GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een wetenschappelijk geloovige, of een geloovig man van wetenschap.

In een op'stel in „Het Handesblad" over „Pasteur als igeloovige" is o.a. deze passage het onthioudea waard:

Als geleerde spreekt hij' van weten, als geloovige van gelooven en hopen. Zijn weten berust op waarneming, onderzoek en redeneering, op resultaten, die hij volgens streng-wetenschappelijke methode in zijn laboratorium met onvermoeide werkzaamheid en grondige critiek verkreeg; zijn gelooven en hopen was ook een zekerheid, maar op andere wijze en langs anderen weg dan door proeven verworven, de zekerheid van het gemoed, dat de bovenzinnelijke wereld ervaart en God kent als den Eeuwige en Oneindige. Dit gelooven en hopen was een deel van hem zelven zoo goed als de wetenschappelijke behoefte en hiji zou het niet hebben kunnen prijsgeven zonder een stuk van zijn innerlijk leven weg te smijten. Daarom heeft zijn wetenschappelijke arbeid hem het geloof niet ontroofd en heeft hij zelfs niet ondervonden, wat prof, Harnack eens aldus uitsprak: „Alle wetenschap zal steeds een element in zich sluiten, waardoor zij het geloof, dat vrede begeert, beleedigt, " Want zijn godsdienstig geloof was onaantastbaar voor de wetenschap, omdat deze niet bereiken kan en niet begrijpen kan het gebied, waarop het geloof-zich beweegt.

Een concurrent?

„De, Vrije Getuige", is de mooie naam van een nieuw blad, dat op gereformeerden grondslag; den gereformeerden vooruitgang bevorderen wil. Uit het inleidend iartikel is nog niet duidelijk' wat dit blad van |het onze ondersCiheidt,

Het zal ons aangenaaJm izijn, 'wanneer „De Vrije Getuige" ons voorbijstreeft, en verbetert. Ziehier een citaat uit de leader:

Alle GerefoiTOeerden, onverschillig of zij behooren tot de Ned, Hen'ormde, de Chr, Geref, , de Vrij-Geref, of tot andere Geref. Kerken, zullen in dit blad niets vinden, dat tegen hun Kerkgenootschap als .zoodanig ingaat.

De Redactie mag reeds staat maken op de medewerking van bevoegde krachten, wier pogen het zijn , zal, om den inhoud van „De Vrije Getuige" zoo veel. .zijdig mogelijk te maken.

De verklaring en verdediging der Geref. belijdenis staat voorop.

Daarnevens zullen wij zien hoe deze beginselen worden uitgedragen op alle levensterrein.

In dö derde plaats hopen wij te onderzoeken, welke vruchten die acties afwerpen.

Indien wij bij dat onderzoek stelsels en beginselen ontmoeten, die lijnre: ht tegenover de Geref. belijdenis staan, hopen wiji ook die aan een beschouwing van nabij te onderwerpen.

Ook hier ligt een breed terrein, indien wij bijv. letten op gebeurtenissen als in Rusland, waar de kerk in bolsjewistischen trant werd omgebouwd en men er brutaal van verklaart, dat het nu de. ware kerk geworden is.

In bescheidenheid houden wij er ons van overtuigd, dat de Gereformeerden, in het algemeen, te weinig worden bepaald bij vragen als deze:

Wat wil die kerk dan ? Is die wel. vereenigbaar met Gods Woord?

Is het communisme met het christendom vereenig. baar op grond van Handelingen 2?

En verder: Mag een christen den militairen dienst weigeren?

Zoo zijn er tal van vragen die achtereenvolgens aan de orde worden gesteld. - '

Overigens hopen wij, dat dit eerste nummer duidelijk genoeg zal doen zien waar „De Vrije Getuige" heen wil, en in welke richting zijne bedoelingen zich bewegen.

