GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nieuwe Boeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe Boeken.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

D. Th. Jaarslma, „Het Ontwaken”.

Na de algemeene bespreking-, waartoe de opzet van het 12-deelig werk „Thiss" aanleiding gaf, is thans laan de orde de behandeling van den eersten roman uit dezen cyclus „Het Ontwaken".

Met een enkel woord reeds 'gaf ik in m'n vorig artikel den inhoud aan van dit boeb.

Het vertelt van de liefde van Thiss, den hoofdpersoon voor de blinde Titia, haar wederliefde, hun huwelijk en Titia's doo-d bij de geboorte van het eerste kindje. Dat sterven van Titia vernietigt ineens het geluk, dat Thiss in hun beider groote liefde meende gevonden te hebben en wekt hem' tevens „uit den droom van zijn onbewust, landelijk geluk op tof het leven".

Dat is dus jhet ontwaken, waarvan - de, titel spreekt.

In meer da, n een opzicht is 'dit boek het be­ spreken waard.

Allereerst wel om de figuur van den hoofdpersoon, Thiss.

Thiss is een jonge, Friesche boer, die op de groote boerderij van z'n oom Jacob, Tiüa's vader,

het bedrijf mee leidt. Hij is een natuur-enühbusiast, die niet uitgejubeld raakt over de sohoonhetd van het wijde" Friesche land en z'n klare luchten. In' de heerlijkheid der natuur en 'het gemeten van haar wonderen ligt al zijn geluk en alle openbaring van !haar schoonheid vervult höm tatet nieuwe vreugde, wekt nieuwe ontroering in z'n ziel. En, stemmingsmensch als hij is, geeft hij telkens weer _spontaan uiting aan zijn blijdschap in lyrische ontboezemingen, die ons nog eens weer de reeds beschreven sohoonheid doen zien, maar nu door het temperament van den genieter heen, en dus weer geheel anders.

Op mij miaakt daarom deze Thiss een Pallieterindruk, maar ik mloet er direct bijvoegen, zonder de bezwaren, die het Pallieter-type voor ons gevoel heeft. Want wel is hij als PaUieter onverzadiglijk' in z'n genieten, kent hij tijd nodh uur als hij z'ich koestert aan z'n geluk: , maar liij blijft niet staan bij de schoonheid, die hem bekoort, dotóh klimt op to't Hem, die dat alles zoo heeft gescihapen en geordend.

In z'n doen echter komt !hij geheel met den uitbtmdigen Vlaming overeen: in een krakenden onweersnacht wandelt hij met Titia naar een heuvel, ver weg, ont daar op een bank te gaan zitten, en 'liaar, de blinde, van 'liet miajestueuze te vertellen; ien als hij in een zilveren maannacht met z'n blinde verloofde naar huis rijdt in een lichte tilbury, Jigt hij geheel achterover, om de heerlijkheid van den sterrenhemel als in te drinken.

Dit alles neemt niet weg, dat ik Thiss' bewondering voor bet schöone der natuur de sterkste eigenscihap van dit boek vind. Want daardoor in deze roman vol van natuur-imJDressies, die voor het beste tachtigers-proza niet onderdoen in warmte en kleur van stijl. Meerdere fragmenten zijn bekoorlijk als de fijnste stillevens-uit-de-natuur en ge weet soms waarlijk niet, wat u m'eer treft, de zuiverheid van waarneming of de zuiverheid van weergave.

Er is voor mij dan ook geen twijfel aan, de echte kunstenaarsvisie ontbreekt den Schrijver van dit , boek niet.

Er is nog meer aantreldc'elijks.

ZoiOi de groote liefde van den Schrijver voor Friesland en z'n frissche kijk op het Friesche volk, dat hij in al z'n gewoointen, z'n gedachten en opvattingen blijkt te kennen uit eigen aansc'hbüwen. DaardooT Ücomt er zooveel leven in ^t verhaal, vooral voor ons Hollanders, die [hoogstens den buitenkant kennen van 't Friesche volkskarakter. In de vele tooneeltjes van Friesch leven, van marktdagen, bruiloften, zendingsdagen, ook van schaatsteesten en wintersche huiselijkheid, is iets • pittigs, iets weldadigs, omdat het zoo ganscjh ongewoon is in de moderne literatuur en zoo geheel andere atmosfeer ademt. Ik voel er iets in van denzelfden idyllisohen geest, die mij in !het Vlaamsche proza zoo bekoort.

