GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ontwerp-Stembusprogram.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ontwerp-Stembusprogram.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Bezuiniging ook principiëe1e politiek?

De Defensie behoort ongetwijfeld tot de principiëele politiek.

Godzelf heeft de natiën in het aanzijn geroepen. De nationaliteit moet daarom verdedigd worden als een van God gegeven goed, dat ons veel heiliger moet zijn dan eenig vaderlijk erfgoed.

En zoolang er nog van eenige zijde gevaar dreigt, dat men op ons nationale leven inbreuk wil maken, hebben we ons voor de Defensie gereed te houden.

In plaats van de eerste te zijn in de algeheele ontwapening, gelijk men van socialistische zijde verlangt, kunnen we ons niet ontslaan van den plicht van alle naburige staten de laatste te wezen.

Maar dit schrijven wij onderstellenderwijs.

En tevens iir het bewustzijn, dat die onderstelling nooit verwezenlijkt zal worden.

We wilden hierdoor alleen het politiek principiëele van deze kwestie scherp laten uitkomen.

Doch met het tweede groote punt op het Ontwerp-Stembusprogram: de Bezuiniging, staat het anders.

Wie een blik slaat in de toelichting op het Ontwerp-Stembusp'rogram, bem, erkt al dadelijk, dat over de bezuiniging inheel .ajidergn, toonaard wordt geschreven.

Hier nietdè. bazüinstóot tan hét heilige moeten. Hier geen beroep op Gods Woord.

Hier slechts de logika der rekensommen.

Defensie en Bezuiniging staan dan ook volstrekt niet op gelijke lijn.

Zij hebben niet dezelfde principiëelebeteekenis.

Zorg voor Defensie is 'onder alle omstandigheden geboden. Want de zonde in het volkerenleven wordt in • deze bedeeling niet weggenomen en de oorlogen zullen niet, ophonden.

Maar Bezuiniging is niet altijd roeping.

Er kunnen tijden komen, 'dat juist op het tegendeel van bezuiniging moet worden aangestuurd.

Wanneer een periode van ongekende welvaart aanbreekt, behoort de istaat zijn huishouding op grooteren voet in te richten.

In dat opzicht staat hij gelijk met den partikulier.

De man met een groot inkomen, die als gierigaard leeft, is een anti-sociaaJ wezen. Hij is een wan-mensch. Zijn rijkdom is, naar het Woord der bchrifl, verrot.

En nu behoort er ook kommunikatie te zijn tusschen staatsinkomsten en volkswelvaart.

Neemt de volkswelvaart toe, dan mag de btaat niet alleen, maar dan moet hij zijn huishouding hooger opvoeren.

Vermindert daarentegen de volkswelvaart, dan moet ook de Staat zijn huishouding inkrimpen.

Het een moet met het ander op en neer gaan.

Van een immer geldend principe kan hier alzoo geen sprake zijn.

Wel mag van den Staat geëischt, dat hij ^ijn huishouding wel verzorgt.

Indertijd beriepen we ons daarvoor op de uitspraak van 'Paulus: Doch zoo iemand de zijnen en voornamelijk zijn huisgenooten niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend en is erger dan een ongeloovige" (1 Tim. 6:8). En we verklaarden nader, dat, wal hier van "3.en paftikulier geschreven staat, ook van toepassing is op den Staat.

Men ziet, hier wordt geen bezuiniging bevolen, maar verzorging.

Dit maakt dan ook een onzer politieke beginselen uit: de Si; i, at inoet zijn huishouding zóó verzorgen, dat zij, die regeeren, het voor den Koning der koningen verantwoorden kunnen.

Streng verantwoordelijkheidsgevoel moet hun drijfveer zijn.

Maar of deze verzorging nu bezuiniging of verruiming vordert, hangt geheel en al van de omstandigheden af.

Bezuiniging a, Is zoodanig is dus nooit eenp, fincipe.

prin­ Maar ze kan toepassing van een cipe zijn.

Hierbij wordt de Staat vaak voor ingewikkelde problemen geplaatst.

Hij moet de volkswelvaart nauwkeurig afmeten.

En ook er een inzicht in hebben of de daling van de welvaa.ftcurve lang zal aanhouden of als een akuut verschijnsel dient te worden beschouwd.

Niet zoodra de statistiek over een paar maanden er minder gunstig uitziet, behoeft het roer te wor den omgewend.

Dan werd het een laveeren zonder eind.

Doch als de depressie een tijdperk van jaren inluidt, behoort de Staat zoo spoedig mogelijk op bezuiniging uit te zijn.

Valt het soms moeilijk uit te maken of er een rampspoedig jaar dan wel een periode van misère te wachten staat, in dezen tijd kan aan een langdurige malaise niet worden getwijfeld.

Daarom is bezuiniging plicht.