De oude vaderen en de3 kerkelijke kunsi,

In het „Maandblad Voor 'kerkelijke ktinst" wordt de scheeve opinie, alsoï dë Gereformieerden in de 16de en 17de eeuw'zoo'n "beetje kunst-imbecillen waren, in een kranig geschiedkundig: : .artikel recht gezet, •; > ï€il^a'.l; 2|; SS-'-*£-SS3S Wij geven het slot: : ' • ••'••'"--^•^-•'

Een zelfstandige orgelkunst gebouwd op de psalipen ontstaat in Jan Pz, Sweelinck. Om deze kunst te leeren, zenden stads-en kerkbesturen hunne orgelspelers ter opleiding. Een allesbeheerschende plaats in de protestantsche figuraalmuziek krijgen de psalmen. Zij worden het levenswerk van Sweelinck. Bundel na bundel verschijnt, binnen en buiten het land. MuziekcoUeges worden opgericht om zich in deze kunst te oefenen. Gereformeerde dominee's doen er aan mee zoowel als liethebbers der vrije kunsten. Componisten zien hun onkosten van uitgave gedekt door vereeilngen en geschenken in geld van stads-en landsregeering aan wie ze „sohoone Psialmen" opdragen. De psalmen Davids op Sweelinck's noten gesteld worden bij de. huisorgels en de clavecijns gezongen en gespeeld.

Kunst wordt regeeringszaak. De ijver „in alles brave geesten aen te focken" is algemeen. Kosten van opleiding in de conste van muziek en 't orgelspelen dragen stadsbesturen voor hunne stedelijke imuzil? ant.en en organisten. De stedelijke overheden gelasten de organisten de gemeente willig te maken en aan'te trekken door hun orgelspel. Men ziet er het vermogen in „de luyden door middel van dien te meer uyt herbergen ende taveernen te houden". Organisten die m^et de hun ten dienste staande kleine orgeltjes niet in staat zijn hunne talenten te toonen, krijgen nieuwe en grootere werken alles tot meerder luister van de stad en cieraad der kerke.

Wie dat alles ziet en nog zoovele dingen meer, moet zich verbazen, dat heel ons Nederlandsch Protestantsch volk onkundig is van een tijd, die inplaats vaii arm, als geen andere oneindig rijk is geweest aan kunst, die — en dit is wel het bijzondere — niet officieel kerkelijk toch door en door van den geest der toenmalige kerk was bezield.

Roomsche opvoedkunde.

Nog een staaltje van de profane mlanier, waarop Rome het kinderhart toespreekt.

„De Open Poort" visclhte uit een Vlaamsch blad het volgend verhaaltje op, voorkomend in een „Kinderrubriek" :

De vertelling gaat over een dorpssmid, die ruw was, veel in de herbergen kwam, zich aan den duivel had verkocht, iemand die in één woord slecht leefde.

Op een zekeren dag kwam de duivel hem halen: — Smidje, dit maal is het gemeend, hoor! — Ik ben klaar, meneer de duivel. Maar we waren hier juist aan 't twisten, zei het smidje, terwijl hg naar zijn gasten keek. Is het waar, meneer de. duivel, dat ge u zoo groot kunt maken als eene kerk.

— Natuurlijk, zei de duivel, en meteen werd hij zoo groot, zoo groot, dat. het snridje zijn hoofd niet meer ontwaren kon.

— En kunt ge u ook zoo fclëin maken, dat ge hier in dit beursje zoudt kunnen?

— Natuurlijk, zei de duivel, en hij kroop ineen tot een klein, klein ventje en kroop in de.beurs van het smidje.

Toen legde smidje Verholen de beurs op het aan. beeld en begon er zoo duchtig op te hameren, dat de duivel het uitgilde van de pijn,

— Smidje, smidje, schei uit, ge slaat mij zoo plat als een vijg, huilde de duivel. Smidje, asjeblieft, ik zal u nooit of nooit tneer lastig vallen.

— Meent ge dat, \Toeg smidje Verholen.

