GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Geestesleven der Natuurvolken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Geestesleven der Natuurvolken.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de hand van den heer Kluin, Herv. predikant te Angeren, verscheen onder bovenstaanden titel een boek, waarop wij in deze rubriek gaarne de aandacht vestigen, omdat de recensierubriek geen voldoende ruimte biedt.

Ongeveer tien jaren geleden werd door den Zendingsstudieraad uitgegeven „Animisme en Christendom", waarin de heer Winckel het geestesleven der heidenen beschreef voor zendingsstudie-kringen. Het duurde echter niet lang, of het bleek, dat de theorie over 'den godsdienst der heidenen, daarin uiteengezet, niet geheel met 'de werkelijkheid overeenstemde. Diepergaand onderzo'ck leerde met na.me de zendelingen, dat de naam Animisme volstrekt niet den geheelen •heideinschen godsdienst dekte; zelfs was het Animisme niet de hoofdtrek; op den voorgrond moest worden gezet wat men onder 'den naam Dynanisme heeft samengevat.

Is het niet vreem'd, dat nu eerst het heidendom in zijn diepten gekend wordt? AViaarlijk, mien is er niet mee klaar, door te zeggen, dat heidenen afgodendienaren zijn. Voor welke ingewikkelde moeilijkheden gij' komt te staan, zoo gij' met heidenen in aanraking komt, kan dit boek nu u leeren.

Eerst iets over het uitwendige.

De Z. S. R. heeft het keurig uitgegeven. De vele platen, de aangename druk, de overzichtelijke in-'deeling, alles lokt het lezen uit.

Na een Inleiding, waarin 'de begaafde schrijver met nadruk wijst op de moeilijkheid, om het geestesleven der natuurvolken te leeren kennen, behandelt hij achtereenvolgens 'de drie karakteristieke ho, ofdtrekken van het Heidendo-m, n.l. het-Dynanisme, - Het Aninisme en 'de Godenleer, .om, , ., daarna in.^JÜShoofdstukken er op te wijz& |lilfee het

Evangelie bij de natuurvolken ingang vindt' ©n doorwerkt.-In il lïoofdstukken, omvattende 200 bl, waarbij dan nog 30 bl. aanteekeningen komen, wordt dit alles behandeld.

Wat wil dit boek? „Een duidelijk beeld geven van het godsdienstig denken der Heidenen in onze Oost-Indische koloniën en elders", wordt mét het gezaghebbend woord van Dr Alb. 'Bruyt in een korte inleiding verzekerd; terwijl deze als zijn meening uitspreekt, dat Ds Kluin hierin geslaagd is. Toch zijn wij van oordeel, dat Dr Kruyt wat eenzijdig heeft gesproken; „godsdienstig denken" khnkt erg intellectualistisch; de sclirijver van dit kostelijfee boek heeft zich dan ook volstrekt niet tot het „denken" I)eperkt, maar het „leven" laten zien.. W.el opmerkelijk is dan ook, dat Ds Kluin in zijn eigen „Woord-vooraf" den titel handhaaft van „geestesleven"; maar. wij komen op deze kwestie straks terug.

Het is een voortreffelijk boek, en wij gevoelen bewondering voor den sympathieken pastor uit Angeren, die onder zijn drukken pastoi-alen arbeid ]iiet alleen voor zichzelf genoegzame kennis van den heidenschen godsdienst verwierf, maar ook in staat is door het schrijven van dit boek anderen Ie onderwijzen.

Wij kunnen veel goeds van dit werk zeggen. 'Gemakkelijk leest het niet; of liever, de stijl van den schrijver is wel helder en Haar, maar de stof, al wordt deze ook volkomen beheerscht, is zwaar om te verstaan. De volle aanda.cht moet er 'bij, om alles uit elkaar te houden; en dan zijit gij aan het einde wellicht nog niet geheel bevredigd. Wij zijn als Westerlingen zoo geneigd, om de heidensche religie systematisch te verdeelen en onder te verdeelen, en alle overtuigingen en verschijnselen in afzonderlijk geëtiqueteerde hokjes te zetten. Maar dit boek leert u, dat dit niet gaat. Wij hebben den heidenschen godsdienst te nemen zooals hij is, met al zijn duisterheden en tegenstrijdigheden.

Zeer sympathiek doet ook aan de positieve overtuiging van den schrijver, die, hoewel niet der •flereformeerde richting toegedaan, hem toch het evolutie-standpunt der religionsphilosophen. doet prijsgeven. De heidensche godsdienst is vlg. Ds Kluin valsche godsdienst, en de Christelijke godsdienst de eenig ware. Hij schrijft op bl. 28 in een noot: „Ook zal de heidensche godsdienst niet begrepen kunnen worden zonder "het aannemen van een objectieven factor, d-.w.z. zonder openbaring Gods, als men wil: algemeene openbaring". Hij ziet in de heidensche religie een verbastering van hetgeen God oorspronkelijk den mensch gegeven, heeft. En met instemming haalt hij het woord van Dr Warneck aan bl. 157: „We doen w; èl, het onderscheid in het oog t.e h0'uden, _ dat Dr Wi. maakt tusschen a a n k n o o p i n g s p u n t e n voor het Evangelie en gronde n, waarop het Christendom kan worden opgebouwd. Die vinden wij in het geestesleven der natuurvolken niet. Er is geen gelijkwaardigheid, doch alleen grondleggend'e tegenstelling".