Dan moet ik met erkentelij'kh'eid vernielden m'eerdere, m. i. uitstekende fragmenten van gezond realisme, werkelijkheidsschildering, waarachter niet de jacht zit naar liet sensationeele. Er gebeurt in hee.l het , boek niets buitennissigs en toch houden meerdere tooneelen uw belangstelling strak gespannen. Dit is een verdienste, die waarlijk aan niet vele moderne geschriften kan worden toegekend.

Minder voldoet ons de religieuse sfeer van dit boek.

Kennelijk wil het zijn een proeve van christelijke romankunst, miaar het christelijk element is van ietwat zonderling gehalte. Het bestaat eigenlijk alleen uit een samenstel yan stemmingen en, vaak te onpas gebruikte, christelijke „termen". De menschen spreken in hun gewone doen de taal van Jesaja, en uit den Bijbel lezen ze hardop voor gedeelten, die er zoo niet in staan. Herhk, alde]ijk ook worden bij het orgel psalmen gezongen — onbekende klanken in de moderne roirnanliteratuur! — maar de berijming is meerdere malen een totaal onbekende: er wordt overluid gebeden, mlaar in woorden, die veelmeer stijlwarmte dan gemoedswarmte verraden.

Het beeld, dat, in versohiUende persoonsteekeningen, van den christen wordt gegeten, is daarom ook gansch verschillend van wat de werkelijkheid doet zien. Immers spreekt een christen in het dagelijksch leven niet in gewijde taal en evenmin vergeestelijkt hij in den gewonen gang der dingen allerlei klfiinigheden, die hij passeert. Er is zekere onnatuurlijkheid in denken en "doen, zekere overdrevenheid in het spreken; die een toetsing aan de werkelijke levensopenbaiing van den christen niet [kjan dooTstaan. En het wekt uw bevreemding, dat de auteur, die een zooi zuiver waarnemer blijkt wat betreft de dagelijksche din^gen en dikwijls zelfs verrassend scherp ziet, in dezen zoO' heel weinig op de . werkelijkheid heeft gelet. „Theoretische" christenen zijn de figuren in h'et overigens verdienstelijk visioneele boek. Dit is te betreuren, omdat lezers, die zelf niet een christelijke levensbeschouwing zijn toegedaan, daardoor een totaal verkeerden indruk krijgen, van de practijk der christelijke belijdenis. Maar veelmeer nog, om!dat bij dit alles van het werkelijk-christen-zijn niets blijkt: stemmingen en woorden nem'en de plaats is van het levensbeginsel, 't igeloof in Christus en de nood­ zakelijkheid van dat geloof. En waar deze kern gemist wordt, althans niet blijkt, moeten de op zichzelf dikwijls juiste woorden en gedachten van dit hoek, op den denldenden lezer wel den indruk' maken van hersenschimteen en tot volk'omten foutieve voorstellingen leiden.

Enkele vooirheelden mogen ter verduidelijking Van het hierboven gezegde dienen.

Den toon der gesprekken kan men kennen aan een fragment als het volgende, één uit zeer vele gelijksoortige stukken.

Na een verfrisschenden onweersnacht werkt Thiss in den moestuin. Titia komt aangewandeld.

„Titia! riep hij geestdriftig. Kind! kom! De wereld brandt! Ze rookt aan hare kimmen, ze brandt van vruchtbaarheid!

.... — Hoe frisch is de morgen, sprak ze. 't Afgebrokene is weder opgericht en 't gevlodene is opnieuw neergedaald.

.... Titia, zeide hij, dit is het waar geltilc! Ze Toeg:

— Is er nimmermeer, Thiss, de oude wankelmoedigheid ?

Hij lachte, hij was 't te boven. Gul zeide hij:

— Neen, mijn kind, neen! Niemand is zuiver, die verdoken bezorgdheid in het hart kweekt. Hetgeen was, is mijl een gave geworden tot onvergankelijk bezit. Hetgeen is, ilc verwerf het door de overgaaf van 't willig hart. Hetgeen komen kan, ik wacht het in deemoed en betrouwen, 't Zal alles goed met ons gedaan zijn.

