GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over zielkunde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over zielkunde.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van prikkels.

II.

Een vorig maal hadden we het O'ver de prikkels, die alle op een of andere wijze een physisch karakter hebben. Immers wat we kunnen zien, tasten, hooren, ruiken heeft voor ons besef steeds een zeker concreet bestaan. Er zijn echter ook andere prikkels.

Wanneer iemand tegen U zegt, dat uw moeder ziek is, dan geeft ü dat steeds min of meer een schok.

Daar is bij U een gewaarwording, en daar was buiten U ook een prikkel. Ook al is het waar, dat het karakter van dien prikkel geheel anders was, dan toen ge een rijksdaalder op den rug van uw hand had liggen.

Nu weten we dat in de practijk wel. Juist de uitdrukking: „hij wordt geprikkeld" heeft meestal de beteekenis van den prikkel in dezen zuiver psychischen zin.

Maar er is nog iets. Wanneer ik over een geprikkeld mensch spreek, dan denk ik daarbij toch ook onwillekeurig aan iemand, die min of meer boos is om een reden, die nu niet onmiddellijk tot zoo grooten toom aanleiding had behoeven te geven. Of ook wel, we denken aan een bepa, ald6 liouding van hem, die „prikkelde", waairdoor hij den „geprikkelde" op een zwakke plek trof, of aan zijn zwakke zijde wist te benaderen. Wanneer iemand zegt: hij prikkelde me opzettehjk, dan beteekent dat: hij wist mijn zwakke zijde te vinden, eh hij' heeft daar herhaaldelijk mij' een prikkel gegeven, zoodat hij kon vermoeden, dat toorn zou volgen. En een , , prikkelbaar" mensch hebben we allen op onzen weg wel eens O'Utmoet.

Dit alles is bewijs genoeg, dat er met 'die prikkels iets is, dat een subjectief karakter heeft; óók met deze prikkels.

Wanneer we van iemand zeggen: hij loopt gauw warm, dan beteekent dat: hij is spoedig geprikkeld, — en dat wil dan zeggen; hij is gauw boos.

Het gaat hier dus qyei' dingen, die de vo'lkswijsheid reeds lang heeft geweten — maalr waaromtrent we ons toch ook wel eens rekenschap mogen geven, om te zien, hoe we ons een en ander in zijn gang hebben voor te stellen.

Zooals het staat met de prikkels van een meer physischen aard, zoo gaat het ook met de prikkels van meer zuiver geestelijk karakter.

Er zijn menschen met zeer verschillende prikkeldrempels, zeer onderscheiden prikkel h oi o g t e n, en sterk uiteenloo'pénde onderscheidingsdrempels ook voor dit soort v: an prikkels.

Stel, er staan twee huizen naast elkaar.

Het eene tien duim hooger boven A. P. met zijn drempel, dan het andere.

Nu komt er watersnood. Dan stroomt het water het ééne huis binnen, en het andere niet. .Stel U nu voor, dat de menschen zeiden: „gek, hè, ho& kan dat nou, nou is het water wel bij Jansen in huis en bij zijto. buurman niet? " Dan zou een eenvoudig mensch de opmerking maken: „kijk dan eens naar de drempels — het water kan immers in 'dit huis veel eerder binnenkomen!"

Precies.

En zoo zijn er nu ook onderscheiden prikkeldrempels voor het geestelijk leven. De ééa leeft een paar duim beneden het geestelijk A. P. en de ander staat er een paar duim boven. Komt iemand er al te ver boven, dan heet hij koud en onaandoenlijk, maar is hij' w, at al te veel beneden peil, 'dan heet het, dat hij spoedig geraakt, spoedig geprikkeld, snel aangebrand is, of iets dergelijks.

En evenzoo gaat het ook met de ondersoheidingsdrempels. Er zijn menschen, die getroffen wO'fden door de geringste nuanceering in den toon van iemands spreken, die het kleinste verschil in de kleur van iemands taal onmiddellijk merken. Maar er zijn ook anderen, die vrij duidelijk opm-erkzaam. gemaakt moeten worden O'p. een klankverschil of een too'unuance, voer ze iets merken gaan.

Men begrijpt, dat dit de eigenaardige moeilijkheden meebrengt, die het leven geef t voor een ieder, die met veel en met verschillende menschen moet omgaan.

Allereerst toch is het noodig, dat zoo iemand wèl een la^ge onderscheidingsdrempel vo'or den prikkel heeft.

Een handelsreiziger b.v. moet stellig de kleinste verandering in den toon van zijn klant kunnen merken, de geringste aarzeling, om van het eerst weigerend antwoord terug te komen, mag hem niet ontgaan. Hij moet elkén indruk zoo nauwkeurig mogelijk zich kunnen realiseeren, en bij! normalen prikkeldrempel zeker een zeer lagen onderscheidingsdrempel bezitten.