Zelfs zou er de Overheid een verwijt va, n gemaakt kimnen worden, dat-zij dien plicht te lang heeft verzuimd.

De tegenwoordige konjunktuur was te voorzien. Men liet zich echter door schijnwelvaaiT; , misleiden.

Daarom komt de eisch tot bezuiniging nu dubbel hard aan.

Wat echter op ieder rust, rust ook op den Staat: de tering te zetten naar de-nering.

Kunnen we dus de Defensie tot een politiek beginsel rekenen en de Bezuiniging in 's Rijks dienst een eisch, die in so-mmigo omstandigheden uit een politiek beginsel voortvloeit, daarmee is volstrekt niet beweerd, dat ook de middelen, welke tot Defensie en tot Bezuiniging moeten worden .aangewend, een principieel karakter dragen.

Men breide de principiëele politiek niet tot de middelen uit.

Daaraan heeft men zich vaak bezondigd.

Men maakte dan een principe van iets, dat geen principe wa? .

Natuurlijk kunnen middelen van immoreelen aard zijn.

Dan zijn ze principieel te veroordeelen.

Overigens echter moet het inzicht, waarover wij als anti-revolutionairen de Veiiichtirig des Geestes inroepen, hier beslissen.

Of do Defensie door traktaten mét 'andere l.a, nden of door het lidmaatschap van den Volkenbond tol een minimum kan worden herleid en tot welk minimiun; of er slagschepen dan wel onderzeeërs op stapel moeten worden gezet; of de luchtvloot moet worden verdubbeld, zijn alle kwesties van politiek beleid.

Onze beginselen doen daarover geen uitspraak. En het is allergeva^rlijkst zulke dingen tot beginsel te verheffen.

Straks moet men zijn politiek beleid wijzigen. En dan krijgt het beginsel een deuk.

Da.n heet het, dat wij met beginselen spelen en ze tot demagogische doeleinden aanwenden.

De slotsom is vaak, dat velen hun krediet in het beginsel verliezen.

Daartegen dient tot het uiterste gewaakt.

Daarom make men niet alles tot een beginsel.

Te sterker geldt dat bij de Bezuiniging, omdat gelijk we betoogden, bezuiniging op zichzelf niet tot de politieke principes behoort.

Op welke manier moet worden bezuinigd, kan principieel nooit worden aangewezen.

Ook dit moet worden overgelaten aan het politieke inzicht en beleid.

Wel treedt het politiek principe hier soms met gezag op. '

Als de Staat zich een. leger van ambtenaren heelt gevormd, die elkander in den weg loopen, die niet allen voldoenden arbeid hebben, die een deel van den dag moeten zoek brengen, omdat er geen ernstig werk voor hen is, dan moet de bezuiniging met afvloeiing van overtollige ambtenaren beginnen.

Zelfs in tijden van welvaart, mag de Staat zulke parasieten niet kweeken.

Daartegen verzet zich het beginsel, waar toch de Schrift zegt, dat die niet werkt, ook niet eten zal.

ledere moderne staat wordt gekehmerkt door een teveel aan ambtenaren.

Gevolg daarvan is: dagdieverij op groote schaal, to't bittere ergernis van de goede ambtenaren het meest.

Dat verderft niet alleen 's Rijks dienst, maar de lieele maatschappij.

Ook anderen willen wel zonder te werken of althans inspannend te werken, eten uit „den staatsruif".

We zullen hier ge^i tafereeltjes ophangen van bureaucratischen omslag, van de praktijken van kastje naar den muur sturen, enz.

Die zijn genoeg bekend.

Dat ook in ons land hier nog heel wat te bezuinigen valt, is wel de algemeene opinie.

't Eenige, wat de afvloeiing nog een rem kan aanleggen is de overweging, of in deze tijden de aigevloeiden elders arbeid kunnen vinden, dan wel of ze geheel werkeloos zullen worden, totaal prooi van de ledigheid en Öan toch uit de publiefciQ kassen moeten worden ondersteund.

Al mag dan ook niet "de eisch gesteld, dat allo ambtenaren, die door betere verdeeling van arbeid feitelijk overbodig zijn, op staanden voet zullen worden ontslagen, wel mag er op gerekend, dat in die richting met allen ernst zal worden gestuurd.

Ook op andere wijze mengt zich het principe in de keuze der bezuinigings middel en.

Zouden die middelen immoreel of onsociaal zijn, zou de arme er door verdrukt, de geringe er het meest door worden getroffen, dan spreekt ons politieke principe, gegrond in de Schrift, daarover een onvoorwaardelijk veto uit.

Maar of dit departement een miljoen en dat een ton zal kunnen missen, of dezen ambtenaar tien en den anderen vijf procent van zijn salaris bij bezoldigingsbesluit zal worden afgetrokken of misschien eenige verhooging zal ontvangen, hangt af van niet-principiëele faktoren.