— Zoo is het dan nu alles wel, zeide ze. Slechts het zijnde zal ons vervullen, waar immers ook het wordende niet geweten wordt, 't Is alles in Gods hand.

En ze ging naar binnen....."

Men gevoelt in zulk een gesprek' een overdreveriheid, zoowel ten opzichte van de natuurlijke als van de geestelijke dingen, die een weeïg'-zoete bijsmaak achterlaat. De stemming is onnatuurlijk. en daardoor worden de woorden weinig anders dan phrasen; en de vorm doiet daar nog het zijne bij. Zulk een hooge spanning van geloofs-heroïsme ontstaat niet zonder directe aanleiding en op een toevallig oogenblik, ze is alleen mogelijk ais dagen van zware geloofs-beproeving wórden doorleefd. Daarom kan ze ook hier mloeilijk anders zijn dan een in theorie opgezette „stemming" en geen realiteit.

Een tweede voorbeeld ontleen ik aan de passage, waar Thiss en Titia een openlucht-samenkomst bijwonen, een „zendingsfeest" in Gaasterland. Onder diepe ontroering luisteren ze naar het openingswoord v; an een ouden prediker, die spreekt naar aanleiding van bet bericht, dat een der zendelingen is Vermoprd; de lembtie wordt nog grooter onder 't gezang en de collecte — hier is ze weer sterk' overdreven naar mijn gevoelen —, zóó, dat Thiss zegt:

„Titia, kind! 'God zelf is in ons midden! Zijn heilig Wezen is at te lezen van de gelaten (!) van allen die hier verzameld zijn!"

En dan volgt dit zeer zonderlinge stuk:

„Toen 't gezang gedaan was, verspreidde zich al 't volk naar verscJiillende spreekgestoelten.... Thiss echter zeide tot Titia:

— Voor den bekeerde is de preek een uitgebloeide bloem. Niet eiken dag zijn we in een zóó schoone kerk! Kom, laat ons rondgaan! Titia lachte en sprak:

— De gezonden hebben den medicijnmeester niet van noode! Leid mij, m'n jongen. En ze gingen wandelen in het bosoh."

Zoodanige beschouwing behoeft onzerzijds géén nadere overweging. Maar ze teekent de sfeer van het hoek!

Nu moet ik herhalen, wat ik in m'n vorig artikel al zei, dat dit boek 't eerste deel is van een werk in 12 stu!kken en dus niet een afdoend oordeel kan worden uitgesproken. Best mogelijk b'.v., dat Thiss zelf in een der volgende doelen tot andere opvlattingen komen zal omtrent religieuse dingen en dat „het ontwaken" hem ook in dit opzicht uit z'n stemmingen-droom wekiken zal. Maar ieder deel zal toch „een op zich'zielf staand geheel" zijn en dus mogen we ook dit boek afzonderlijk bezien. Daarom meende ik het recht te hebhen tot spreken over het christelijk gehalte.

Bevredigen doet dit ons met, allerminst soms. Dikwijls is het, op z'n zachtst gezegd, zonderling. Maar dat neemt niet weg, dat - er toch veel is in dit boek, dat we waardeeren kunnen, en in ieder geval zie ik het heel wat • liever in onze christelijke gezinnen als lectuur, dan m'enig''modern product ; van literatuur, waarin we toich, ook elem'enten voor waardeering vinden. Er zijn heel goede, soms zelfs ontroerende stuikiken in dezen roman (b.v. 't hoofdstuk over Titia's dood) en de stijl is over 't algemieen warm en zuiver. Het, zeker eigenaardige, Verschil met de meerderheid der christelijke lectuur is dan ook dit, dat hier 'het artistieke gehalte alle recht geeft o: n' van kunst te spreken. Maar, jamimer genoeg, is htet christelijk element niet zóó, dat h'et den naam „christelijke kunst" rechtvjaardigen zou. Werkelijk christelijke k'unst moet van een geheel ander chtistendom' getuigen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Nieuwe Boeken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's