GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De verhouding tusschen het recht, den staat en de overheid - pagina 34

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verhouding tusschen het recht, den staat en de overheid - pagina 34

Rede bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleeraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

36 leden en dezen een subjectief recht bezaten tegenover genen. Zoo moest ook de Germaansche beschouwing van den Staat, toen eenmaal uit de verbinding van geslachten tot stammen en van stammen onderling zich een staat gevormd had, geheel afwijken van de Romeinsche, en moest voor haar de Staat, in plaats van een machine, een organisatie zijn met levende leden, een boom, die evenmin alleen stam als alleen takken of bladeren is, of een lichaam, gelijk ons, met betrekking tot de Kerk, Gods Woord daarvan een beeld geeft. In den Germaanschen staat treedt juist dit scheppingswerk Gods heerlijk in het licht, waarvan Paulus zegt i ) : >Want ook het lichaam is niet een lid, maar vele leden. Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zoo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam ? E n indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zoo ben ik het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam ? Ware het geheele lichaam het oog, waar zou het gehoor zijn? Ware het geheele lichaam gehoor, waar zou de reuk zijn? Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. Waren zij alle maar een lid, waar zou het lichaam zijn? Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar een lichaam.- En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van noode: of wederom het hoofd tot de voeten : Ik heb u niet van noode." Terwijl dus in den Romeinschrechtelijken staat elke pu­ bliekrechtelijke eenheid als vervullende een staatsdoel en als zijnde een staatsdeel, niet bestaan kon zonder de scheppende daad van den staat, v o n d de Germaansche staat bij zijn ontstaan een aantal kringen uit zichzelven bestaande, waarvan men eer zeggen kon dat zij aan den staat het leven geschonken hadden, dan dat die kringen, ieder met zijn eigen belangen en zijn eigen rechten, uit hem waren voortgekomen. i) I Cor. 1 2 :

14—21.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 3 november 1890

Inaugurele redes | 46 Pagina's

De verhouding tusschen het recht, den staat en de overheid - pagina 34

Bekijk de hele uitgave van maandag 3 november 1890

Inaugurele redes | 46 Pagina's