GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Socialisatie of Bedrijfsorganisatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Socialisatie of Bedrijfsorganisatie.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van het referaat van Mr Gerbrandy over Socialisatie of Bedrijfsorganisatie is de vraag te; ' sprake gekomen, of de Socialisatie kan veroordeeld worden op gi-ond van de onschendbaarheid van het privaatbezit. Uitvoerig is stilgestaan bij de roomsche opvatting, die den privaat-eigendom beschouwt als onaantastbaar natuun'echt. Deze theorie hangt samen met de roomsche opvatting van het beeld Gods.

VIII.

Het zal niet ongewenscht zijn, om met een enkel vv^oord in herinnering te hïengen, waarovier de quaestie, die hier behandeld wordt, loopt. Wel is reeds het geheugen eenigermiate opgescherpt door de korte inhoudsopgave der vorige artikelen, maar dez'e enkele regels izijn niet voldoende, om ons duidelijk te oriëntfeeren. Een ietwat breeder resumé van het voorafgaande sahijnt mij niet overbodig, en daarom neem ik' de vrijheid dezelfde dingen v^ederora te schrijven. Mijn uitgangspunt nain ik in het ref& raat van Mr Gerbrandy over Socialisatie of Bedrijfsorganisatie, en ik knoopte de bespreking van het roomsche standpunt vast aan de volgende opmer-Idng, die Mr G. gemla^akt beeft in ©en artikel over

„Die stand van het sociabsatie-vraagstuk" in „Stem-Men des Tijds". Daar schrijft hij:

„Er bestaat in onzen kring een neiging om de socialistische productie te veroordeelen op het simpele feit, dat zij den plarticulieren eigendom, het privaat hezit, Biet erkent. Van Roomsche zijde is dit ook gedaan door Mr van S ch'aik in, en door Prof. J. DL 'Aengenent buiten de Kamer. Een beroep op Thomas van Aquino, Paus L'eo XIII en Pi us X steunde dit betoog; de privaateigendom is onschendbaar, 'z© is onaantastbaar natuurrecht. Mij komt deze bestrijding der socialisatie al te eenvoudig voor.

Ten onzent is wel door Dr W. A. van Es een onderzoek ingesteld naar den eigendom in de o hoeken van Mozes, miaar dat het naar Gereformeerd belijden vast zou staan^ dat privaat bezit in aeternum gehandhaafd moet worden, is door schriftuurlijk onderzoek niet hewezen. Eerlijk oordeelend, mogen wij bij dezen stand van zaken niet verder gaan, dan deze vTaa|g als vraaig op ziqhzelf open te laten en dit punt probllematiek' te stellen."

In deze enkele woorden wordt veel gezegd.

Ze zeggen niet tuinder dan dit, dat tot nu toe, noch door roomschen nocli door gereformeerden is aangetoond, dat de Heilige Schrift den privaateigendom eischt, en deswege de socialisatie-gedachte moet veroordeeld worden. Niet, dat Mr G. de eerste is, die zulks beweerd heeft, mlaar het komt mij Voor, dat in onzie kringen aan deze oordeelvelling van hem en anderen te weinig aandacht is geschonken, en men nog veel te veel in d© meening verkeert, dat alle communaal bezit door het Woord Gods uitgesloten wordt. De heerschende opviatting onder ons is dezie, dat God aan den I mensch, dien Hij schiep, terstond privaten eigendom gaf, en deze vorm van eigendom bij onze natuur behoort, zoodat het oomimunale iets is, wat tekort doet aan het echt-menschelijke, en aan de rechten van den mensch. Vooral onder de roomschen is deze besdhouWing in eere, en wij zagen, hoe de roomsche economen, als Aengenent en 'PiieS'Ch op' deze grondgedachte hun sociologie bouwen. Staat nu dit principe zoo vast? Heeft de roomsche economie gelijk? Steunt de leer van het privaat bezit in de schepping Van den mensch' naar hiet beeld Gods? 'Aan deze vragen willen we thans onae aandadht wijden, wanneer we eerst hebben nagegaan, hoe in protestantisch-christelijke kringen over dezie quaestie is geoordeeld.

