GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over zielkunde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over zielkunde.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wilhelm Wundt.

I.

Nog belangwekkender figuur voor dei psychologie ^an die van Fechneri) is voor ons die van Wilhelm Wundt.

Geboren in Neckarsau in 1832 werd' hij op 33jarigen leeftijd hoogleeraar te Heidelberg. Even-* F e c h n e r begon ook hij zrjla loopjbaan als fysio-'of^g, doch nadat hij ongeveer een jaar lang de .Wjsbegeerte in Zurich had gedoceerd, werd hij BI 1875 opvolger van Feohner in Leipzig als hoogleeraar in de filosofie.

In 1879 stichtte hij aldaar het eerste p s y c h oi-'ogisoh laboratorium, het model, waamaai zoo vele laboratoria in «n buiten zijn vaderland zouden worden ingericht.

In de negentiger jaren, toen Wundt wel opi het 'oppunt van zijn roem was, waren veler blikken ••aar Leipzig gericht, en Van Wundt verwacht-|6 men de oplossing van alle inogelijke vragen, die het menscJielijk hart evenzeer als de wetenschap felang inboezemden. Toen de grootmeester evenwel '1 1920 stierf was zijn zon reeds aan het ondergaan; en met een zekeren hoon wordt er thans van p' geweldig instrumentarium, dat Wundt in zijn aboratorium verzamelde, gesproken; zoowel in als Ji, Leipzig. Inderdaad, zijn theoretische bewouwing kon, evenmin als zijn practische resul-Jea zulks vermochten, 'den toets van zulk een langen proeftijd doorstaan. En zijn eigen leerlingen zag Wundt een anderen weg inslaan, hetzij dan dat ze uit zijn standpunt consequenties trokken, die hij niet wilde aanvaarden, 't zij! ^^an. dat ze radicaal een anderen weg insloegen. Over deze leerlingen echter later.

Wanneer we W u n d t vergelijken met zijn voorganger Fechner, dan kan niet woirden ontkend, dat hij veel meer nuchter is. Fechner met zijn Panen-theïsme waagt zich tenslotte nog aan wat volgens Wundt is het doen „van een soevereinen bouwheer, die geheel naar eigen fantasie zijn plannen maakt en uitvoert". Mjaar hij wil anders. De wijsgeer moet volgens hem zijn „de architect, die op het terrein van het positieve weten, de bestanddeelen van de aparte wetenschappen tot een totale wereldbeschouwing weet te verbinden en te bearbeiden” 2).

„Rückhaltlos” heeft de „wetenschappelijke filosofie" de feitelijkheden, door de empirische speciaal-wetenschappen gegeven, „als basis te erkennen", „en daarvan uit te gaan". Maar dajaxbij mag deze filosofie dan niet staan blijven. Zij' moet door begripsmatig kennen deze resultaten der „Einzelwissenschaften" tot een, „de behoeften van het gemoed en de eischen van - het verstand bevredigende wereldbeschouwing" weten op te heffen 8).

In aansluiting aan S t. M il 1 ontwikkelt Wundt dan zijn theorie over de „Principes der kennis en de methode van wetenschappelijk onderzoek" in zijn „Logik”4).

Vooral echter uit zijn „Grund'züge der Physiol o gischen Psychologie"'') blijkt, dat, hoewel Wundt meer nuchter en minder speculatiel te werk gaat dan Fechner, hij zich wel degelijk bij dezen kan aansluiten. Dat doet hij dan ook in laatstgenoemd werk zeer beslist; en dit boek, dat hem een wereldnaam bezorgde, geeft aan, op welke wijze hij zich de taak van de p s y c h O' 1 o g i e idenkt.

Volgens hem toch kunnen alle psychische gebeurtenissen onderworpen worden aan het experimenteel onderzoek, en kunnen ze alle in verband gebracht worden met fysiologische gebeurtenissen en met de gegevens, die we omtrent ons zenuwstelsel hebben. Natuurlijk móést Wundt bij deze opvatting zijn laboratorium wel openen, immers eerst door het experiment kwam men volgens hem tot kennis der psychische gegevens.

