GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS - SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS - SCHOUW.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het volgende ligt al een poosje ter drukkerij en heeft daardoor de gloed van het nieuwe ingeboet. Toch is het voor hen, die ons blad bewaren, wel de moeite het alsnog op te nemen. m i h

Een pakkend voorbeeld.

Ds Lingbeek is in „De Gereformeerde Kerk" m polemiek gewikkeld met „De Bazuin". Het gaat over de Ned. Herv. Kerk als genootschiap. Ds L. geeft toe:

Onze Kerk is door Koning Willem I behandeld als een Vereeniigjng en gesteld onder lagere en hoogere besturen, waarvan het hoogste den naam verkreeg, die anders aan een geheel ander soort van lichaam toekwam, n.I. den naam van Synode.

Wat de bestunrsvo rm aangaat, is onze Kerk dus sinds 1816 een Genootschap, waarvan de plaatselijke gemeenten de afdeelingen zijn.

Hier klapt gewis de Redacteur van „De Bazuin" goedkeurend in de handen en hij meent het spel te hebben gewonnen Maar hij hoore nog verder.

Maar hij maakt onderscheid tusschen vorm en wezen der Ned. Herv. Kerk:

Wat de bestuursvorm aangaat moge onze Kerk een Genootschap zijn geworden, maar in wezen en in werk werd zij het niet, maar is zij gebleven de Kerk des Heeren in ons Vaderland.

En nu zal hij dat eens ophelderen met voorbeeld. een

En om dit nu met een voorbeeld duidelijk te maken: gesteld, dat over de Theologische school te Kampen een Koning werd aangesteld met, onder izich. Ministers, om die school te regeeren, maar de Hoogleeraren bleven hun onderwijs geven en in den aard der werkzaamheden kwam geen verandering, hield de Kamper school dan op school te wazen? Was zij veranderd in een Koninkrijk? Immers neen; zij had wel het bij haar niet passend bestuur van een Koninkrijk gekregen, maar in wezen en werk bleef zij e e n s c h o o 1.

Zoo'n voorbeeld slaat in, nietwaar!

Het is uit het leven gegrepen.

Je kunt het je zoo makkelijk voorstellen, dat er over de Theol. School een koning wordt „aangesteld". '

En dat zij dan, hoewel zij een koning heeft met ministers, toch geen koninkrijk wordt.

't Is zoo helder als

Men moest meer van zulke voorbeelden grijpen. Dan bestonden er over drie maanden geen problemen meer.

Nachtmerries.

Toch schijnt „De Bazuin" met dergelijke voorlichting niet bijster ingenomen.

Hoe is 't mogelijk zou men zeggen.

In de rubriek „Op en om ons "erf" haalt dit blad de nachtmerries van „De Gereformeerde Kerk" eens van stal.

Het confessioneel weeliblad „De Geref, Kerk" heeft twee nachtmerries: Rome en de Gereformeerde Kerken! Tegen die wordt schier week aan week te velde getrokken. T'egen de Ethischen en de Modernen .zelden, hoogst zelden.

Wie „De Geref. Kerk", het blad der Confessioneelen geregeld leest, kan het volgende opmerken:

Wat het kerkelijk leven betreft, worden de Gereformeerden (zoowel in als buiten de Herv. Kerk, dus de „Bondsmannen" en ook de „Afgescheidenen" en „Doleerenden", gelijk het in dit blad nog meermalen heet), voortdurend op weinig broederlijke wijze bejegend en besproken. Broederzin tegenover de Gereformeerden valt er moeilijk in te proeven. We izeggen het maar heel zacht. Daarentegen worden de Ethischen en de Modernen slechts zelden bekampt. Gewoonlijk worden dezen met rust gelaten. Staan dan de Ethischen en de Modernen den Confessioneelen nader dan de Gereformeerden? In beginsel zeker niet. Maar aan het optreden der Confessioneelen zoudt ge het haast zeggen.

