GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Breken breedere denkbeelden zich baan?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Breken breedere denkbeelden zich baan?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Besprak Prof. Gasimir in zijn eerste „Telegraaf'-artikel verschillende oplossingen ter subsidieeriug van het Bijzonder Hooger Onderwijs door den Staat, maar bevredigden die hem niet, in zijn tweede artikel ontwerpt hij een plan, dat volgens hem beter voldoet.

Hij stelt voorop, dat hij geen heil verwacht van een gelijkstelling tusschen Openbaar en Bijzonder Hooger Onderwijs tot op den halven cent. Ook voor het Lager Onderwijs keurt hij dit stelsel af. Het is z. i. gebaseerd op wantrouwen. Want men gaat bij de tegenwoordige subsidie-regeling, welke strenge waarborgen eischt, er van uit, dat het de voorstanders van bijzonder onderwijs niet zoozeer om goed onderwijs als om de centen te doen is. Men had het bijzonder onderwijs een vrijer ontwikkeling moeten gunnen, maar als tegenprestatie ook een klein offer van zijn voorstanders moeten vragen om de liefde en de belangstelling der ouders niet te doen verflauwen.

Die fout wil hij bij het Hooger Onderwijs vermijden.

Daarom komt hij met het volgende voorstel:

Men verleene de subsidie aan de bijzondere universiteiten tot een bedrag van 80 °/o en stelle deze telken jaar bij de begrooting vast. Men neme de hoogleeraren op in de bestaande pensioenregeling. Ik stel mij de zaak aldus voor: Vast staat, dat voor eenmaal ingestelde leerstoelen de subsidie blijft uitgekeerd, zoolang de benoemde titularis zijn ambt bekleedt. Telken jare komen nu op het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen de aanvragen binnen, zoo voor de openbare als de bijzondere universiteiten, omtrent nieuw te vestigen leerstoelen, te stichten geboiiwen, aan te schaffen hulpmiddelen. Deze aanvragen worden door het departement, eventueel onder voorlichting van den onderwijsraad, onderzocht. In verband nu met gebleken behoeften, aantal studenten, geschikte personen, wordt beslist, wat ieder kan worden toegestaan. Een inter-universitaire raad kan ook noodig overleg bevorderen. Het is in ons kleine land toch niet mogelijk tot een volledige uitrusting te komen van aUe universiteiten. Aan onze oudste en roemrijkste universiteit wordt bijv. de aardrijkskunde niet gedoceerd, is de voorziening in het onderwijs in de moderne talen maar gering, is geen laboratorium voor psychologisch onderzoek, is van rijkswege niet voorzien in het onderriclit in de wijsbegeerte der rechts-of de opvoedkunde. De twee bijzondere universiteiten zullen allereerst de gelegenheid moeten hebben, hun geestelijken, juristen, leeraren en geneeskundigen op te leiden. Zeer speciale onderzoekingen zullen zij voorloopig nog wel niet willen instellen. Aanvankelijk zullen op de begrooting eenige groote bedragen voorkomen voor sticliting van gebouwen, maar langzaam aan zal dit ingehaald zijn.

Het is duidelijk, dat deze regeling geen groote ver­andering eischt in de wet op 't H. O. Ik weet zelfs niet, of deze subsidieeriug niet zonder wetswijziging ware in te voeren, natuurlijk bij suppletoire begrooting, opdat de Eerste Kamer zich zou kunnen uitspreken, en deze niet de geheele begrooting zou moeten verwerpen of zich gepasseerd gevoelen. Wanneer men ziet, hoe ruim de Tweede Kamer stond tegenover de subsidieeriug der vroedvrouwenschool te Heerlen, moet men hoop hebben, dat zij ook in deze materie van geen minder ruim standpunt zou doen blijken.

Bij een dergelijke behandeling zouden openbare en bijzondere universiteiten hoe langer hoe meer elkaar zoeken en door Onderling overleg zoü tneü regelitigèh kunnen treffen, waardoor een student bijv. zijn candidaatsexamen aan de eene, zijn doctoraal examen aan de andere universiteit gemakkelijk — nu kan 't wettelijk ook, maar 't komt weinig voor, helaas — zou kunnen afleggen. Nijmegen en de V. U. zullen wel geen cryogeen laboratorium willen stichten en een student, die dit noodig zou hebben, naar Leiden sturen.

Zooals men ziet, bepaalt Prof. Gasimir zich niet tot het trekken van groote lijnen, maar daalt hij tot in bijzonderheden af.

Zelfs de interne aangelegenheden van de Vrije Universiteit gaan hem ter harte.

Hij acht verplaatsing van de Vrije Universiteit gewensclit.

En hij omkleedt dit met deze redenen:

Ik zou hieraan nog willen toevoegen, dat het mogelijk moet zijn. aan de V. U. gelden toe te staan voor een eventu.eele verplaatsing. Hoezeer ik ook erken, dat A'dam een heerlijk centrum voor studeerenden is, zou ik de V. U. gaarne naar Kampen en Zwolle zien verplaatst. Het zou ten eerste een mogelijkheid zijn, om de tweevoudige theologen-opleiding (Kampen^—A'dam) die historisch te vorklaren en psychologisch te billijken is, maar wetenschappelijk en financieel niet te verdedigen valt, te vereenigen. Maar een andere gedachte leidt mij. Ik beschouw het als een groot voorrecht voor een landstreek, een universiteit te bezitten. Zij oefent een verheffenden invloed uit op haar omgeving. Nijmegen, makkelijk met Brabant en Limburg verbonden, beheerscht het Zuiden, gesteund door de leergangen te Tilburg, Amsterdam, Utrecht en Leiden liggen alle drie in het centrum: in het belangrijke Utrecht-Hollandsche laagveengebied. Groningen overstraalt Groningen. Friesland en Drente gedeeltelijk als middelpunt. Schep nu een universiteit in het midden des lands. Zwolle is per spoor gemakkelijk te bereiken, heeft mooie omstreken, voor studeerenden. Hoogieeraren, die zandgrond begeeren, kunnen over den IJsel gaan. Er is dan ook in deze omgeving een universiteit, waarvan niet alleen (ik denk aan a.a. leeraren, aan de ziekenhuizen) de gereformeerden zullen profiteeren. Ook geestelijk is deze streek, gelegen tusschen twee bolwerken van gereformeerden (Friesland en de Veluwe) niet ongeschikt voor de V. U.