Nu meene men niet, dat Wundt materialist is in den vollen platten zin. Verre vandaar. De zielkunde, die alle psychische gebeurtenissen wil "herleiden tot een hersenprikkel, die de psychologie wil vervangen door fysiologie, hersen-en zenuwleer, keurt hij ten stelligste af. Zelf zegt hij: „Het materialisme zet de psychologie in 't algemeen op zij, om in haar plaats te slellen een imaginaire hersenfysiologie, of, voorzoover het zich met theorie inlaat, twijfelachtige en nimmer voldoening gevende hersen-fysiologische hypothesen" i^). De „zielkunde zonder ziel' s ch ij n t dus door Wmidt afgewez, en te worden. Psychologische gebeurtenissen zijn volgens Wundt niet „restloos" te verklaren door fysiologische, als waren die twee identisch. Maar de fysiologische verschijnselen vormen volgens hem den lichamelijken grondslag voor de psychologische. Een wezenlijk verschil tusschen beide soorten van verschijnselen vindt Wundt hierin, dat „de psychische beelden steeds , product zijn van een „scheppende synthese", terwijl de materiëele wereld, dat wat stoffelijk bestaat in de natuur, slechts vermag de sommen van voorhanden zijnde elementen saam te voegen; maar het zuiverzinnelijke kan nimmer nieuwe scheppingen („Neuschöpfungen") vormen 7).

Natuurlijk is evenwel ook dat vormen van die nieuwe psychische beelden, dat schepipend saamvoegen, aan vaste wetten onderworpen. En ook deze wetten moeten worden nagespeurd«). En ook dat, zooals licht te verstaan is, op den fysiologischen grondslag, en in verband met de fysiologische verschijnselen.

Zoo op het eerste gezicht is er in het optreden van Wundt veel, dat aantrekt. En inderdaaid heeft zijn werk groote verdienste. Immers ook al verschillen we zeer veel van hem, toch moet erkend worden, dat ook hij, en hij meide Vooraan in de rij der onderzoekers, den stoot heeft gegeven tot een arbeid, waarbij elke vierkante milimeter van het terrein van de fysiologie werd bekeken met het doel om te zien, of er ook' materiaal voor de zielkunde was te vinden. Daarbij is het ook waar, dat Wundt althans gepoogd' heeft de zuiver materialistische psychologie te bekampen.

Maar zijn methode wordt toch gedrukt door ernstige wetensohapp: elijke "bezwaren, en principieel is zijn theorie voor ons niet te aanvaarden.

Wetenschappelijk gezien óók hebben we onze bezwaren. En nu is ons blad er wel niet in de eerste plaats om deze bezwaren naar voren te brengen, maar een paar mogen we er toch wel noemen.

In de eerste plaats doen we opmerken, Idat Wundt van de zoogenaamde „zelfwaarneming" (Selbstbeobachtung) bij de experimenteele zielkunde niet wil weten. Hij zegt, dat „zelf-waarneming" slechts onder zeer bizondere omstandigheden werkelijk „waarneming" is, en dat ze in alle gevallen slechts bij groote uitzondering aanspraak kan maken op den naam van exacte wetenschap. Eerst door het voorafgaande experiment worden we tot werkelijke zelfwaarneming in staat gesteld 9).

Maar dan mag de vraag gesteld worden of K ü 1 p e 1°) geen gelijk heeft, wanneer hij' zegt, dat zónder zelfwaarneming het experiment toch altijd slechts een „physikalische Spielerei" is. Immers hoe weten we, dat met deze oif gene fysiologische beweging een andere psychische gebeurtenis gepaard gaat?

En hier komen we vanzelf aan het tweede bezwaar.

De sprong van de fysiologische naar de psychologische gegevens is, gezien van het standpunt van Wundt, die van speculatief geredeneer niet weten wil, zuiver een ^rong in het donker. Er is hier geen enkel exact gegeven, dat zulk een sprong rechtvaardigt. Zonder een wetenschappelijk a priori (van te voren gestelde) komt ook Wundt er niet. Maar daarmee is zijn „wetenschappelijk standpunt" onhoudbaar.

En dan eigenaardig is het, dat ook Wundt, maar vooral de mannen van zijn school, telkens weer ontrouw worden aan de eigen beginselen. Immers waar de exacte, de waarneembare gegevens deze mannen in den steek laten, daar neemt men zijn toevlucht tot de overigens zoo gesmade Vulgairpsychologie.

Geen wonder, dat ook in de wetenschappelijke wereld ernstige bezwaren tegen deze z.g. fysiologische psychologie werden ingebracht 11).


1) Zie „De Reformatie" van 19 Juni j.l.

2) w. Wundt, Metaphysik in Teubners „Kultur der Gegmwart" I 6^, 101 s 99.

3) W. Wtmdt, Systran der Philosophie, 1889, passim.

4) Uitgekomen 1880—1884. ^) Eerste druk versohenen in 1874.

5) Grundrisz der Psyahologie', 385.

6) Grundrisz der Psyohologie', .337.

7) Grundrisz der Psychologie ^, 32.

8) Physiologisohe Psychologie, I, 5.

9) O. Külpe. Grundrisz der Psychologie (1893), 8.

10) c.f. R. Barwald, Psychologische Factoren des modernen Zeitgeistes. (Schriften der Ges. f. Psych. Forschung) XV, 1.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over zielkunde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's