En wat het politieke leven aangaat, hebben dezer dagen vooral de Hervormde Antirevolutionairen het hard te verduren. Deze menschen moesten toch eigenlijk Christelijk-Historisch zijn, of zich anders maar bij de nieuwe Hervormde Staatspartij aansluiten. Antirevolutionair, dat lijkt echter nergens naar. Dr Kromsigt betoogt dat dezer dagen nog eens weer. Maar wat schrijft „De Geref. Kerk" tegen de duizenden en nog eens duizenden Li-' 'beralen in de Ned. Herv. Kerk? En wat doet het blad tegen de Socialisten in dezelfde Kerk? Niets, heele-!maal niets. Staan de Liberalen en de Socialisten den Confessioneelen dan nader dan'de Antirevolutionairen? In beginsel zeker niet. Maar aan de strijdwiiize der Confessioneelen in „De Geref. Kerk" izoudt ge 't anders wel zeggen.

Heelemaal ongelijk heeft „De Bazuin" niet.

De taktiek van „De Gereformeerde Kerk" , moot inderdaad ate onverantwoordelijk worden gekwali­ficeerd.

Dr Schökking wekte indertijd het misnoegen ia confessioneele kringen op, omdat hij Zidh niet scherp genoeg tegenover ons standpunt plaatste.

Over Ds lingbeek behoeft men die klacht niet te uiten.

Zijn paard is doorloopend op hol.

De politieke voorlichting der vrouw.

Een fijnvoelende vrouw als A(ntonia) M(arga, etha) is over den ijver, welke men ook van onze ijde na de invoering van het vrouwenkiesrecht aakte om de vrouw in de geheimen der politiek n te wijden, niet gesticht.

In „Christelijk Vrouwenleven" luchtte zij aldus aar hart:

Immers, onomwonden sprak men het uit, schaamteloos schreef taen het neer in onze christelijke bladen: onze vrouwen weten van niets, ze zijn onontwikkeld op 't gebied der j> 'olitiek, ze houden er niet van, ze trekken er zich niets van aan, over de belangen van land en volk denken ze eigenlijk zelden na.

Indien dit waar was, Wel, dan was het zeker niet hare schande.

Dan waren de vrouwen, omdat ze nu eenmaal tóch overal buiten werden gehouden, zachtjes aan ingedommeld, en dan hadden de mannen haar maar al te gaarne in dien dut gelaten. '•

Want dan hebben vele mannen Wel altijd den mond vol gehad van het organisch kiesrecht, maar dan hebben zij zich op de aller-individueelste manier die mogelijk was, van hun stemplicht gekweten. Dan beleden zij met de lippen, Wat door hen niet werd beleefd metterdaad.

Want, strikt genomen, moest géén vrouw' beter op de hoogte zijn van 's lands politiek, dan de echtgenoote van hem, die bij de stembus slechts Wenschte op te treden als hoofd, als vertegenwoordiger van-het gezin.

Dadelijk na de invoering van het algemeen kiesrecht werd echter door' ons, vrouwen, een groote onrust waargenomen bij heel veel mannen. En dit bevestigde het vermoeden, dat hier iets niet in den haak was. Want juist zij, die toonden niet op hun gemak te zijn, hadden de toekomst vol vertrouwen moeten kunnen inzien. Juist zij hadden geen oogenblik mogen twijfelen of hunne vrouwen in staat zouden blijken, dezen plicht naar behooren te vervullen. Die echtgenoote van een man,

die voor organisch kiesrecht voelde, behoorde volkomen op de hoogte te zijn van den stand der zaken, geheel los van het feit, of zij het recht om te stemmen al dan niet bezat.

Maar hoe bleek de werkelijkheid hiermede in strijd te zijh! Allerwegen openbaarde zich een zenuwachtige haast om de vrouw te gaan voorlichten.

Een typisch staaltje hiervan. We waren nog maar heel kort in het bezit van het stemrecht, of er werd een vergadering belegd, uitsluitend met het doel de lijnen voor ons uit te stippelen, waarlangs voortaan ook vrouwenvoeten zouden moeten gaan.

Natuurlijk spoedde ik mijl derw'aarts. .4.1 dadelijk begreep ik echter, dat er van de veronderstelling werd uitgegaan, dat we, op piolitiek gebied, zelfs het abc nog niet kenden. Ik was gekomen in de hoop, dat de hiaten (ga-pingen) in mijn weten zouden worden aangevuld.

Maar „hooger onderwiijs" werd er niet gegeven. Integendeel — We kwamen in figuurlijken zin op bewaarschoolbankjes te zitten. Geen vaste spijze werü voorgezet, doch de zuigflesch werd ons aan den mond gehouden, nadat de volle melk zorgvuldig was verdund, met wie weet hoeveel „streepjes" water!

