GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijsbegeerte in steen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

X.

Wanneer we thans aanvangen met onze critische beschonwing over hetgeen we tot dusver als de ...theorie .-van onderscheiden scholen hooirden, y; erkondigen, beginnen we met te wijzen op een eigeiraardig feit.

Het is dit, dat er in ieder opzicht een vrij sterk subjectivisme in de beschouwing valt te constateeren, maar dat men als om strijd zoekt naiar het objectieve.

Niet alleen in de bouwkunst is dat zoo. Het is opvallend, dat, terwijl b.v. in Gereformeerden kring er bij sommigen gevoaden wordt een vragen naar datgene, wat men van meer subjectief getinte richtingen zou mogen verwachten, er in de kringen vair hen, die van huis uit meer subjectief zijn, een vragen komt naar het objectieve.

Dat valt te constateeren in gesprek en in debat, en — gelukkig — het valt ook te bemerken in allerlei uitgaaf, die in den laatsten tijd van de pers kwam. Er is iets in de lucht, dat men niet verklaren kan. Zoo iets als dat wonderlijke, dat een zieke soms opeens doet vragen naar wat meer vaste kost. Er is geen verandering te bespeuren; alleen de vraag naar het andere doet vermoeden., dat er iets airders is. , •

Helaas komen heel veel gereformeerde menschen ietwat achteraan, hier. Er zijn er onder hen vele', die, naar het schijnt, meenen, dat, om op de hoogte van den tijd te zijn, men zooveel mogelijk tegen het objectieve te keer moet gaan. Dit is te betreuren. Ook daar, waar het gevonden wordt bij hen, die kunstzinnig zijn aangelegd, en nu al heel spoedig wegloopen met hen, die aan dien zucht naar het subjectieve voedsel geven.

Intusschen verloochent de eigenaardige .jianleg van den menschelijken geest zich ook hier niet. En van de behoefte van dien geest geeft allerlei, dat door ons, als meening van anderen, te berde werd gebracht een goed verstaanbare uiting.

Immers, gelijk werd aangetoond, gaf Plasschaiert op allerlei wijze te kennen, dat tenslotte het hoogste wezen van de kunst bepaald woFdt door den eigen geest des menschen. Mjaar hij - gevoelt, dat hij eenige ohjectieve gegevens naar voren moet brengen. En zoo komt hij met zijn gulden snede, die in meer dan één kring in discrediet was en is, naar voren.

Zeker, ik wil onmiddellijk aamiemen, dat er bij hem en zijn volgelingen werkelijk een erkenning is van de beteekenis, die deze maatverd'eeling der lichamen in de schepping heeft, en dat de schoone verhoudingen, die op deze wijze in de schepping zijn te vinden, ons iets hebben te zeggen.

Maar dan vraag ik me af, of het niet volkomen logisch geweest ware, ook hier een volledige plaats in te ruimen voor dat subjectief beleven en zien van de dingen, dat hij op andere plaatsen, pok wanneer het gaat om meetbare en tastbare dingen, voor den kunstenaiar opeischt.

Waarom is de gulden snede wel objectief, en onder alle omstandigheden geldig, maar moet er intusschen een plaats overblijven voor de vrije', krachtens intuïtie gevonden verdeeling van bepaalde vlakken, b.v. van den gevel van onderscheiden teekeningen, die de schrijver zelf in zijn boek geeft? Het is alsof er. tegelijk aanwezig is aair d' eenen kant het erkeimen van een vaste wet, omdat men nu toch eenmaal eenig houvast hebben moet —

terwijl men aan d'anderen kant geheel vrij is, en schoonheid enkel een kwestie is van schoone verhoudingen, die werkelijk lang niet altijd aan d]e reeks 2, 3, 5, S, 13 en, 'zi. beantwoorden.

Trouwens meer dan één van onze lezers merkte reeds op, dat men, wanneer men in deze richting gaan wil, toch werkelijk wel eens iets te veel wil bewijzen. Wanneer b.v. de schrijver van het groote boek over bouwkunde, wiens werk we eerst bespraken, de parallellen ook doortrekt tot de wereld van de muziek, dan kan dat feitelijk toch alleen doordien hij een volgorde veroinderstelt, die men in de muziek schier nimmer neemt, doordien hij de dingen noemt op een wijze, die muzikaal klinkt, maar in werkelijkheid toch niet aan eenige bekende realiteit in de wereld der klanken beantwoordt.

Ook hier geldt het meer dan eens: wie te veel bewijst bewijst niets.

Eigenaardig is het dan ook, dat men over die z.g. gulden snede zeer verschillend denkt, wanneer het er om gaat hare waarde voor de bouwkunst te bepalen.

Voor ons ligt deze kwestie als technische kwestie tenslotte buiten het bestek van deze artikelen. Het gaat ons om den wijsgeerigen achtergrond van de dingen. En dan zien we in dat werken met gegevens als de gulden snede zeer sterk een pogen, om toch tot eiken prijs eenige objectieve gegevens te hebben, waardoor de vraag, wat schoon is, wordt beantwoord.