De vraag, die ons historisch onderzoek beheerscht, is dus dezie, of het privaat bezit absoluut door 's Heeren Woord geboden is, en dies ook een b e t r e k k e 1 ij k comlmunisme Van grond en productiemiddelen uitsluit. Het gaat natuurlijk niet over het volstrekte com'munism©, want deze gemeenschap van goederen is eenvoudig niet te verdedigen. Indien n.l. ieder de vrije beschikking liad over alle dingen; indien niemand eenig .goed het zijne kon noemen, en een ander het met evenveel recht mocht gebruiken; Wanneer alle grenzen waren uitgewischt, zou het met de geordende saamléving spoedig - uit zijn, en ontaardde de wereld in ©en geweldigen chaos. Bjj zulk com'munisme zou' er van arbeidslust allerminst sprake zijn, want wie zou h.v. een akker bebouwen, wanneer hij vooruit wist, dat een ander, zonder daarin verhinderd te mogen worden, de vruchten kan wegnemen, , en wie zou zijn krachten inspannen voor een productie. Waarbij de sterkste ten slotte het meeste recht hjad, en het [grootste deel naar zichl toe kon halen? Over dezen vorm van „gemeenschap", over deze dwaasheid gaat het hier niet, maar wat onze aandacht vraagt is het be tr ek'kelij k comimunisme. Is er op schriftuurlijk standpunt gemeenschap van goederen mogelijk? Was er, om de vraag nog nader toe te spitsen, in het Paradijs, vóór den Val, communaal of privaat bezit? Op' die rra.Rg heeft de Leidsche 'hoogleeraar Andreas Rivet (gest. • 1651), een onzer meest bekende gereformeerde moralisten, dit antwoord gegeven, dat het relatieve communisme in overeenstemming is met den staat der rechtheid. Voor deze bewering yóert hij een drietal gronden aan, waarvan de eerste deze is, dat dit communisme 'mogelijk Was, omdat door de wilsgerechtigheid van den miensch, bij het gebruik van het goed de vrede bewaard bleef. In de tweede plaats wijst hij er op, dat de aarde, bij de productie van het goed, geene of althans geen bewerkelijke bearbeidirig eischte; en ten derde argmnenteert hij aldus, dat niemand het overtollige biegeerde, en ieder gemakkelijk aan zijn naaste het noodige toestond (i). Om deze redenen was er, volgens Rivet, , in het Paradijs geen privaat, mlaar communaal bezit, en zou bij een onzondige ontwikkeling van ons' geslacht de privaat eigendom, nimmer de heerschende vorm geweest zijn. Dat thans het privaat hezit domineert, en er geen plaats is voor een meer uitgebreid communisme, noemt hij een gevolg van de zonde. Zonder den val waren er geen muren en grenzfen om den eigendom, noodziakelijk geweest, doch nu in deze wereld het kwade, heerscht, en ihet egoïsme en de begeerlijkheid de harten overheeren, zijn er alom O'mheiningen en scheidsmuren noodig, die verhinderen, dat de ©en den ander verteert en verbijt.

In deze meening staat Rivet niet alleen.

Velen deelen zijn opvatting.

Het privaat bezit, zoo zeggen zij, is gevolg van de ^onde, of liever, is om onzer zonden wil noodzakelijk. Ik herinner hier b.V. aan een uitspraak ivlan Dir van Gheel Gildemieester op bet leerste christelijk sociaal congres: „Indien nu, wat vsdj gelooven, het Sabhathjaar als type wijst op den tijd, wiaarin de scihepping van de dienstbaarheid der verderfenis verlost zal zijn, daarin schijnt dan 'ook de aanwijzing gegeven: het privaat bezit is om onzer zonden wil noodzakelijk, maar van den bieginne is dit lalzoo niet 'bedoeld ? (blz. 160). Om het belang van dezte qiiaestie hoop ik , een volgende week hierop nog terug te komen.


¹) Vgl. Dr W, . Ge e sin k, 'Van 's Heeren ordinantiën II, 2, blz. 270.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Socialisatie of Bedrijfsorganisatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's