Zet dus het Ontwerp-Stembusprogram Defensie en Bezuiniging in 's Rijks dienst als punten van principiëele politiek voorop, zoo-is daar, indien men bij het laatste de omstandigheden in het oog vat, niet tegen.

Alleen volgt daaruit nog niet — en dat beweert het Ontwerp-Stembusprogram ook niet — dat de middelen, die in de praktische politiek zijn voorgesteld, principieel geboden zijn.

Dit in het oog te houden, heeft waarde.

Van zich afgesproken.

Het lijkt ons zeer verstandig van minister Colijn, dat hij in zijn mo-oie rede, in Den Haag gehouden, in zake de verdachtmaking, tegen hem geuit, krachtig van zich heeft afgesproken.

Wij leven niet meer in de atmosfeer van vroeger, waarin men kon denken: ik ben boven verdachtmaking verheven.

De wereld van thans is veel grover dan die van voor vijftig jaren.

Bewijs?

Ons parlement.

Wie daar thans zou spreken als Groen en Thorbecke zouden niet meer gehoord worden.

En daarmee heeft men nu eenmaal te rekenen. Blijkbaar heeft de verdediging van minister Colijn een goed effect ook naar buiten gemaakt. De (groene) „Amsterdammer" bood zijn verontschuldiging aan. De „Nieuwe Rotterdammer" zet een zoetzuur gezicht. Ik heb heelemaal geen kwaad gedaan, pruilt het blad. Ik heb den minister niet van belastingontduiking beschuldigd, waarin het' ook gelijk heeft. Maar het heeft er toch in zulk een vorm de aandacht op gevestigd, dat een ander er in kon loopen. En nu nog keurt het de geste van den minister af en voert daarvoor redenen aan, die een beetje op abakadabra lijken.

Nog komieker is het, dat een illustratie, welke er zich op laat voorstaan alle andere vooruit te zijn, minister Colijn karikaturiseerde als Adviseur in Belastingzaken. Blijkbaar had het van de tegenspraak nog niets vernomen.

Men moet maar haantje de voorste willen zijn. Dikwijls hebben de kippen dan al het voer opgegeten.

Krantlooze dagen.

In dagen van spanning kan het niet-verschijnen van dagbladen weleens een onl)ehaaglijk gevoel geven.

Daar moest eens iets op de wereld gebeuren,

zonder dat wij er wat van afwisten! Dat gaat toch niet.

Maar in kalmer dagen wordt het ontbreken van dagbladlectuur, zooals met de Kerstdagen, door velen als een verademing ondervonden.

En als men na zoo'n pauze dan weer zijn bladen krijgt, zijn ze niets dikker dan anders.

Ze behoeven blijkbaar geen schade in te halen. De aarde draaide wel zonder ons.

Dan krijgt men weleens het gevoel: ik word toch eigenlijk beetgenomen. Hoeveel kon ik uit de dagbladen niet missen.

Misschien komt ge dan tot het lumineuse idee: dagelijks moesten er slechts korte bericliten verschijnen en dan aan het eind van de week een weekblad, dat vrij van alle bericht en het daarop korrespondeerend tegenbericht, nu eens precies vertelt, hoe het er in de wereld bijstaat en u niet vermoeit met wat u geen telang inboezemt.

Maar het dagblad kent u beter, dan gij uzelf.

Er zit psychologie in dat ding.

Het heeft u dadelijk weer gevangen. En ge voert een pleidooi voor zijn onmisbaarheid.

Demokratiseli.

Een woord, dat men den laats ten tijd in de anti-revolutionaire partij niet meer zoo hoort gebruiken.

Waarom niet?

Is men er beangst voor geworden, omdat andere partijen er zulk een misbruik van hebben gemaakt?

Maar het misbruik heft toch het - gebruik niet op.

Kuyper zeide eens, dat hij als demokraat was geboren en als demokraat hoopte te sterven.

Men vindt thans die uitspraak toch niet gewaagd ? Zeker, we dwepen met het woord „demokratisch" niet.

Maar de zaak, die het uitdrukt, mag onze sympathie niet verliezen.

Wij hebben juist de gezonde demokratie hoog te houden tegenover alle eenzijdige demokratie.

Wie in Amerika, rondziet, merkt wel gebreken van de demokratie, gelijk die daar wordt gehuldigd.

Maar deze wegen niet op tegen de voordeelen er aan verbonden. ^

Men heeft in Amerika dan ook niet de vermarxeerde demokratie.

Ook al zijn vele van onze - vroegere „kleine Inj. den" in beteren doen gekomen, zoo mogen wij toch van ons oorspronkelijk standpunt niet af­

wijken. Laten we er ook rond voor uitkomen, dat we demokraten zijn.

