Logos en ratio : beider verhouding in de geschiedenis der Westersche kentheorie - pagina 36
Rede gehouden bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt in de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
35 door hen die, evenals het Christendom, de kenbaarheid Gods leerden, maar de "woordopenbaring in het Paradijs" verwierpen: zich niet te vreden stellen met de kennis van het werkstuk, die andere wetenschappen ons verschaffen, streeft men nu immers naar kennis van den Schepper uit het werkstuk zonder de hulp der woordopenbaring. De daarbij ervaren teleurstelling had de mystiek reeds beleden wanneer ze sprak van "via negationis". De Renaissance echter beloofde zich, hoewel denzelfden weg gaande, beter resultaat. Op welken grond? Op dezen: ze seculariseert wel niet als de oudheid het Godsbegrip, doch vergoddelijkt het individu door dit van werkstuk te verheffen tot een Zelfopenbaring Gods. " Creatura igitur est ipsius creatoris sese definientis seu lucis, quae deus est, se ipsam manifestantis ostensio" zeide reeds Ni col a as Cu s a n u s G9). ZOO verschuift de moeilijkheid uit de theologie naar de metaphysica. De kosmische eenheid valt immers niet volledig te kennen onder een aantal gezichtvelden, want ook al stelt men dat dit aantal voor eindelooze toename vatbaar is, dan is daarmede aan de goddelijke oneindigheid van dit vergoddelijkt individu nog niet voldoende recht wedervaren. Dit individu kan slechts gekend worden uit z'n werk, dat z'n oneindigheid indirect zal openbaren. Hierin verschilt de naar daden dorstende Renaissance van de mystiek: niet in de altijd nog maar ten halve Gode verwante ziel, maar in het werk van den bovendien volledigen mensch komt diens gepretendeerde goddelijke oneindigheid uit. En nu zal ook duidelijk zijn waartoe dit alles in de kentheorie wel moest leiden. Ook op haar gebied moest gezocht naar een schepping door den mensch. Ze wordt gevonden in de wetenschap, in kiem reeds in het oordeel. Want logica is voor den bewegelijken Renaissancemensch weer dialectiek, ars disserendi, en waarheid wordt gezocht in de scheppende verbinding van momenten die zelf nog geen waarheidskarakter bezitten, maar toch reeds den geest immanent zijn. Deze overdrijving van de beteekenis der wetenschap is de kentheorie niet eigen, ze is haar opgedrongen door 'n geheel onkentheoretisch motief, dat der zelfvergoding van den menseh. Hij heet niet meer de primus inter pares, maar Godgelijk is hij de hoogste vorm en de eerste daad: zoo schept hij wel niet het materiaal, doch wel de waarheid dat als inhoud aan dit materiaal beantwoordt: mens per se est dei imago et omnia post mentem, non nisi per men tem 70). Vandaar dat kosmos niet meer is het werkstuk Gods, waarvan de woord-openbaring ons spreekt en welks doorsneden ons wel waarheidslooze maar toch goddelijke ordening rustend op den logos vertoonen. Neen, de waarheid ligt in den menschelijken geest en de orde die hij schept is de eenige: wat buiten die orde ligt is het akosmische zijnde, het Platonische f.l-~-Öll, dat er eigenlijk niet behoort te zijn. En kosmisch mag alleen heeten wat God door den mensch ordent. Als bij de Neoplatonici wordt ook de grens tusschen subject en object
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 oktober 1926
Inaugurele redes | 79 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 oktober 1926
Inaugurele redes | 79 Pagina's