Wie dat alles eens overweegt, zal haar hiëria volkomen gelijk moeten geven.

Inderdaad hebben vele voorlicihters zóó met hun lamp gezvsraaid, alsof onze vrouwwen in de politieke mijngangen totaal onbekend waren.

Men deed soms, of zij kinderen waren, die het spellen nog moesten leeren.

De fijnbesnaarde vrouw moet dat wel als een vernedering hebben gevoeld.

Was zij heusoh zooveel minder dan de man? op de hoogte

Had zij haar „Standaard" alleen opgeslagen om do feuilletons en het gemengd nieuws? .

De anti-revoluitonaire vrouw nioge zich' over het algemeen minder voor de techniek van de steiübus geïnteresseerd hebben, gelijk: fodh iedere v.couw weinig geeft om welke techniek dan ook — als de auto „pan" heeft, dan zal zij uitstappen en wat ronddrentelen, maar zich met de reparatie ynn den motor niet inlaten — maar welke richting hel uit moet — en dat was de hoofdzaak' — wist zij ter dege.

In niet-meelevende gezinnen moge dat niet het geval zijn, maar daar deden de mannen voor de vrouw in onkunde niet ónder.

Ter voorlichting van de vrouw lazen we dan ook niets, dat niet evengoed ter voorlichting van den man kon dienen.

In een welgeordend, hartelijk meestrijdend gezin vooral heeft zulk een aparte voorlichting geen zin.

Het is goed, dat men met zijn politieke actio daarmede irekene en onzen vrouwen zulke onaangename ervaringen bespare.

Liberale bezorgheid.

Ds H. S. Bouma van Leeuwarden behandelt in „Friesch Kerkblad" iets, waarbij ook ons blad eenigszins betrokken is.

Het stuk spreekt voor zicüzelf.

Kort geleden schreef ik een brief aan „Luctor" over het studeeren der ouderlingen in verband met de artikelen, over hetzelfde onderwerp geschreven in „©e Reformatie" door Dr Heppl

Over de strekking van dezen brief maakt zich niemand minder, dan de kerknieuws-redacteur van de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" bezorgd. Hij betreurt het, dat in onze kringen aangedrongen wordt op studie door de ouderlingen, want zoo zijn iwe, volgens hem, bezig, „een eerbiedwaardigheid op ; een jammerlijke wiijze te moderniseeren". Immers, „de ouderlingen onderscheiden zich (n.l. van de predikanten) door een mystieke, ja soms bijna magische aureool". Het is juist de ondeskundigheid, die den ouderling zijn aantrekkelijkheid en zijn gezag verleent; wat immers den wijzen en verstandigen verborgen blijft, wordt den kinderkens geopenbaard en de Wetenschap leidt tot afval en hoogmoed. Er bestaat naast de moeizaam te veroveren en dan nog onbetrouwbare schoolwetenschap de rechtstreeksche iwijsheid van boven, die op mystieke en magische wijze aan „het ambt" ten deel valt."

Op deze manier wordt beschreven de beschouwing, die wij aangaande den ouderling en zijh ambt er op na houden en daarna medegedeeld, dat onder ons het streven is, om de ouderlingen tot studie te brengen, dat Ds Heptp dat pas weer propageerde in „Be Reformatie" en ik daaraan ook meedeed, terwijl dan uit mi|n „brief" een brok-stuk wordt overgenomen.

„Het" — gaat de „Rotterdammer" dan voort: „Het komt ons voor, dat een dergelijke opvatting voor den goeden gang van zaken niet onbedenkelijk is. Wie zijn het, die het vakblad voor ouderlingen zullen vullen? AVie koopen de boeken voor het „kleine bibliotheekje" ? Wie houden de inleidingen op de ontwikkelings-bijeenkomsten voor ouderlingen? Wie zijn de docenten aan de ouderlingen-vakschool? En van Avle gaat het streven üit, 'de ouderlingen te laten studeeren?

Het zijn niet de ouderlingen zelf, maar de predikanten. De nieuwbakken wijsheid van den gemoderniseerden ouderling zal tweedehands wijsheid zijn. Verwaterde predikanten-wetenschap; melk uit de borsten van Pallas Athene, aangelengd voor de kinderkens, die geen zWare kost kunnen verteren.

