GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gebedsroeping.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebedsroeping.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorts zeide de Heere: e^vijl het geroep van Sodom en Gomorra groot is, en dewijl liare zonde zeer zwaar is, zal Ik nu afgaan on 'bezien, of zij naar hun geroep, dat tot Mij gekomen is, het uiterste gedaan hebben, en zoo - niet. Ik zal het weten.... En Abraham trad toe ... . Genesis 18:20—23.

Met vernieuwde, kracht herinnere de gemeente des Heeren zich in dezen tijd, hoe zij geroepen is in voorbede bij God opi te treden voor de wereld.

De Augustusmaand brengt ons immers tot herdenking van zoo schrikkelijke dingen in het volkerenleven; te schrikkelijker wijl deze dingen niet enkel in het verleden liggen, maar de stroom van rampen, die vóór tien jaren losbrak rusteloos voortgaat zich over de natiën uit te breideii. In pijnen wentelt zich de wereld, en hoevele pogingen tot genezing zijn al mislukt; een fatale factor schijnt alle w; ederopbouw met vruchteloosheid te treffen.

En intusschen gaan de volkeren voort de ongerechtigheden te vermenigvuldigen en zich onder de oordeelen Gods te verharden. Het is in deze jaren, alsof de-drie mannen uit Abraham's geschiedenis opnieuw op weg zijn om de zonde der wereld te bezien, en hare verwoesting te gebieden.

Op de hoogte tegenover de steden der ^vlakte staat Abraham.

Hoe rijk gezegend is hij.

Zoo pas nog kondigde 's Heeren eigen mond hem aan, dat het heilig zaad zou kom«n, waaraan Abraham's geloofsverwachting hing; — de geboorte van Izak, van hém uit wien God de Christus zal voortbrengen, is aanstaande.

De aartsvader is in heilige verrukking. Met blinkend gelaa.t wandelt hij naast God over de berghoogten. Welk eene wereld van uitzichten heeft de Heere hem ontsloten!

Hoe hoog is de weelde van het hart, dat na lang wachten en begeerig uitzien den Christus ontvangen mag!

Maar nu heeft de Almachtige vei'volgens aan Abraham het oordeel bekend gemaakt, dat over Sodom hangt.

Dat is het tegenstuk.

Twéé dingen brengt God in ééne komst; de zaligheid-in Abraham's tent, en de verdoemenis over de wereld. De Christus komt, en tegelijfe komt het oordeel over Sodom. Het licht brengt de schaduw. Het Licht der wereld werpt ook de groote wereldschaduw. Christus is gezet tot een val en opstanding. Het zal eenmaal in den Groeten Diag zoo zijn, het is nu zoo, en het was reeds zoo bij de komst van het heilig zaad in Izak.

Abraham gezegend, Sodom verwoest.

Nu staat de Heere daar met den - aartsvader ophef gebergte tegenover de steden der vlakte. En Hij lieeft, na Abraham gezegend te hebben, hem Zijn plan met Sodom bekend gemaakt. „Zal Ik voor Abraham verbergen, wat Ik doe? "

En dan zwijgt God.

Waarom ? Om aan Abraham de gelegenheid te geven tot spreken. Om hem den weg te openen - voor zijn biddend pleiten. Om hem nu zijne roeping, zijne geJjedsroeping te doen gevoelen. God wacht als 't ware, om te zien, waartoe Al^raham's zegen hem dringen zal; of die zegen hem nu brengen zal tot innerlijke bewogenheid met het lot der wereld. Daarom zegent God hem eerst, en zegt hem daarna - Zijn plan over Sodom.

En gelijk de Heere bedoelt, zoo geschiedt ook. Want nu lezen we: „En Abraham trad toe". En dan komt zijne roerende smeeking voor de iKja, nanitische steden. Eene smeeking daarom zoo schoon, omdat Abraham de gezegende is; omdat Abraham niet heengaat om zich in zijn eigen heil te verlustigen; neen, zijn zegen drijft hem juist tot voorbede voor wat niet gezegend is. Abra-, ham, de dankbare, de van God , onmetelij1c ver-njkte, — juist 'nij'is" nu 'MWOgM ö^\féf 1^^ het oordeel ligt, en hij heft de ontfermende handen op om zijne voorbede te doen opstijgen tusschen God en Sodom: Heere, indien het mogelijk is...

Zoo staat de gemeente des Heeren, het zaad Abrahams, op de hoogte tegenover de wereld. God voert haar in dezen tijd der herdenking weer met opzet daarheen.'

Daar ligt nog diezelfde wereld, die de maat barer ongerechtigheden vervult, en wier goddeloos geroep omhoog stijgt.

En daar is nog' diezelfde Rechter der gansche aarde, die nederkomt om de zonde der menschenkinderen te bezien, en die Zijne oordeelen nederzendt.

En daar is nog datzelfde gezegende volk, de kinderen van den vader der geloovigen; de gemeente, die door het geloof de belofte van-Abra, ham ontvangen heeft; God gaf die gemeente den Christus, en in Hem alle schatten des heils.

En het is als met Abraham. Aan Zijne kerk liet God niet onbekend, welk oordeel de wereld wacht. Die kerk weet het heilig misnoegen - des Heeren, en ziet in de dingen van dezen tijd de flikkeringen van Zijn toorn. „Ik zal nu a, fgaaai, en bezien"....

Dat dan die kerlj hare roeping, hare gebedsroeping versta! Versta, hoe God van haar verwacht, dat zij in voorbede voor de' wereld bij Hem zal optreden. Dat toch vooral in deze dagen de gestalte van den aartsvader de hare zij: „En Abraham trad toe"

Wij mogen iir dezen ontroerden tijd nog zooveel zegen gedenken. De tent van 's Heeren kerk hier te lande bleet gesplaard bij het woeden der verwoesting om ons heen, gelijk de tent van Abraham bij het omkeeren van Sodom.

Het komt in deze gedenkwaardige maand opnieuw in da.nkbare herinnering. En bovenal, de toorn Gods, die eemnaal ten volle van den hemel zal geopenbaard worden over alle ongerechtigheid der meiischen, en wier beginseleir en uitingen in alle oordeelen over de wereld gezien worden, — die toom is voor 's Heeren volk in Christus gestild.

Houde al deze z'egear ons niet in onze tent, om ons daar te verlustigen in ons heil, — maar drijve die zegen ons uit om mét God op de hoogte te staan tegenover de wereld. Zij het gebed het voornaamste stuk der dankbaarheid. Verruime en verwijde Gods zegen ons hart, om met innerlijke ontferming bewogen te zijn over wat niet gezegend is. En trede in dezen tijd de begenadigde gemeente des Heeren nog aliijd toe, gelijk Abraham, om zich' in voorbede te werpen tusschen God en de wereld, en die wereld aan de barmhartigheden Gods op te dragen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1924

De Reformatie | 4 Pagina's

Gebedsroeping.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1924

De Reformatie | 4 Pagina's