GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijsbegeerte in steen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Wanneer de wijsbegeerte van den modernen tijd in de bouwwerken tot uitdrukking komt, heeft zij ook meer dan eens inderdaad juiste opmerkingen. Ook vanuit een onjuist standpunt kan men tenslotte komen tot in ' velerlei opzicht niet aan te vechten conclusies.

Dit hangt in ons geval samen met het feit, dat het pantheïsme, dat, langs theosofischen lijn, in de bouw^orde onzer dagen spreekt, één waarheid ver-'staat. Het is deze, dat God in alles, wat het werk Zijner handen is, aanwezig is. Nu stelt het pantheïsme deze waarheid wel zeer scheef voor; en zooals deze richting de prediking van Gods immanentie doet hooren, heeft die immanentie, dat inwonen •Gods in Zijn schepping, de vreeselijkste consequenties. We hopen daarop later terug te komen, wanneer we onze critiek geven.

Maar het is te verstaan, dat er bij de voorstellingen dezer school toch ook verschillende zijn, die wij als juist moeten erkennen.

En dan merken we allereerst op, dat eerbied voor de natuur niet altijd te vinden was bij hen, die bouwden.

O zeker, waar een meer zuivere intuïtie sprak, waar op de wijze van „zich aansluiten aan het bestaande" de oude volkszede werd geëerd, daar werd zelden gf nooit tegen de eischen van het leven der natuur en tegen de eenheid in Gods schepping gezondigd.

Maar menige „villa" is als een schelle, schrille schreeuw temidden van zachte muziek. Veel te dikwijls is er gezondigd tegen de eischen van de harmonie; en telkens weer doet een gebouw denken aan een kalkvlek op een mooie schilderij.

Bovendien is er waarheid in de schoonheid van Gods schepping. God versiert steeds logisch.

De schoonheid van den boom is haar loofdak; dat loofdak is één samenstel van blad-versiering; elk blad op zichzelf is met nerven versierd; maar al deze sieraden hebben hun functie; en juist omdat deze functie aanwezig is, , is de aanwezigheid van de versiering logisch. Maar tevens is er in al datgene wat 'functie heeft aan den boom, nergens dissonant van leelijkheid; alle functie is opgelost in één schoonheidsjubel.

Waar de functie aanwezig is, daar wordt het doel bereikt; maar tegelijk is in de schoonheid van het scheppingsdeel de functie en dus ook het doel aanwezig.

Zóó werkt onze God.

En wanneer de moderne bouwkunst op deze dingen wijst, dan doet ze dat terecht.

Nu zegt de moderne wijsbegeerte, die in steen uitgedrukt wil en kan worden, deze dingen vermengd met onjuiste gedachten. Het is hier nog niet de plaats, om op het stelsel als geheel critiek te oefenen. Dat komt later D.V. Immers, zooals we in de correspondentie onder een vorig artikel reeds schreven, zal deze reeks wat langer worden, dan eerst het plan was. Dit, wijl van zeer vele zijden belangstelling voor het onderwerp bleek te bestaan. Maar daardoor hebben we dan ook beter gelegenheid wat breeder op de dingen in te gaan, en later onze kritiek ietwat breedvoeriger te geven.

Volgens de gedachte dan van genoemd wijsgeerig systeem moet er bij elk bouwwerk aansluiting zijn aan de omgevende natuur. Immers voor het godsoog en voor het oog van hem, die de geda, chte van den eeuwige i) grijpt, is alle schepping een eenheid, en moet ons bouwwerk zijn een werk in het Werk. Maar zal het met het Werk (de schepping) één zijn, dan moet het, zonder verloochening van eigen karakter, toch ook zich geheel als éénheid aansluiten hij en opsluiten in de éénheid van het eeuwigheidswerk, dat natuur heet.

Maar dit beteekent niet, dat wij de natuur moeten nabootsen. Wie uit was een appel kan vormen, en die appel netjes kan verven, zóó, dat ieder zou gelooven een appel te zien, is een knap werkman, maar geen kunstenaar. Hij is „naaper". Waarom is hij dan geen kunstenaar? AVel hij staat geheel buiten 't geen de natuur doet en 't geen de natuur is. Wijl appelboomen geen biljartballen produceeren, maar appels, overeenkomstig hmi aard, moeten kunstenaarshanden geen appels produceeren, maar voorwerpen in welke het weezen en de geest van hemzelve is weergegeven.

Zoo moet dus ware bouwkunst ook hier haar regels vinden. De kmistenaar moet de ideeën van den eeuwige weergeven; die ideeën nemen door zijn werk een verschijningsvorm aan in ruimte en tijd.

En hoewel er nu niet veel kans bestaat, dat de bouwkunstenaar in zijn gebouwen natuurvoorwerp'en nabootst — immers er bestaan in de natuur geen modellen voor huizen —, is het gevaar des te grooter, dat hij vergeten zal in de onderdeelen van zijn bouwwerk het zuivere evenwichtige in zijn houding te bewaren.