— Zeker, heel zeker, gilde de duivek

Toen mocht de duivel uit het zakje komen, en hij holde, bolde zoo hard hij maar kon terug naar de hel,

Eenige jaren later nu gebeurde het, dat smidje Verholen stierf en hij kwam aan de poort van den hemel en klopte aan, Sinte Pieter kwam voor 't vensterke kijken, maar niet zoo gauw had hij gezien me daar voor de poort stond of hij riep toornig uit:

— Weihoe, smidje Verholen, durft ge aan de poort van den hemel komen kloppen. Weet ge dan niet meer, dat ge uw ziel aan den duivel verkociit hebt?

Maar juist kwam daar Sint Jozef voorbijgewandeld en toen hij smidje Verholen bemerkte ging hij naar Sint Pieter en fluisterde hem in 't oor:

Laat hem maar binnen, hoorl'-Bij heeft ons geholpen tijdens de vlucht naar Egypte, , , ,

Én zoo gebeurde het, dat smidje Verholen in den hemel geraakte en hij kreeg een gouden kroon en mocht rijstpap eten met zilveren lepelkens. Maar na eenigen tijd kreeg hij'lust onl' eens wat kaart te spelen, maar, daar hadden de heiligen nu eenmaal geen verstand van en smidje Verholen ging zijn beklag maken bij Sinto Jozef'' en vroeg hem of hij toch asjeblieft eens naar de aarde mocht terugkeeren om. eens een potje gersten te gaan drinken en een kaartje te spelen in de herberg naast zijn smidse, Sinte Jozef gaf hem' dadelijk de toielatinig om terug naar do aarde te gaan eri' er te vertoeven zoolang bijl maar wou. En tot heden is het smidje Verholen nog niet naar den hemel 'teruggekeerd.

Een opvoedkundige les aan de opvoeders.

Onder het opschrift „Leven en Dood" mediteert zekere D'. (Drewes? ) in „De Sch'ool met den Bijbel.

Hij doet het gemoedelijk, khap en doordringend.

De les "aan de schoolmeesters gegeven m'ogen alle opvoeders ter harte nemen.

Aan het slot van het artikel, woTdt: Si|'; |fra: ag beantwoord, waarom „wij schoolmteesters" als opvoeders zoo dikwijls tekort scihieten.

Dat komt, doqrdat we te weinig leven. Te weinig maatschappelijk leven, d.w.z, te weinig in betrekking staan tot de maatschappelijk^, dingen, maar voioral doordat we te weinig pedagogisch leven, d, w, z, te weinig in betrekking staan tot de pedagogische dingen, We zijn niet tweehandig, maar eenhandig. We zijn didactici — indien al. Meestal zijn we dat niet, •.; zijn we helaas rou tine.mens oh en, menschen, die met schoolhouden hun brood verdienen. Menschen, die het weten, eigenwijze menschen, menschen met te vsel vertrouwen op de volmaaktheid van wat we doen. Of misschien menschen, die volkomen vertrouwen op. de ti; aditie, op het gezond verstand van onze voorgangers, of het nuttige va.n '• wat we leeren en wat we doen, op het juiste in het voorschrift, pp het correcte van onze navolging. AVe wantrouwen ons zelf niet. En toch is het wantrouwen van zichzelf het teeken van het ware talent, zooals Jules Sandeau zegt. We zijn net als de kinderen, die fouten maken., niet de of den of met d en t, eenvoudig omdat we de moeilijkheden niet zien en er niet voor op onze hoede zijn. En dan herhaalt zich bij ons .lederen dag weer de tragedie uit liet Paradijs, we gooien de schuld op een ander: De vrouw, die Ge bij mij gegeven hebt; de slang heeft mij verleid. De kinderen zijn ook zoo dom! Ik heb het toch zoo goed behandeld. En dan gaan we corrigeeren. Natuurlijk de kinderen corrigeeren. En we maken er een stelsel van. En zooals bij alle stelsels, die we zelf gemaakt hebben, gaan we er bij zweren. Ofschoon we dat ganschelijk niet doen moesten. En we gaan vreemd denken van menschen, die niet doen, zooals wij. En we houden wel bewust in ons denken bij een bepaald punt halt En weigeren verder te gaan. Evenals de matrozen van Columlms, Want we raken uit ons doen. We komen van het otud betreden paadje af. We ralcen onze routine kwijt. We raken buiten betrekking met de werkelijkheid, buiten betrekking met de kinderziel, buitenbetrekking met ons.zelf. We worden doode schoolmeesters. Niet eens meer eenhandige, niet zelfs onhandige, maar dooie schoolmeesters.

