GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zonde en recht - pagina 17

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zonde en recht - pagina 17

Rede, gehouden bij het overdragen van het rectoraat der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

11

dat hij alles noemde naar zijn aard, dat hierin de • beteekenis ligt van den naam 13); gelijk God zich als de Heere openbaart; onze Heiland is Jezus Christus; en eenmaal alle verlosten een naam zullen dragen, welken niemand kent, dan die hem ontvangt. Zooals Adam alle levende ziel zoude noemen, dat zoude haar naam zijn. En van één wezen bleef de naam bewaard, dien hij gaf. Ofschoon de vrouw geformeerd was, toen een diepe slaap op Adam was gevallen, doorziet hij toch onverwijld het verband, en legt hij dit neer in den naam, als hij, toen ook dat schepsel tot hem gebracht werd, zeide: „Deze is ditmaal been van mijne beenen, en vleesch van mijn vleesch! Men zal haar Manninne heeten, omdat zij uit den man genomen is." (Gen. II: 23) En zoo noemt hij haar straks Heva, „omdat zij eene moeder aller levenden is." (Gen. III: 20) Er was kennis van Gods schepping. Immers had God tot het menschdom gezegd: „Vervult de aarde en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de visschen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!" (Gen. 1:28) Voor die heerschappij over het aardrijk was begrijpen van het geschapene onmisbaar. Onverbrokeji was ook de harmonie in het menschelijk wezen. Geen krankheid van lichaam of geest. In ongestoorde verhouding was het lichaam aan 's menschen hooger wezen onderworpen. Nog ontbrak de hoogmoed van het vleesch evenals de wellust van den geest, gelijk De la Mennais zoo schoon zinnelijkheid en hoovaardij omschrijft 14). Van daar dat gezegd kon worden: „En zij waren beiden naakt, Adam en zijne vrouw, en zij schaamden zich niet." (Gen. II: 25) Het recht heerschte zonder inbreuk, in ongerepten luister. Dwang, zonder hetwelk velen geen recht kennen, was onnoodig. Omdat er nog alleen recht, en geen onrecht was. Het recht was vóór den val. Ja, vóór de schepping van den mensch. Het recht bestaat ook in de huishouding van het Goddelijke Wezen. Voor den Unitariër kon er van recht geen sprake wezen vóór de schepping van den mensch. Wel daarentegen bij de belijdenis der Heilige Drieëenheid. „Ik zal Hem

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895

Rectorale redes | 100 Pagina's

Zonde en recht - pagina 17

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895

Rectorale redes | 100 Pagina's