Het is alleszins begrijipelijjk, "dat de predikanten, - die onder censuur van broeder ouderling staan, den man, bij wien 't hoogste beroep inzake de Waarheid berust, althans iets vrtllen bijbrengen van de methode, die aan hun schijnbare zonde ten grondslag ligt. Maar de verWetenschapp'elijking van den ouderling, waarbij deze ambtsdrager het creatuur van den dominé wordt, is niets dan verkapte dominocratie. Inplaats van smalend te spreken over „conservatisme en orthodoxisme" dienen de Gereformeerde predikanten te erkennen, dat de wijsheid van den ouderling, die, als mystieke w'aarheid van hooger orde, hun menschelijke \Vetenschapi moet corrigeeren, langs andere banen zich openbaart on volgens andere wetten zich ontwikkelt dan het academisch inzicht. De Gereformeerde predikanten moeten de oorspronkelijke intuïtie en de wonderbare visie van den ouderling eerbiedigen en onaangetast laten. Dat zij ophouden met hun drijven naar studie; laten zij den ouderling rustig op de leer zitten, waarop hij sinds de grondlegging der wereld gezeten heeft.

Met alle genoegen wil ik beginnen, met de vragen, die gesteld worden te beantwoorden. Het „Oüderlingen-blad", , zal, naar ik ingelicht ben, gevuld worden door professoren, predikanten en ouderlingen, want ook van de .zijde der laatstgenoemden is ruime medewerking toegezegd. De boeken voor het kleine „bibliotheekje" worden gekocht door de kerkeraden, dus door de onderlingen aelve, zeker ook met medewerking van predikanten. De docenten aan de ouderlingen-vakschool .zijn nog niet benoemd en tot stichting dezer school is nog niet besloten; tenminste izoover ik weet, al is het niet uitgesloten, dat de „Rotterdammer" van „Gereformeerde zijde" andere gegevens ontving, daar van dien kant wel eens meer wordt bericht, dan wij weten. Het streven, om ouderlingen te laten studeeren gaat uit, niet van enkele Kerkbode-schrijvers, maar wordt, èn door de predikanten, èn door de gemeenteleden, en door de ouderlingen zelve als eene noodzakelijkheid gevoeld met het oog op de vele vragen, die de tegenwoordige tijd stelt.

Zoo moet het antwoord luiden en daarom is dat van de „Rotterdammer" zelve er vlak naast.

De tirade over de wetenschap van den ondefling is heel aardig, miaar .zegt niets. Zeker, wij weten wel, dat in de kringen van de „Nieuwe Rotterdammer" ieder wordt beschouwd als een verlicht mensch, die slechts aanvaardt eene .„moderne gedachte", al is het ook uit de achtste hand en dat de besten onder ons als achterlijke dom-• pertjes worden beschouwd, maar ik had niet gedacht, dat de kerknieuws-redacteur zich ervan zou afmaken met /zulk een goedkoope aardigheid, wanneer hij merkt, dat wij bang .zijn voor onwetendheid bij hen die leiding moesten geven.

Erger wordt het, wanneer hij dit streven toeschrijft aan vrees der predikanten voor de ouderlingen. Want de laatste alinea uit het hierboven geciteerde is eene insinuatie. Al meer is het me opg: evallen en ook nu weer was het me duidelijk, dat de schrijver van het kerknieuws in de „Rotterdammer" niet kent, wat men tegenwoordig met een modewoord aanduidt als de mentaliteit in de Geref. Kerken.

De ouderling met het „mystiek en bijna magisch aureool" is een caricatuur dat bestaat, misschien in de niet-onvruchtbare fantasie van den schrijver, maar niet in het leven onzer kerken. De ouderlingen hebben gezag in onze kringen, niet wanneer ze „ondeskundig" zijn, maar wanneer ze wel onderlegd izijn in de leer der Heilige Schrift, want de leden onzer kerken willen daaruit, maar ook daaruit alleen, versterking en vermaning ontvangen.

Daarover behoeft de „Rotterdammer" zich niet bezorgd te maken en wanneer men zich daar eens nuchter gaat afvragen, wat voor menschen wij, Gei-eformeerdcn, .zijn en wat we willen, dan zal men • ook de opvatting, .zooals die ook in mijn brief tot uiting kwam, niet langer „voor den goeden gang van .zaken bedenkelijk achten".

