GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het calvinisme en de kunst - pagina 59

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het calvinisme en de kunst - pagina 59

Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

57 ") Mot geen term wordt meer gespeeld dan met die van het Pantheïsme, en soms is het vermakelijk aan te zien, hoe schrijvers, die met volle stoom de pantheïstische wateren doorklieven, op het dek van hun scheepken tegen het Pantheïsme staan te redekavelen. Aan het Pantheïsme ontkomt ge niet door aan uw God nog zeker bewustzijn toe te kennen, noch ook door te speken van zijn wil. Immers bewustzijn en wil zijn termen, waaraan de pantheïst begrippen onderschuift, die ze voor hem volkomen aanneemlijk maken. Neen, ge moet, om het Pantheïsme uit te bannen, een Zijn in God erkennen, dat van het b e s t a a n van den kosmos onderscheiden en onafhankelijk is. Zoo alleen komt ge tot een uiteenhouden van God en de Schepping; ligt er een grens tusschen beide getrokken, niet in de voorstelling alleen, maar in de realiteit; en hebt ge een uitgangspunt om het onderscheid en de grens tusschen geest en stof, ziel en lichaam, denken en willen, soort en soort tot heur recht te laten komen. Mist ge daarentegen den moed om deze grenzen diep in te snijden; mengt ge denken en willen, natuur en geest, tot ziel en lichaam zelfs in het g e i s t l e i b l i c h e , ineen; en laat ge soort uit soort voortkomen, — dan zijt ge pantheïst en kweekt ge pantheïsme, hoe aandoenlijk vroom ge in uw lofverheffing en predikatie ook zijn moogt. ') Plotinus (205—270) was, al rekende hy met het Christendom, geen belader van den Christus. Toch was op aesthetisch gebied zijn invloed ongemeen groot, en kan veilig gezegd, dat hij de kunstontwikkeling' van de Christelijke wereld beheerscht heeft. Had Plato de idéé en haar verschijning uiteengerukt en zich daardoor den weg versperd, om den overgang van zijne ideeën tot de werkelijkheid te vinden, Plotinus vond dit middel in de oostersche gedachte van de e m a n a t i e . Er was vloeiing, er was welling, en het eene kristal smolt om het andere te doen schieten. Geheel Pantheïstisch dus wierd stof en geest beide in een soort stofgeest opgelost, of gelijk Z i m m e r m a n n het uitdrukt: „Der U e b e r g a n g d e s G e i s t e s in Stoff u n d die R ü c k b i l d u n g d e s Stoffes zum Geist ist der b e s t a n d i g e I n h a l t a l l e r W e l t b e g e b e n h e i t e n (Und) d i e s e s w a r e n i c h t m ö g l i c h , w e n n d e r G e i s t n i c h t e b e n s o in s i c h die B e d i n g u n g des S t o f f e s u n d u m g e k e h r t n i c h t d e r Stoff e i n e n R e s t v o m G e i s t e in s i c h triige. G£ ZIMMERMANN, G e s c h i c h t e d e r A e s t h e t i k . Wien 1858. p. 129. LEMCKE, P o p u l a i r e A e s t h e t i k . 5e A.ufl. Leipzig 1879. p. 13. CARRIÈRE, Die K u n s t i m Z u s . m i t d e r C u l t u r e n t w i c k Leipzig, 3e Aufl, 1877. Deel II. p. 645 v.v. *) Aan het oordeel van Augustinus hecht de Calvinist. Er is toch een Calvinisme vóór Calvijn, en Calvijn zou nimmer aan het Calvinisme zijn plooi hebben gegeven, zoo hijzelf die plooi niet had ontvangen van Augustinus. Nu meldt Augustinus dat hij in de jaren zijner onbekeerdheid opzettelijk de P u l c h r o geschreven heeft. H^ zegt ervan in zijn C o n f e s s i o n e s 1. V. c. 13: „ S c r i p s i l i b r o s d e p u l c h r o et a p t o , p u t o d u o s a u t t r e s ; t u s c i s D e u s . N a m excidit mihi. Non enim h a b e m u s eos, sed a b e r r a v e r u n t a n o b i s , n e s c i o q u o m o d o . " Toch zijn het niet deze beschouwingen uit zijn paganistische jeugd, die voor ons waarde hebben. Ons is het alleen te doen, om te weten wat voorstelling Augustinus zich na zijn bekeering van de wereld en het schoone vormde; en dan nog wel slechts in zooverre, als deze voorstelling met zijn Christelijke belijdenis samenhing. Toch is het opmerkelijk, hoe zich ook vantevoren zijn gedachte reeds op dit terrein bewoog. Hij schrijft ervan: „Quid est ergo pulchrum? Et quid est pulcliritudo? Quid est quod nos allicit et concihat rebus quas amamus? Nisi enim esset in iis d e c u s et s p e c i e s nullo modo ad SC nos moverent. Etenim animadvertebam et videbam in ipsis corporibus aliud esse q u a s i t o t u m e t i d e o pulchrum: aliud autem quod idco dcceret, quoniam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1888

Rectorale redes | 92 Pagina's

Het calvinisme en de kunst - pagina 59

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1888

Rectorale redes | 92 Pagina's