de plaatsruimte verbiedt dat, maar mijn aankondiging mag ook niet de lezing van het stuk zelf overbodig maken.

Toch wil ik deze aankondiging niet eindigen zonder een woord van dank aan den schrijver, ook omdat hij op de meest teedere wijze zijn onderwerp behandeld heeft. Het doet zoo weldadig aan, wanneer hij telkens de e.xcessen van de richting, die hij bestrijdt, verklaart uit de excessen van die waar zij zich tegen stelde.

Zeker, ook over «de bewerking van een intellectualistisch-getinte Gemeente*, ware een referaat te leveren.

Het geldt toch tusschen objectief en subjectief, voorwerpelijk en onderwerpelij k; tusschen het sociale en het individueele; tusschen het beschouwen en het bevinden, — de rechte synthese te vinden.

Ds. V. D. LAND zei mij eens «het gereformeerde is als op de punt van een naald, bij alle «te* glijdt het er af*.

Een Gemeente, als v. S. hier teekent, lijdt ongetwijfeld aan eenzijdigheid; de eenheid van het menschelijk geestesleven, en zijn niet te scheiden onderscheidenheid van denk-, gemoedsen wilsleven is er, door overvoeding van het tweede, verbroken. Voor de beteekenis der verbondsgedachte heeft men in zulk een kring geen oog; op het voorrecht van het in een ware kerk zijn, geen kijk; voor het communale in zijn individualisme geen zin. Maar met dit al, en het is een niet geringe verdienste van DR. V. SCHELVEN, dat waar hij hier als zielearts optreedt, door hem de patiënt niet maar als «verloren geval* wordt beschouwd, — in zulk een Gemeente als hij hier teekent, komt men op voor een waarheid, die ook hij onomwonden erkent.

Op het einde van zijn referaat toch schrijft hij, dat dit «PIËTISME* bij al zijn schaduwzijden opkwam «voor de waarheid, dat er voor een mensch niets noodiger is dan persoonlijk gemeenschap te hebben met den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus dien - Hij gezonden heeft*.

Zeker, het zelfonderzoek: »is er wel geloof*, kan ook in een verkeerden weg vvorden geoefend. Maar toch mag, ook bij de «voorwerpelijkheid* zooals PROF. H. H. KUYPER in zijn uitnemend HAMABDIEL heeft aangewezen, zelfbeproeving en zelfonderzoek niet ontbreken.

Dan, ook daar is DR. V. SCHELVEN het goed mee eens.

Ten slotte wil ik nog opmerken, dat in di «Piëtisme*, met al zijn schaduwzijden, in deze «in kelderlucht beschimmelde plant*, —ik denk hier aan een bekend woord van DR. A. KUYPER, — zooals niet uitsluitend, dan toch voor een goed deel ten onzent, in dagen toen men over haar de doodsklok reeds luidde, de thans weer oplevende Gereformeerde Religie, bewaard is gebleven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's