En in naam van de ware demokratie alle vialsche demokratie, of ze zich een sociaal of een christelijk praedikaat op het voorhoofd plakt, bestrijden.

Autokratlsch.

Mr Verkouteren deed in de Eerste Kamer een bewering hooren, die hierop neerkwam, dat een Kamerlid zich aan de kiezers, aan het volk niet heeft te' storen.

Daarmee hijscht hij de autokratische vlag in top.

De grondgedachten van het paxlementarisme worden daardoor aangetast.

In „De Nederlander" van 27 Dec. j.l. ontwikkelt hij zijn gevoelen nader.

Het zij ons vergund, daarop een volgende week terug te komen.

Kerstreces.

De Tweede Kamer heeft zich vóór Kerstmis door den begrootingsarbeid heengeslagen.

Een prachtige prestatie.

Maar waarvan de eere grootendeels toekomt aan den onvermoeibaren voorzitter.

Deze schijnt het middel te hebben uitgevonden, om het zonder slaap te kunnen stellen.

Als hij dit middel eens publiceerde, zou hij velen een dienst bewijzen. De slaap neemt zoo'n hapi uit je leveii.

Want een mensch leeft eerst recht, als hij aktief is. Maar — misschien zoekt Mr Kooien thans vergoeding in een winterslaap.

In dat geval slape hij lang, droomloos en zacht. Natuurlijk moesten de voorstellen yóór het reces met spoed worden afgehandeld.

Kan het misschien aa.n dien spoed voor-een deel te wijten zijn, dat de anti-revolutionaire Kamerclub en minister Colijn elkander niet heelemaal verstonden?

Dan zal het niet veel moeite kosten om, nadat men wat op verhaal gekomen is, het been weer in het lid te duwen.

De Eerste Kamer zwoegt nog en lacht.

Vandaag werd de direkteur der stenografische inrichting, de heer Goedhart, door den voorzitter gehuldigd om zijn 50-jarigen dienst.

Daarbij sprak de voorzitter den jubilaris o.m. in dezer voege toe:

De stenografie bekleedt bij de Staten-Generaal een buitengewone en voorname plaats. De stenografen hebben - svegens de bekwaamheid, waarmede zij het gesprokene weergeven, een goeden klank en wij stellen, hetgeen zij prestoeren, op' groeten prijs. Een ieder weet, hoe moeilijk het is, het gesproken woord, dat niet duidelijk is, ia het geschreven woord te veranderen en het heeft mij vaak verbaasd, hoe de stenografen dat woord weten weer te geven; dikwijls ook de gedachte, al is het woord niet uitgesproken. (Vroolijkheid.)

Dit bericht is uit het „Handelsblad".

Ja, de Kamerstenografen moeten een apart soort menschen zijn.

Zij tooveren, naar men zegt, een stumperige in een kranige speech om.

Als een droomerig Kamerlid onder zijn speech zijn slaap nog voortzet, zijn zij de eenigen, die zijn nachtbewustzijnstaal in dagbewustzijnstaal getrouwelijk overzetten.

Maar de lezers van de „Handelingen" worden toch eigenlijk gefopt.

Zij zouden het ook wel eens aardig vinden Braat in het oorspronkelijke te lezen, waar zij van het genot, om dien afgevaardigde te hooren, verstoken zijn.

De twee kwesties.

De twee groote kwesties van den dag in de buitenlandsche politiek zijn: de vorming van een bond van randstaten om 'Rusland en de ontruiming der Keulsche zone.

Het gebeurde te Reval heeft de Randstaten om Rusland opgeschrikt. Wat Estland overkomen is, kan hun alle treffen. Daarom zal er binnenkort een conferentie te Helsingfors worden gehouden, teneinde elkander te steunen tegen het bolsjewistisch gevaar. Alleen Littauen doet nog niet mee. Het mokt tegen Polen.

Ook voor de andere landen van Europa is een Bond van Randstaten om Rusland niet van belang ontbloot. Want het bolsjewisme heeft verstrekkende plannen en wordt met den dag brutaler.

Over de kwestie van de ontruiming der Keulsche zone worden heel wat telegrammen gewisseld. Beide partijen beroepen zich op het verdrag van Versailles. Dat D'uitschland heel makkelijk sommige fabrieken voor oorlogsfabrieken kan inrichten, zal wel waar zijn. Maar Engeland ziet het wel in: daar is op zichzelf weinig aan te doen. En dan die verborgen wapenen! Oud roest, zeggen de Duitschers. Patent spul! roepen de Fransohen. Als de Engelschen zoo nuchter blijven als tot heden, zal het wel on een minnelijke schikking uitloopen. In elk geval ziet men in Duitschland liever Tommyin Keulen, dan de poilu, die dadelijk den Rijn voor die stad tot eau de cologne maakt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Ontwerp-Stembusprogram.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's