Ik verbaas me niet over wat de menschen lijden, maar ik verbaas me over Wat ze .kunnen verliezen zonder te lijden.

Dagelijks te sterven. Niet ie sterven aan de zonde, maar te sterven aan het heerlijke, bottende, groenende leven. Vreemd te komen staan tegenover alle heerlijkheden in ons werk. Het is mij een raadsel, hoe iemand dat kan lijden zonder te klagen.

Én hoe men niet komt tot dé conclusie, dat wie zoo dood is voor zijn werk toch ten opzichte van de hem door God op de hand gezette taak inzond* m; oet leven. Hij ontvangt immers de bezoldiging dei zonde — den dood.

En als hij. .zijn geheele ziel richt op zijn werk —

niet alleen zijn goeden wil, maar ook zijn verstand, • zijn studie, zijn overig, zijn gebed - dan komt er weer correspondentie tusschen hem en zijn werk, dan. gaat hiji van den dood over in het leven.

Reformatie naar achteren.

Ds Diermanse stelt Vóór in „De Waohter" de kwestie van de veronderstelde wedergeboorte op te lossen door een verandering aan te brengen in bet Doopsformulier.

Naar zijn meening wordt in het Dooipsform'iilier de wedergeboorte der kinderen werkelijk ondersteld. .Volgens hem staat de kerk niet tóeer op dit standpunt en moet zij dus cionsecfuent de betreffende uitdruMcing in het formulier wijzigen.

Ik ben nieuwsgierig te h'ooren wat , , üe Wekker" van dit voorstel denkt, want zoover ik' weet zijn de Christelijk-Gereformeerden nog nooit mtet dit „reformatorisch" plan voor den dag gekomen.

En mag dan nu toch nog doorgegaan worden om een ieder die een kind ten Dioop' brengt, deze als .„minder juist" ter zijde gestelde opvatting vóór te houden, en er een heilig' „ja" opi te eischen vóór totdoopen .zal kunnen worden overgegaan? Is hier geen gebrek; is hier geen element van onwaarheid in ons kerkelijk leven, ja feitelijk eenige geestelijke tirannie?

Imimers, omdat men dwingt, om t© bevestig'en voor Gods aangezicht in een hoog-heilig oogenblik, wat door menigeen geloochend wordt als juist en waar! Doch de toeleg om het gewenschte „ja" hierop te verkrijlgen, gelukt onidat velen niet den waren zin bevroeden, noch kannen gelooven den bedoelden zin ; (ilaarin werkelijk te moéten lezen.

Nog eens: is deze toestand houdbaar? Moet dit op den duur zoo blijven? Wat is er veel ongerechtigheid, onwaarheid, verwrongenheid in zwang in de. maatschappij', op^ het terrein van het politieke leven, ja! wettelijk geregeld! Moet er ook in de Kerk iets zijn dat daaraan wel doet denken; zélfs in de Kerk.... in het Heilig Sacrament des Doops?

Ook zou een voltooiing van den te Utrecht aangevangen arbeid, den schijn te niet doen die ook na de Verklaring te Utrecht, voor velen nog op' onze Kerken ligt, dat zij toch de leer van de onderstelde wedergeboorte als g'rond van den Doop der kinderen nog huldigen.... wat onze Kerken zeer zou ten goede komen, en velen buiten haar nader tot haar zou brengen, een zaak van onschatbaar gewicht in onzen tijd.