Eenzelfde poging om iets objectiefs te kunnen aanwijzen, vonden we bij Berlage.

Hoe sterk hij ook werkt met gevoelsargumenten, hoezeer hj ook telkens weer spreekt over onbewezen dingen, en hoe sterk hij ook de realiteit van deze dingen poneert, toch is het zóó, dat ge telkens bij hem merkt het pogen, om opi objectieve grondeii tot zijn conclusies te komen.

Tot dat doel wordt Hegel's filosofie uitgebuit. Daarom wordt Marx met Jezus vergeleken. Daarom worden tallooze lessen uit den loopi der historiei getrokken. Daarom zijn in Berlage's werken de citaten zoo buitengewoon talrijk. Daarom moet met een beroep op iemand, die het klaarblijkelijk weten kon, verklaard worden, dat het christendom heeft afgedaan. Misschien wordt ook daarom alle wetenschappelijk materiaal, dat feitelijk tegen Berlage's stellingen ingaat, wijselijk verdonkeremaand. Waarom b.v. beweringen van Dr Kiuyper omtrent den geest van het Calvinisme — , Kluyper wist daarvan toch ook wel ongeveer zooveel als Berlage — eenvoudig niet worden besproken, terwijl de schrijver blijk geeft wel de bladzijden, waarop deze kwestie wordt behandeld, te hebben gelezen, zal ieder, die Berlage's werk bestudeert, een raadsel blijven. Men staat op heel vasten grond naar het schijnt. Men heeft zeer vele objectieve gegevens. Maar... wanneer men deze gegevens nader beziet, dan heeft het al heel spoedig den schijn, alsof de gegevens niet aan het eigen standpunt voorafgaan, maar alsof men, om eigen standpunt, dat er nu eenmaal was, te verdedigen, datgene heeft gezocht, wat men kon gebruiken.

Eerst was het eigen subjectieve standpunt. Daarna kwam het zoogenaamde bewijs. Maar waarom dan al die pogingen om met zooveel wetenschaippelijk materiaal gewapend, dat standpunt te verdedigen, wanneer men wel gedwongen is om zijn eigen subjectivisme te laten kijken?

Wel, welke verklaring is voor dit feit anders mogelijk dan deze, dat er ook bij menschen (als Berlage een behoefte is aan objecitieve gegevens?

Maar nu staat het één van tweeën: Of men gaat voor het objectief gegevene uit den weg; óf men werpt alles, wat bij de objectieve gegevens niet in het kader van de eigen beschouwing past, kalm over boord, en men toont zich dus volslagen subjectivist, die zich om de objectieve gegeven, s alleen dan bekommert, wanneer zij koren op zijn molen leveren.

Ik kan daarvoor bewijzen aanvoeren.

Meermalen werd het in dezen kring uitgesproken, dat er een eigenaardige ontwikkelingsgang valt te constateeren in de bouwkunst van elk tijdperk. Het begint bij het onvolkomene, gaat voort naar het volmaakte, maar beleeft ten slotte een periode van vei'geestelijking, waar de vormen wegvallen, en de geest geheel spreken moet. Indien dat steeds zoo is — en voor de ontwikkeling van het betoog hebben de schrijvers uit deze school zulks noodig te poneeren — dan moet daaruit volgen, da, t wanneer eemnaal de tijd van de hooge proletarische kmist is gekomen, ook deze kunst daarna zal komen in de fase van de vergeestelijking. Maar deze vergeestelijking is tot dusverre steeds gebleken het begin van het verval. Dat hooge geestelijke in de kunst was steeds een symptoom daarvan, dat men de kunst uit het practische leven uithief, en haar isoleerde van het gewone leven. Gevolg, stel een oogenblik, dat inderdaad de tijd komen zou, in welken er sprake zon kunnen zijn, van de verwezenlijking van het kunstideaal in de samenleving van de nieuwe maatschappij, die Berlage zich droomt, dan zou toch ook die kunstvorm d'e ontbinding reeds weer in zich dragen. Maar over deze gedachte, die toch wel moet zijn opgekomen bij de coryphaeën van de nieuwe richting, zwijgt men. Is dat dan geen otjecitief gegeven? Zeker wel, maar het schijnt bijster slecht te passen bij de toekomstdroomen van deze kunst-idealisten.

Als eerste critische opmerking stellen we alzoo vast: er is bij de nieuwe richting een zoeken naar het objectieve. Maar de consequenties van de objectieve gegevens aanvaardt men niet.

En daarom heeft het standpunt van de besproken richtingen steeds iets zeer tweeslachtigs.

Maar daarom is het ook zoo buitengewoon gevaarlijk, wijl steeds bijna o-nmerkbaar de overgang wordt gemaakt in de redeneering van'datgene, wat inderdaad objecitief vaststaat, naar datgene, wat niet anders is dan een po'ging om in eenzelfde verband eigen subjectieve opinies aan den man te brengen als hetgeen volkomen zekerheid heeft. En dit doen heeft meermalen, ook onder jO'Uge menschen van christelijken huize, slachtoffers gemaakt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's