Ja, hij gaat nog een st.ap verder.

Ik wensch nog een opmerking te maken. Ik zie den tijd komen, dat de Ned. Herv. Kerk ook predikanten zal toelaten, die het candidaatsexamen aan de Y. U. hebben afgelegd.

Mocht de V. U. den wensch te kennen geven, dat ook aan haar twee hoogleeraren der Ned. Herv. Kork zijn verbonden, om voor de kerkelijke examens voor te bereiden (of zij het doen zal en kan volgens haar beginsel is een andere vraag) zoo zou het RiJk ook daar, evenals bij de rijksuniversiteiten, zich die uitgaven moeten getroosten.

Men zal niet kunnen ontkennen, dat hier een verzoenende geest aan het woord is en dat het opperen van deze denkbeelden alleen onzerzijds reeds als een verdienste moet worden beschouwd.

Gaarne willen wij ze van naderbij bezien.

PartIJbelang en landsbelang.

De politieke krisis-film draait te snel, dan dat een weekblad die zou kunnen volgen en aktueel blijven.

Op het oogenblik is Dr de Visser met de opdracht om een parlementair Kabinet te vormen huis toe gegaan.

Maar misschien staat het er, als ons blad verschijnt, weer heel anders voor.

Daarom is het raadzaam ons van gedetailleerde krisisbeschouwingen te onthouden.

Wel meenen we iets te moeten zeggen over het konfükt tusschen partijbelang en landsbelang, dat sommigen zien aankomen.

En men oordeelt dan: wanneer hel partijbelang in botsing geraakt met het landsbelang, dan behoort het eerste opgeofferd te worden aan het tweede.

Wij gelooven echter, dat de kwestie niet zoo eenvoudig mag worden gesteld.

De grenzen tusschen partijbelang en landsbelang zijn heusch niet zoo gemakkelijk te trekken, als men het soms hoort voorstellen.

Wanneer een partij geen kleine, maar groote politiek voert, valt haar belang met dat van het land samen.

Wij voor ons achten een sterke anti-revolutionaire partij voor het welvaren, inzonderheid voor het geestelijk welvaren van ons land onmisbaar.

En nu kan het niet ontkend, dat de positie van deze partij in den loop der jaren is verzwakt.

Terecht wordt hierop gewezen in de brochure van den heer H. D i e m e r: „De Anti-revolutionaire Partij zichzelf", een brochure, welke wij zeer ter lezing aanbevelen, niet omdat wij het er van a—z mee eens zijn, maar omdat toch veel daarin onze instemming heeft en volkomen strookt met wat wij nog niet zoo lang geleden in deze rubriek schreven.

Telkens deel uit te maken van de regeeringspartijen heeft voor een partij groote nadeelen.

Doch vooral is dat het geval, wanneer juist onze mannen voor de zwaarste taak worden gesteld.

Wanneer zij eigenlijk de kastanjes uit het vuur moeten halen.

Ontevredenheid ook in eigen gelederen kan niet uitblijven.

Daarom is het op zichzelf o zoo gewenscht, dat we weer eens tot onszelf kunnen komen en al onze krachten kunnen koncentreeren op innerlijke versterking.

Ware er dan ook een kombinatie te vinden, welke het saneeringswerk onzer financiën van het Kabinet-Golijn wilde voortzetten — wat van het door den heer Marchant geprojekteerde Kabinet niet te verwachten was — dan zouden wij er niet te zeer over treuren, wanneer onzi partij eens geen regeeringspartij werd.

Hiermee wagen we ons niet aan een uitspraak over de houding van de a.-r. partij in deze krisis en wat zij behoort te doen.

Dat zal geheel van de omstandigheden afhangen.

Een a-tout-prix zich terugtrekken uit de regeeringspartij zouden we niet durven bepleiten.

Maar aan den anderen kant gelooven we, dat onze mannen goed zullen doen met zich niet te spoedig weer voor den wagen te laten spannen.

Niet alleen behoort er o. i. waarborg te worden geboden, dat een da capo van de vlootwet-crisis en van de gezantschaps-crisis zal uitblijven, maar ook zal men er zich ernstig rekenschap van moeten geven of het deel uitmaken van de regeeringspartijen wel werkelijk noodzaak is.

Zoowel onze politieke tegenstanders als onze koalitiegenooten mogen het wel eens ter dege weten: we zijn er niet tuk op onze mannen in het nieuwe Kabinet to zien plaats nemen.

Voor een poos weer eens tot de oppositie-partijen te behooren zou voor ons volstrekt geen kwaad kunnen.

Doch in elk geval make men van partijbelang en landsbelang geen tegenstelling.

Consolideering der a.-r. partü is een nationaal van den eersten rang.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1925

De Reformatie | 6 Pagina's

Breken breedere denkbeelden zich baan?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1925

De Reformatie | 6 Pagina's