Op den grondslag van de onderstelde wedergeboorte als grond van den D; ocm' zal vereeniging van het Gereformeerde volk nooit kunnen geschieden. Maar als geheel ondubbelzinnig de belofte Gods als grond van den Doop 'gaat gelden, zö(o zal in beginsel de eenheid die er tot nu niet was, reeds aanwezig zijn. Want ook dit is zoo .opimerkenswaardig, dat óók de aanhangers van het andere standpunt toch hiermee ten diepste evenzeer eindigen in de Belofte, als de óók voor hen toch alles afdoende en beslissende grond van den Doop. En wel wordt ook buiten onze Kerken datzelfde Formulier gebruikt, , doch imlmters met ontkenning van den zin _ dien het naar zijn oorsprong heeft. Maar moeten ook wij op deze mtoier het onveranderde Formulier in stand houden?

En wat ten slotte' alles afdoet, de Verklaring sluit zich geheel aan bij' den eenvoud der, H. Schrift. Meer mógen wij in zoo - gewichtig oogenblik niet aan de zielen voorleggen. Wij mógen dan niet met, zware zaken kommen waar, indien oqk al verdedigbaar, toch maar sommigen geestelijk werkelijk toe bekwaam zijn, écych. zeer velen niet, die evenwel niettemin volle recht hebben op 'den Doop hunner kinderen. Ik zeg: de Verklaring blijft zoo echt in Bijbelsche sporen. Tegen het andere standpunt is nog al bedenking in te brengen, maar tegen dit onder aller toestemming, niets.

Waarlijk, van alle kanten B ij b e 1 s c h, zeg ik. Zie maar Hand. .2:38, 39, alwaar Petrus, terstond, bij de opening van de Nieuwtestamentische bedeeling, voor de Kerk aller eeuwen het vastlegt, dat de Belofte, de''Bielofte alleen, de grond, genoegzame grond, is voor den Doop; en voorts .... dat de Belofte ook aan onze kinderen toekomt, ook het deel onzer kinderen is.

Daarom dacht ondergeteekende dat in plaats van deze woorden: „of gij niet bekent dat zij ia Christus geheiligd zijn", voortaan moesten gebruikt worden deze woorden: of gij niet bekent dat hun de Belofte Gods toekomt. De verder in de bewuste vraag volgende woorden kunnen wel behouden blijven, hoewel ook desverlangd, voor „lidmaten Zijner Gemeente" zou kunnen ingevoegd worden: begrepen in Zijn Gemeente.

Of daarna, in verband hiermede, ook verder dit of dat eenigemiate gewijzigd zal moeten worden, daarover kan later gevoegelijk gesproken worden. Dit zal zich vanzelf gereedelijk ontwikkelen.

De Heere zegene en helpe Zijn strijdend Zion '."r'^'^jopi'deze aarde!

Dr de Hartog.

„De Hervorming" geeft een laardigi stukje over ), De Hartqg's Orthodoxie". De vrijzinnigen rekenen hem niet tot hun denk-genooten, m|a, ar ook niet tot de gereformeerden.

Mocht men nog twijfelen aan de orthodoxie van dr de Hartog, dan kan men zijn laatste uitingen in 'dé Septemberaflevering van „Nieuwe Banen", een klein boekje , , Grondbeginselen der Dogmatiek"', " en éën pas verschenen grooter werk „Christendom"'1) er opi naslaan. Een andere kwestie is, of hij in allen deele orthodox is, waarbij alles afhangt van de vraag of men een bepaald stelsel het al-eenige en al-omvattende orthodoxe kan heeten. Di de Hartog verdedigt telkens de stelling, dat hij gereformeerd is, hij heeft Calvijri's „Institutie" van commentaar voorzien en aangevuld, éen werk dat theologisch-wijsgeerig het uitvoerigst zijn dogmatisch standpunt uiteenzet; in gansch het gereformeerde kamp echter schalt aanhoudend het protest tegen dezen ketter. En inderdaad 'ten aanzien van Openbaring en Schrift worden dan toch ook inzichten gegeven, 'welke men kwalijk calvinistisch gereformeerd zal kunnen heeten.