Hiermee kunnen wij ons vereenigen, al achten wij het een gebrek, dat niet meer rechtstreekjs' verwezen wordt naar de Heilige Schrift, die. als het Woord van God ons deze dingen leert.

Opmerkelijk is, dat Ds Kluin in zijn titel van het boek niet van „heidenen, " doch van „natuurvolken" 'spreekt. Echter ligt de verklaring voor de hand. Het woord „natuurvolken" verengt het begrip „heidenen". Immers, ook de Hindoe's, de Boeddhisten, de Shinto's enz. zijn heidenen; maax over deze spreekt het boek niet. Zielf verklaart de schrijver in een noot op bl. 13 wat hijf onder natuurvolken verstaat, als hij zegt: „volkeren, die de m.eest primitieve samenleving helDben, die wij keimen", en ook: „volken, die zich met de natuur (dé hen omringende wereld) vereenzelvigen, of die door haar beheerscht worden". '

Nu, dezen „natuurmensch" teek'ent Ds Kluin ons hier ten voeten uit. Hij beperkt zich dus volstrekt niet tot het „denken" van den heiden; wij krijgen zijn „leven", en wel zïjn „geestesleven".

Wanneer dit in het oog gehouden wordt, verwondert het u niet, dat hij niet als titel van. zijii boek koos: „D-e heidensche godsdienst", zooals b.v. Dr Adriani zijn nog steeds lezenswaardig geschrift „Het animistisch heidendom als godsdienst" genoemd heeft.

Het ligt niet in de bedoeling van den schrijver het woord godsdienst door geestesleven te vervangen; maar, als wij' het goed hebben begrepen, neemt hij den godsdienst als een deel van het geestesleven; geestesleven is hem meer dan godsdienst.

En hier schuilt nu o.i. eenige verwarring. Hij heeft ons tenminste nog niet overtuigd van de juistheid zijner onderscheiding.

Reeds de naam geestesleven kan hier verwarring stichten. Want daaronder valt toch naax onze Westersche terminologie ook de wetenschap enz. En daarover wil Ds Kluin het natuurlijk niet hebben; hij bedoelt het godsdienstig geestesleven. Maar oo'k daarmee is niet genoeg gezegd, daar hij b.v. heel de magie, de toovenarij dus, en het fetischisme en het totemisme van den godsdienst afzondert; dit alles is wel geestes-(of geestelijk? ) leA^en, maar geen godsdienst.

Hiermede vervalt o.i. de tot dusver heerschende meemng, dat de heiden zoo alleözms godsdienstig is, .daar heel zijn leven met. den godsdienst is doortrokken. Wierd zelfs niet het koppensnellen als rehgie aangemerkt? Maar in dit boek wordt uit het geestesleven een stuk uitgenomen, dat dan godsdienst wordt genoemd.

Hoe de schrijver daartoe komt? Wiel, omdat hiji den godsdienst omschrijft als de zekerheid van een hoogere bovenzinnelijke wereld en het besef van afhankelijkheid en verplichting tegenover de machten, die deze wereld beheerschen. Met een definitie, die aan de Schleiermacheriaansche philosophie doet denken, is Ds Kluin tot het geestesleven der natuurvolken gegaan, en heeft tóen alles, wat hij daai-niet in overeenstemming met deze definitie vond, als niet behoorende tot den godsdienst geschrapt. Maar dit gaat o.i. niet aan. Wij hebben niet te vragen, wat wij vlg. een philosophische bepaling voor godsdienst houden, maar wat de heiden zijn godsdienst acht. En dan schijnt het ons nog steeds toe, ook na bestudeering van dit uitnemend geschrift, dat de magie enz. een integreerend deel van het heidensch godsdienstig leven uitmaakt.

Trouwens, de schrijver wijst zelf op Roomsche gebruiken, die aan de heidensche magie doen denken, bl. 72 v.v. Maar maken dan de reliquien, het wijwater, de wijkaarsen enz. enz. geen deel uit van het godsdienstig leven der Roomschen? Evenzeer als die bijgeloovige gebruiken in den Roomschen godsdienst zijn opgenomen, zijn ook magie enz. een stuk van den godsdienst der natuurvolken. En de mededeeling, dat de Afrikaner onderscheid maakt tusschen den toovenakr en den priester, doet deze meening niet teniet.

Doch wij moeten eindigen. Eén opmerking moét ons echter nog van het hart. De geleerde schrijver haalt alle mogelijke en onmogelijke literatuur aan. Alleen de Gereformeerde heeft hij vergeten. In elk geval zwijgt hij' er over. Slechts één keer wordt terloops Soemba genoemd, maar over het geestesleven daar worden wij niet ingelicht. Is het tijdschrift „De Macedoniër" aan Ds ICluin onbekend? Het is niet aan te nemen. Heeft hij heelemaal geen kennis genomen van hetgeen over de onderzoekingen van het Soembaneesche geestesleven ook op andere wijze is gepubliceerd? Ds Kluin staat te hoog, om onze Gereformeerde zending te negeeren. Maar nu hij dit - toch gedaan heeft, is hiji zelf de oorzaak, dat zijn boek niet met die sympathie begroet wordt door onze Gereformeerde menschen, als het wegens zijn overige voortreffelijkheid waard is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1924

De Reformatie | 4 Pagina's

Het Geestesleven der Natuurvolken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1924

De Reformatie | 4 Pagina's