GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE TREEMDE.

VIII.

DE DERDE.

Zooals ik zei, verUepen er ettelijke weken, alvorens men genoegzame zekerheid, had, dat de drie reizigers uit ~ Friesland ' nooit weder zouden keeren.

Toen het eindelijk vast stond, was de eerste vraag wat er nu worden zou van den kleinen eenig overgeblevene, die gelijk de heer Stevens, ook Willem heette. Zijn ouders hadden zeer afgezonderd geleefd, en nu kostte het niet geringe moeite de familieleden op te sporen met wie men kon overleggen, hoe nu verder te doen.

Na veel moeite werd ontdekt, dat de kleine Willem nog slechts een oom en een tante rijk was, die hem echter geen 'van beide ooit hadden gezien. De oom had een zeer groot gezin en kon er onmogelijk nog een kleine bij nemen, al ontbraken hem de middelen niet. Wat de tante betreft, die was bejaard, en kon wel allerminst zulk een kleinen kostganger gebruiken.

Met die berichten kwam de heer Stevens op een avond thuis, waar hij zijn vrouw vond die met den jongsten huisgenoot speelde, welke den binnenkomende vriendelijk toelachte. Toen de huisvrouw alles had gehoord sprak zij;

> Dat ziet er kwaad uit voor onzen kleii^en gast. Ongelukkig kind ! Vader, moeder en broer heeft hij te gelijk verloren en weet het zelf niet. Nu wil niemand zich over hem ontfermen. Weet ge ook wat er nu gebeuren moet? "

»Ja zeker, het kindje komt in een weeshuis of armenhuis te recht, en wordt waarschijnlijk voorloopig uitbesteed aan een of andere vrouw, die er voor zorgt tot het kind in het gesticht komt. Daar zal niet veel anders opzitten."

Vrouwe Walburg wierp een blik op den kleinen Wilhelm, die kraaiende van genoegen in zijn stoeltje zat en alle moeite deed om het zakunrwerk van den grooten Willem bij den ketting omhoog te trekken. Papa, zooals de kleine hem noemde, had er schik in en toen zijn vrouw na zijn laatste woorden hem vol beteekenis aanzag, begreep hij wat zij bedoelde. Dezelfde gedachten kwamen tegelijk bij man en vrouw op.

ïMij dunkt«, sprak Stevens na een oogenblik, »er is een betere weg. Het weeshuis en dergeüjke gestichten zijn heel goed, maar toch hoop ik dat er nooit kinderen van mij komen bullen, ook al hadden zij geen ouders meer. Nu heeft de Heere ons eigen lief kind weggenomen en

wij voelen nog de diepe smart. Dit vreemde kindje is onverwacht ons huis binnengedragen, en vertoeft er nu reeds lang. Ik zou zeggen, wij moesten het bij ons houden voor goed. De familie zal zeker geen bezwaar maken. Ze blijven er liever buiten*.

„De Heere geve dat het gelukke», sprak de vrouw, , we hadden dan een vergoeding voor wat wij-verloren hebben.

De heer Stevens liet over de zaak geen gras groeien. De familie deed juist zooals hij verwacht had. Toen namen Stevens en zijn vrouw den kleinen jongen aan als hun eigen kind. Opdat niemand hem later zijn rechten zou kunnen betwisten, werd alles bij een notaris beschreven. Wat de ouders van den kleine hadden nagelaten — dat was maar weinig — viel nu hun opvolgers ten deel. Deze echter besloten bijna al het goed te verkoopen, en de opbrengst voor Willem te bewaren tot hij groot zou zijn.

De jonge Stevens gaf trouwens zijn ouders of pleegouders weinig anders dan vreugde. Zoo loonde hij onbewust de diensten hem bewezen, toen hij zoo plotseling en onbewust ineens van al zijn naaste bloedverwanten werd beroofd. Dat zou hij eerst later begrijpen, en ook nog iets anders wellicht.

De ware ouders van Willem waren namelijk menschen geweest, die wel braaf en onberispelijk voor de wereld leefden, maar die toch God niet van harte vreesden. Het is te betwijfelen, of ze hun kinderen zouden hebben opgevoed in de leer en vermaning des Heeren, zooals*de Schrift zegt.

En Willems tweede moeder had volkomen gelijk, toen zij eens tot haar man zei:

„Wie weet waar het goed voor is, dat wij het vreemde kindje tot ons hebben genomen. Misschien hoort hij nu wat hij anders thuis niet hooren zou.

De tweede kleine Willem werd weldra de lieveling der familie, gelijk de eerste dit ge weest was. In het eerst hadden sommigen het minder goed gevonden, dat alzoo aan hun geslacht een nieuw lid werd toegevoegd. Doch dit veranderde. De baron hield weldra evenveel van Willem-als in der tijd van zijn voorganger, en kwam hem dikwijls opzoeken.

Eenige jaren gingen voorbij. De aangenomen zoon groeide voorspoedig op, tot vreugd van zijn ouders. Zijn tijd kwam om ter school te gaan en moeder Walburg vreesde reeds, dat zij het nu overdag recht stil zou krijgen, toen er iets gebeurde, dat die vrees onverwacht wegnam. Er werd namelijk den ouders een dochtertje geboren. Wederom was er blijdschap in huis. De kleine Willem begon eerstdaags zijn leerjaren en bleek een schrander kind te zijn. Toen het zusje twee jaar oud was kwam weer een broertje het gezin vermeerderen. Het eens zoo stille huis werd nu van leven in dubbelen zin vervuld. De vader, wiens werk op het kantoor steeds toenam, gevoelde zich blij als hij des avonds in den huiselijken kring kon uitrusten. Hij had zijn buitenplaats aan den Amstelveenschen weg hef gekregen, en hij bleeferwonen, al was de afstand naar de stad ook groot.

Er was trouwens thans wel reden om te blijven waar men was. Waren er in de eerste jaren geen kinderstemmen in het huis gehoord, we zagen reeds hoe dat was veranderd. In den loop des tij ds kwamen nog twee kinderen, een zoon en een dochter; de levendigheid van het gezin verhoogen. Men kon thans zeggen: We zijn met ons zevenen. Nu had de heer Stevens voor al de zeven monden ruimschoots brood, maar het ontbrak ten slotte aan ruimte, zoodat hij de tweede helft van het groote heerenhuis er bij huurde.

Een reeks van gelukkige en gezegende jaren bracht het gezin er door. Men kon gerust zeggen dat hier van toepassing waren de schoone woorden uit Ps. 133.

Ai zie, hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen Van 't zelfde huis als broeders samenwonen. Daar 't liefdevuur niet wordt verdoofd; 't Is als de zalf op 's Hoogepriesters hoofd. De zalf waarmee hij is aan God gewijd. Die door haar reuk het hart verblijdt.

En als nu de lezer zegt, dat het toch eigenlijk niet allen zonen van hetzelfde huis waren, dan heeft hij in zekeren zin gelijk, en vergist zich toch.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's