Men heeft b.v. een .tijdlang de idee gehad, dat een zuil het mooist was, wanneer zij een vrij getrouwe copie was van een boom. Hier en daar staan' dan ook „villa's", die voorzien zijn van balcons, die gestut worden door zuilen in boomvorm, liefst zelfs met takken terzijde a, f. Maar hier werd vergeten, dat een boom een andere functie heeft dan een zuil. De boom is er voor iets anders dan j'oor 't dragen van een last. Anderen hebben gezegd, dat een zuil den vorm moet hebben van een been. Maar ook de functie van een been is een andere dan die van „stut". Het been loopt óók. Een zuil niet.

De vorm van de zuil wordt bepaald door de harmonische verhouding in verband met haar doel. En waar, zooals we in een vorig artikel zagen, de wet van het aesthetisch evenwicht door die van het statisch evenwicht wordt gedekt, is de beste vorm voor die zuil die, welke door de wetten der statica wordt aangegeven.

Door dit voorbeeld moge duidelijk zijn, dat „aansluiting aan de natuur" allerminst nabootsing van de natuur beteekent. De kunstenaiar heeft het wezen van zijn object te begrijpen; heeft de functie van dat object te verstaan, en heeft daarnaar zijn kunst aan te wenden.

Maar' zóó blijft hij voor dwaasheden m de versieringen de dingen bewaard. En zal hij tevens logische versiering weten aan te wenden.

Deze aansluiting aan de natuur beteekent evenwel óók, dat het geheel van het bouwwerk niet mag strijden tegen (Ie natuui'-omgeving.

In zijn prachtwerk „Bouwkunde in de stad en op het land" heeft Herman van der Kloot j\I e y b u r g zeer veel voorbeelden gegeven van huizen en andere gebouwen, die de rust van de natuuromgeving ten eenenmale verbreken. En niet alleen bij gebouwen treft men deze fout aan. Een simpel hek kan als vloeken met de omgeving, en er zijn tuin-omrasteringen, die een leelijke streep zijn door een idyllisch geheel.

Maar evenzeer is 't mogelijk al deze dingen uitnemend aan hun doel te doen beantwoorden, zonder dat de rust wordt verstoord. Dat beteekent nu weer niet, dat een alsluithek dan uit een boomstam moet bestaan of dat een tuin-omrastering groen geverfd moet zijn om zich aan te sluiten aan de heesters van d'omgeving.

Neen, de functie van wat menschenhaaiden maken, moet duidelijk uitkomen, maar hier moet het evenwicht, dat steeds in de natuur aanwezig is, nimmer worden verloren. Een hek kan zooiwel leelijk zijn, omdat het te klein en piet-lutterig is, als omda.t het te zwaar en te opvallend is.

Hier geldt steeds weer de wet van het evenwncht, en de harmonie met de, omgeving.

Natuurlijk heeft de bouwmeester, vooral wanneer hij op een terrein van eigen type een gebouw bouwen moet, hier een geweldige taak. Daarom moet hij óók kunstenaar zijn. De ziel van de omgeving late hij op zich inwerken; hij doorvoele de idee van het gebouw, da, t hij bouwen wil — en hij zoeke in eigen ziel de vormen voor dat gebouw, zóó, dat straks het gebouw leeft in zijn omgeving. „Een ziet in een Ziel".

Met zelfstandigheid en toch in eenheid met den ointrek. Een levend oog in een levend gelaat. „Een werk in het Werk".

Maar zal de ware kunst zóó bloeien, dan is hoodig een sterven van den mensch, ppldat er uit den dood van den mensch groeie het leven van den kunstenaar. Daarom blijft hier een terrein voor de zuivere kunstenaaxsvisie, een terrein, dat buiten de logische beschrijving omgaat. Hier is het irrar tioneele, dat alleen concreet en dus tot op zekere hoogte rationeel te kennen is, , wa, ar de kunst het kunstproduct voortgebracht heeft.

Maar dat kunstenaarsleven , , stroomt ons toe uit een Bron, waar alles moog'lijk is, zoodra wij, absoluut, onszelf om niet gegeven hebben".

Maar „dit moeten wij zelf doorleven en doorsterven", „langs den eenen of langs d'anderen weg".

Men ziet, dat hier de mystieke weg de weg is, waarlangs het kunstenaarsheil wordt gevonden. En het eind-is de „Dood van onszelf", is de overwinning. Want , , daar vallen al onze bouwsels ineen", daar gaan onze idealen verloren. En daar „gaat de geest van den eeuwige in ons bouwen, en verrijst het bouwwerk van den eeuwigen geest".

Maar eerlijk wordt dan ook toegegeven, dat het mogelijk is, dat aiideren langs dezen weg van hun eigen dood komen tot andere inzichten.

Van een absolute waarheid en van absoluut juiste inzichten, kan dan ook niet worden gesproken.

Ook hier is varia.tie. Ook hier is verscheiden school. Want hier regeert, zooals te verstaan is, het subjectivisme.

Vandaar, dat er zooveel uitloopers van de hoofdrichting zijn.

Gelijk we in een volgend artikel hopen te zien.

Correspondentie. M. W. te M. Op uw opmer­ king hoop ik terug te komen.

J. W.


¹) Men heeft mij gev^raagd, waarom! ik in de uitdrukking „de eeuwige" dat „eeuwige" niet met een hoofdletter schreef. Dat is wijl het daar gaat over den god ran de panthaïsten en niet over onzen God.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's