GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Beginsel en norm in de literatuur - pagina 31

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beginsel en norm in de literatuur - pagina 31

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

27

hij uitbrengt in zijn lied, maar dat hij die ook uit in woorden, die voor hem geest en leven zijn, en daarom geest en leven wekken bij zijne lezers. In woorden, niet in klank-muziek alleen, niet slechts in rhythmische geluiden, „klanken naast elkander gezet als aardigheidjes tot een streeling des gehoors." 30) Het conventioneele zal over den dichter niet heerschen —. maar waarheid in het binnenste sluit evenzeer uit alle gewild affect en gemaakte natuur. De dichter is geen oermensch en geen Uebermensch, ofschoon hij van de idee van beiden meer heeft dan een gewoon sterveling. Onder oermensch versta ik natuurlijk niet wat de evolutionisten er onder verstaan. Ik bedoel den eersten mensch, den mensch zonder geschiedenis, bij wien de invloeden van voorgeslachten niet werken, die geen traditie kent. Zulk een mensch is de dichter niet en kan hij niet zijn. Echte naïviteit behoort tot zijne natuur, maar wanneer van een dichter, in onderscheiding van andere dichters gezegd wordt, dat de taal voor hem „behalve middel om te zingen of te spreken", „bovendien nog gedeeltelijk gebleven is (zeer voorzichtig uitgedrukt) wat alle denkbare taal in haar aller-aller-eerste geborenworden is," 31) wanneer daar onder verstaan wordt, dat hij zijne woorden combineert zooals niemand vóór dezen, dat hij verwaarloost de wetten van prosodie en grammatica, dat hij eene taal schrijft onbegrijpelijk voor het meerendeel der menschen, 32) dan noem ik dat gedoe van dien dichter gewilde naïviteit, dat is: eene contradictie, eene leugen. De dichter is geen oermensch, maar ook geen Uebermensch. Zeker, zijne kunst is eene goddelijke gave, maar kunstenaarshoogmoed, die boven goed en kwaad waant verheven te zijn en, buiten God om, andere en hoogere waarde aan het leven te kunnen geven, draagt den vloek in zich. Ook voor den dichter geldt als objectieve norm: „Zóó sprak God, de almachtige. Schepper des hemels en der aarde." Geen andere wet en geen andere waarheid voor hem. De hooge gaven, hem geschonken, moeten slechts leiden tot dieper kennis en hooger, edeler voorstelling der waarheid, tot rijker ontplooiing van de wet des levens. Maar elke bijzondere gave, den mensch toebedeeld, brengt haar eigen gevaar mede. Des dichters gevoel en phantasie, waardoor hij in alles leven en denken ziet, en de bezielende macht, waardoor hij zich voelt aangegrepen, drijven hem, op

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 28 oktober 1901

Rectorale redes | 46 Pagina's

Beginsel en norm in de literatuur - pagina 31

Bekijk de hele uitgave van maandag 28 oktober 1901

Rectorale redes | 46 Pagina's