Maar ook moet hij de menschen met wie hiji in , aanra'king komt, spoedig kunnen „waardeeren" — waardeeren da, n genomen in öen zin van „schatten". Het is immers van groot gewicht, dat hij wete „wat het hjden kan". Heeft een klant een lagen prikkeldrempel, dan za, l hij ongetwijfeld minder sterk kunnen aandringen om tóch te koopen, nadat eenmaal het weigerend antwoord werd ontvangen, dan indien de prikkeldrempel nogal wat boven het geestelijk A. Pi. ligt. Bij! het willen geven van een kleine hoop op grooter rabat dan voorheen, zal hij met een enkele aanduiding in zijn toon kuraien volstaan bij den één, om het gewenschte resultaat te bereiken, terwijl hij bij den ander duidelijk zal moeten zeggen, waar het op aan komt.

Maar het zijn niet alleen handelsreizigers, die hier kunnen leeren. Ik denk b.v. aan predikanten, die zoo dikwerf ondervinden, dat de één in het diepst van zijn ziel is gegriefd door een lichte berisping, die hij meende te moeten geven — gegriefd, wijl „dominee het niet zóó hard had behoeven te zeggen", terwijl de ander „niks heeft gemerkt" of later met een: „o, zou dat de bedoeling zijn geweest? " er eindelijk achter komt.

Nu zal later wel duidelijk worden, da, t de kwestie Van den prikkel nog weer samenhangt met allerlei andere dingen — maa, r reeds de wetenschap omtrent de onderscheiden hoogte van den prikkeldrempel leert ons veel; en veel is verklaard, door hetgeen we van den „onderscheidingsdremper' kennen.

Nu is het evenwel opvallend, dat er ook menschen zijn, wier prikkeldrempel al buitengewoon laag is. Menschen met een zoo „geringe dorpelwaarde", dat men elk oogenblik last van hen heeft.

De geringste kleinigheid brengt hen in groote beweging.

Zij zijn niet alleen spoedig vertoornd, maar ook gauw tot schreien geneigd.

Zij zijn op hun Jijd angstig en achterdochtig, en dan ook weer manhaftig kwaad.

Het zijn werkelijk in den omgang „lastige menschen".

Zie, dezulken zijn een geheel eigen soort menschen. Ze zijn geestelijk onevenwichtig, wijl ze sterk het kindertype vertoonen.

Het beste is hun houding dan p'ok verklaarbaar, door hen te beschouwen als een soort menschen, dat in geestelijke ontwikkeling wat is achtergebleven, althans in sommige opzichten. Zij hebben toch de neiging om, evenals een kind, zich geheel uit te leven en zich aan de eerst-a^nwezige sentimenten over te geven. De prikkels werken buitengewoon sterk, en ook buitengewoon onregelmatig. En wanneer ze zich dan echt laten gaan, in toorn of afkeer, in boosheid of in eehzijdigen lof (ja, óók dat soms!), dan werken ze zich — precies zooals kinderen, — tenslotte in een soort slop vast.

Dan kunnen ze niet verder. Ze kunnen niet verder „uitrazen" zooals de term dan luidt, en ze kunnen geen enkel wapen meer vinden, dat hun van dienst kan zijn. Ze zijii aan het eind. In een slop. En meestal volgt er dan een huilbui, een klaoht over „niet begrepen worden" of iets dergelijks, en langs een paadje van eenige uren stilzwijgen, of een weggetje van een plotseling interessant gebeuren keeren ze dan meestal uit het slopje op'. den gewonen weg terug — om na; een paar uur of eenige dagen weer hetzelfde tooneel te zien en te hooren te geven.

Deze menschen nu, — in hun omgeving meestal als zeer „moeilijk" beschouwd, zijn door ons toch met de noodige voorzichtigheid te behandelen.

De wetenschap, dat de prikkel bij hen zoo geheel anders aankomt, dan bij ons, moet ons er toe brengen met de noodige omzichtigheid met hen te leven. We moeten nimmer vergeten, dat onze God ons kennis geeft van het menschelijk leven, opdat wij die kennis zouden gebruiken.

En nu weten we, dat ook die menschen werkelijk niet, zoo^als men wel eens denkt, „enkel uit aanstellerij" zoo jijn. Zeker, er schuilt wel eens iets dergelijks onder. Daarover eén volgend maal.

Maar er is bij hen allereerst een „anders zijn".

En dat mag nimmer vergeten.

Wij hebben ook tegenover dergeli|ke menschen christen te zijn. En met liefde te dragen. En het begrijpen van dezulken kan veel tot het gemakkelijker dragen meewerken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over zielkunde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's