Wij kunnen ons hiermee geheel vereenigen.

Neen zeggen.

Hierover vond ik in „De Hervorming" een artikeltje, waarin veel ware dingen werden gezegd.

Het is een kunst, om neen te kunnen zeggen. Er bestaan menschen, die het blijkbaar nooit leeren. Zij izieu tegen de moeite op, die het neen zeggen als gevolgen met .zich meebrengt. Uit zwakheid stemmen : ze in alles toe, wat men van hen vraagt, zij zijm als het riet, door den wind bewogen. Komisch en een klein tikje deerniswekkend is het ook, wanneer zulke personen plotseling, koppig worden. Als zij dan eens neen zeggen, is het eigenlijk niet op goede gronden. En dan, als 't eenmaal gebeurd is, houden zij 't krampachtig vast, tegen alle vertoogen in, en ook tegen eigen beter weten in. En plezier hebben .ze er dan nog minder van.

Ook vindt men wel in onze veelvormige samenleving menschen, die uit een soort schrik altijd beginnen met neen te zeggen. Maar zij houden het nooit vol. Kinderen weten het zoo snel, als een van hun ouders .zoo is. Zij rusten niet, vóór zij het „toe dan maar", hebben verkregen, de rakkers. Men moet dan ook voorzichtig zijn met het weigeren. Want eenmaal geweigerd, moet eigenlijk geweigerd blijven. Uw woord .zij ja, ja, neen, neen — dat geldt hier ook wel.

Wie in de samenleving met allen goede maatjes wil blijven, wordt van allen de slaaf, en wordt ten slotte ook eerder geminacht dan geacht. Sommigen verstaan nu bij uitstek de kunst, om neen te zeggen , zóó, dat de pil verguld wordt en men er gemoedelijk in berust. Dat daarbij het eigen karakter toch óók gevaar loopt, behoeft niet te worden aangetoond. 'Vooral wanneer men dan belooft, later wel eens anders te zullen zeggen, of vele redenen aanvoert en diep leedwezen toont, dan snuift - de ietwat scherpriekende mensch een hoogst onaangenamen geur, die hem soms haast doet walgen. Het .zijn niet altijd de lieve menschen, die wezenlijke liefde oefenen.

De gevaren van het niet kunnen neen zeggen, vermeerderen, als de wankelmoedige een gewichtige plaats bekleedt. Als iemand op goede gronden neen moest zeggen, maar het niet doet, omdat hij zijn populariteit niet verliezen wil of niet meent te mogen verliezen, da.n is hij op een gewichtigen post ongeschikt. Voor leider deugt hij zeker niet, Er is dan wel kans, ongetwijfeld, dat men hem naar den buitenkant dringt of de gehoo.r.zaamheid opzegt. Dat is ook niet prettig en als daardoor een stuk van het levens-werk verstoord wordt, is het ook wel - een weinig tragisch. En toch, hoe weldadig doet een sterk karcikter aan, ' al is het hoekig en kantig. Als Sokrates, .zittend in de rechtbank, alleen weigen, ondanks alle volks-op windinjg, om af te wijken van izijn rechts-overtuiging, dan wordt hij door de Atheners niet méér bemind, maar het is van hooger standpunt toch meer waard, om met zijn „neen" ! alleen te .zijn Pleizierig is dat niet. Wie wil graag miskend worden, of , zou dat behagelijk vinden? . Toch .zioü het ook dwaas wezen, van het neen .zeggen een cultus te maken. J

Juist wie het wèl kan, moet zich bevlijtigen, om in .zaken van weinig gewicht toegeefelijk te zijn. 'Maar dat leqvt zoo iemand • ook al licht, als hij tenminste igeen anderen naast zich heeft, die die toegeefelijkheid misverstaan.

Wie nu den omgang tuss'chen de menschen gadeslaat, van patroon en arbeiders, van besturen en vereenigingsleden, ja van menschen in de meest verschillende onderlinge betrekkingen, die zou wel eens lust hebben, in de „volksuniversiteit" een C'ursus te geven over het „neen zeggen", 't Zou misschien nog belangrijker voor de volksdultuur zijn dan de lichtbeelden over de voorwereldlijke dieren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS - SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1922

De Reformatie | 8 Pagina's