Om allereerst de aandacht te vestigen op dez: e' punten, dr de 'Hartog —• wij moeten uit den aard der zaak heel kort zijn en alleen de p: ointe trachten te treffen — stelt cle bijzondere openbaring Gods in Christus als middelpunt in de universèèle openbaring van God, ook in Christus. Zijh voorstelling komt hieropi neer, dat overal in de wereld in alle tijden God zich deed kennen, maar deze openbaring concentreert zich in de openbaring welke wij historisch zien in Jezus Christus. Hier ligt voor ons een probleem: dat der verhouding van godsdiensten, hetwelk een der diepingrijpende onderscheiden uit maakt tusschen orthodoxie en modernisme. De Hartog staat niet op het standpunt, dat er maar ééne Godsspraak gegeven is, in Jodendom-Christendom, , hij verbreekt het staketsel der ééne waarheid en vindt Gods werk overal, maar hij meent er toe te kunnen terugkeeren in een hoogeren zin: de ééne waarheid omsluit alle Waarheden, het Christendom heft alle andere godsdiensten met hun waarheidsaandeel in zich op. Hier wordt een. verzoening geboden van twee verschillende beschouwingen, de eene orthodox: het absolute heil in de Jezus-Christusopenbaring, de andere modern, die juist opi dit punt onoverkomelijke bezwaren tegen de orthodoxie gevoelde, omdat zijl niet alle andere godsdiensten kon afwijizen als niét uit God. De Hartog is ten volle overtuigd als apologeet bemiddelend te kunnen opitreden; zijn werken vertoonen duidelijk de strekking, om hetgeen het modernisme zich tóeëigende uit wetenschap en wijsbegeerte te erkennen, maar tegelijkertijd in de orthodoxie over te leiden.

Op de typeering van de leer, volgt een karakteriseering van de persoonlijkheid, die ons niet geheel onjuist sdhijnt.

Voor hetgeen dr de 'Hartog biedt aan diepgaand religieus igeesteswsrk hebben wij groote bewondering, hel is zeker een meer dan gewone natuur die indringt in het wezen van God en den mensch, die in zijn beleven van Christus geweldige dingen vindt en deze vertolken kan in paradoxale uitspraken, kortstondige bliksem-belichtingen van sterke felheid of in deinend zwaar proza dat muzikaal ons treft als het hooren van een fuga van Bach; maar als wij ons theologisch verdiepen in zijn werken, blijven wij onbevredigd en gelooven niet, dat hier gegeven wordf^ Wat het moderne levensinzicht, zal kunnen rich-^en. De Hartog is, als wij het even spottend mogen zeggen, in zijn schrijven en spreken een gevaarlijk mensch; hij neemt in zijn forschheid licht mee. Elk oógenblik komt men bij ; hem de gevolgtrekkingen tegen: zoo, dus, daaromi, aldus — ik heb geleerd telkenmale dan op mijn hoede te zijn. Hij suggereert allicht onwillens zijn lozers daardoor, terwijl bij nauwkeurig nalezen meermalen twijfel gerechtvaardigd is. De dingen zijn lang niet zoo zeker als hij juist bij die zinswendingen aangeeft. Dit geldt vrees ik van zijn theologie als geheel.

In een genialen greep rukt hij' de dingen welke steeds scheef hebben gestaan recht, na eenigen tijd gaan ze weer wijken.

Het adres van „De Hongaarsche Heraut” is: Mej.M. Verheij, Nassaustraat 34, Utrecht.


1) Bij Ploegsma, Ziest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's