GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Magnetiseur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Magnetiseur.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. V. d. R. te B. zond me idjo vraag, of he^t een christen geoorloofd is, zich voor genezing van een ziekte, waartegen hij vruchtelo^os de hulp van tal van Dokters inriep, onder behandeling te stellen van een magnetiseur.

’k Begrijp die vraag. Het magnetisme ligt ojp het geheimzinnige gebied, dat we gewoon zijn het Occultisme te noemen, 't Wordt daarom in één adem genoemd met hypnotisme, somnabulisme, spiritisme en nog heel wat andere „ismen", waartegen wij, christenen, een protesteerende of, in 't beste geval, een gereserveerde houding aannemen. En we doen dat met recht, want het Woord onzes Gods vermaant ons, dat we wandelen zullen als kinderen des lichts, en daarom onzen voet niet zullen zetten op jpaden, die we niet vermogen te onderscheiden. Het zegt ons, dat er misleidende werkingen, listige omleidingen, en Gods wonderen nabootsende machtsopenbaringen des duivels zijn, die, als 't mogelijk was, ook 'de uitverkorenen verleiden zouden; het waarschuwt er ons tegen.

Het is daarom te verstaan, dat wie geen gemeenschap wil hebben met de werken der duisternis en geen hulp begeert van Satan, die hij ook, als geloovende „in God den Vader, , den Almach: tige. Schepper des hemels en der aarde", niet noodig heeft — zich ernstig bedenkt eer hij zijn toevlucht neemt tot een ietwat geheimzinnige geneeskracht als het magnetisme.

Toch geloof ik, dat er ten opzichte d, aarvan, bij ons geen schroomvalligheid hoeft te bestaan.

Want al ligt het medisch gebruik van de magnetische kracht bij de massa nog onder verdenking van duivels-kunstenarij, en al is nog lang niet alles erin wetenschappelijk verklaard — .Zooveel is toch wel al duidehjk, dat we er in te doen hebben niet met een daemo^nische werking, maar met een dood-natuurlijke kracht, die God allerwegen in Zijn schepping werken doet en die we zelfs allen in meerdere of mindere mate bezitten. Al wat een magnetiseur van anderen onderscheidt is, dat hij meer van deze magnetische stof in zich draagt dan de meesten, dat hij voldoende kracht van wil heeft om haar op anderen over te leiden, en dat hij haar methodisch weet aan te wenden tegen bepaalde ziekten.

En de ervaring bewees, dat de magnetische stroom daarbij dan metterdaad in zeer veel gevallen, vooral bij zenuwziekten en bij allerlei stoornissen in de gezondheid, die met het zenuwleven in verband staan, genezing kan bewerken. Het blijkt dus uit de feiten, dat we in het magnetisme evengoed als in belichting (door hoogtezon e.d.) en aanwending van den electrischen stroom, een der wapenen hebben te waardeeren, die Go'd ons gaf tegen krankheden. Ook daar\'an geldt derhalve het woord der Schrift: „Alle schepsel Gods is goed, met dankzegging genomen zijnde".

Nu zijn er echter z.g.n. magnetiseurs, die, evenals vroeger, en o^p het plattelan.d nog wel hier en daar de bekende „strijkers", hun heel gewoon en natuurlijk werk, door als voorwaarde voor genezing den eisch te stellen van geloof in hun macht, door zonderling gebaar en het prevelen van bep^ajalde formules, in een waas van bovennatuurlijlcheid zoeken te hullen. Zulke menschen, de kwakzalvers onder de magnetiseurs, hebben we, om geen deel te hebben aan hmi profanie of "bijgeloof, natuurlijk te mijden. Doch er is geen enkele reden, waarom we, in bepaalde gevallen, niet de hulp zoenden inroepen van een bekwaam magnetiseur, die zijn kunst nuchter opvat als een methodiscihe aanwending A'an gewone, na'tuurlijke kracht. Intusschen zou ik ieder aanraden, het niet te doen, zonder vooraf den behandelenden geneesheer te raadplegen.

„Vroegdoop”.

Op een geheel ander terrein beweegt zich de vraag, die een ander onzer lezers me deed. Ze

betreft den tijd, waarop, men voor zijn kind den H. Doop dient te zoeken; meer bepa, ald of men daarmee al of niet behoort te wachten tot de moeder hersteld is en bij de bediening van den Doop tegenwoordig kan zijn.

Na al wat er over deze aangelegenheid vóór en na reeds geschreven is, meen ik met een kort bescheid te kunnen volstaan.

Trouwens, dat zou ook kunnen, en misschien nog béter laumen, als er onder ons minder over geschreven en gepraat was; want al dat schrijven en praten heeft de zaak veeltijds maaf vertroebeld.

Ze is, dunkt me, zoo dood-eenvoudig! Ze komt eigenlijk neer op deze andere: Is de genade, die Ood de Heere ons en ons kind in den H. Doop', d.w.z. in de verzegeling van Zijn Verbond, schenken komt, al of niet waard, - dat we ons haasten haar voor ons kind te zoeken?

Is ze het niet — laten we dan den Doopi maar uitstellen tot het ons eens gelegen komt er aan te denken. ' (

Is ze het wèl —• laat ons dan zonder noodza, ak geen dag verliezen.

Deze vraag stellen is het antwoord geven.

Of is er grooter genade denkbaar voor ons en[0nze kinderen, 'dan de verzegeling van de afwassching der zonden door Jezus' bloed en Geest?

Laat dan de spoed, waarmee we haai zoeken, met deze onuitsprekelijke gave Gods in overeenstemming zijn.

Beter, dat menschen, die niet beter weten, ons vroeg-dooper of Roomsch schelden, dan dat we voor God schuldig werden aan geringschatting van zijn genade over ons en "onze kinderen.

Derhalve: zoo' mogelijk, den Doop vragen, zelfs • eer de moeder herstelde?

Ik antwoord alweer niet een wedervraag. Met deze: of de Doop voor het kin, 'di is of voor de moeder.

Waarom zou 't kind dan op moeder's herstel moeten wachten?

Hoe méér moeder moeder, en een godvi*aezende moeder is — hoe minder ze zal willen, da, t haar kind om harentwille, ook mjaar een dag of een uur verstoken blijft van ^wat betere liefde dan de hare het geven wil.

Het waren déze overwegingen en geen Roomsclie bijgeloovigheden, die onze kerken in , haar kerkenorde deden schrijven, ^„dat men den J)'Oop der jonge kinderen zoo haast zal zoeken als mogelijk is". En welk een ernst ]iet onzen kerken in vroeger tijd hienmee was, blijkt uit het feit, dat in den oorspronkelijken tekst van ons Doopsformulier de derde „doopsvraag" wèl dén vader of den getuige, maar lïiet de moeder noemt. Laat ons dit goede voorbeeld volgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Magnetiseur.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's