GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GENOT EN GELUK IN DEN MODERNEN TIJD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GENOT EN GELUK IN DEN MODERNEN TIJD.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Het blijft nog altijd de dure roeping van den christen" acht te geven op de teekenen der tijden.

Doch ik beweer niet te veel als ik zeg dat die taak van dag tot dag zwaarder en meer verwikkeld wordt.

Het tegenwoordige wereldleven wordt door zoovele en zoo uiteenloopende krachten bewogen, door zoo schijnbaar onsamenhangende factoren beheerscht, dat het steeds moeilijker valt deze tot hun beginsel te herleiden.

Velerlei draden liggen dooreengestrengeld en verknoopt in het gobelin dat men het beeld van onzen tijd noemt.

Maar neen, een gobelin, daarmee kan men onze bewogen dagen niet vergelijken.

Dit herinnert aan-stille, statige kasteelzalen van vroeger eeuwen, waarin kalmte woonde en waar de troost was van vreugdevollen arbeid, de vele, vele uren van strakke gebondenheid aan één grootsch kunstwerk.

Onze tijd is zoo gansch anders.

Zijn beeld is veeleer het telkens wisselende en verglijdende van de onrustig trillende film, waarin de felle en heftige acties en emoties elkaar verdringen. Even slechts komen ze voor uw oog met scherp gesneden contouren, eer ze wegijlen.

Het leven van den modernen mensch is niet anders dan een kortsluitingmakend" y: r, x. *; ussch(»n bet verleden en de toekomst. Al de verborgen krachten van die beide raken elkaar er slechts even in aan, maar onder hoogspanning.

Toch zijn er in dat bont gewirwar van onzen tijd wel enkele vaste lijnen te ontdekken.

Dat kan ook niet anders, omdat de mensch zelf, antiek of modern, geen ander wezen is geworden, en zijn lichaams-en zielekrachten vrijwel constante grootheden zijn gebleven.

Maar zijn relatie tegenover de geschapen wereld met haar toomelooze enei^gieën heeft hem in een gansch andere levenssfeer gezet, waaraan hij zich, psychisch en somatisch, met ziel en lichaam, heeft aangepast.

Zullen wij nu als christenen, in gehoorzaamheid aan het bevel van onzen Koning, ook aan den modernen mensch het evangelie der verlossing prediken, dan moet het ons niet teveel moeite zijn te trachten dien mensch van onzen tijd eenigszins te begrijpen. Hoe zullen wij hem prediken zoo wij hem niet verstaan ? Dan zou het evangelie voor hem ook niet anders zijn dan de vluchtige raaklijn, die slechts even den cirkel zijns levens beroert, maar hem in het centrum daarvan onbewogen laat.

Als we het legerkamp onzer tegenstanders niet verkennen, hoe zullen we den aanval wagen?

Eén trek in het beeld van de moderne wereld is wel heel duidelijk: die der onevenwichtigheid tusschen arbeid en ontspanning, tusschen werk en genot, tusschen genot en geluk. Met den heerlijken rhythmus, waarmee God bij de schepping ons leven in een standvastige en harmonische verhouding tusschen zes dagen arbeid en één dag rust heeft gesteld, wordt hoe langer hoe meer gespot.

Actie en contemplatie, gespannen werk en ontspannen rust zijn door onzen Schepper in een wonderschoone evenredigheid gesteld, en het is nimmer straffeloos gebleven als de mensch zich schennend aan dat werk Gods heeft vergrepen.

In de dagen der Fransche Revolutie heeft men getracht de arbeidsweek tot negen dagen te verlengen en daarna één dag rust te geven. Die poging is wel heel smadelijk mislukt.

Nu echter is er bij den mensch van onzen tijd een begeerte ontwaakt om de arbeidsweek in te krimpen, en den rustdag, den rusttijd te vermenigvuldigen. Bewust of onbewust ligt hieraan ten grondslag een tegenzin tegen den arbeid zelf en een sterk verlangen de genotsmogelijkheden zoo ruim te nemen als maar kan. Zoo weinig mogelijk arbeid, zooveel mogelijk vrijen tijd, en in dien vrijen tijd zoo intens mogelijk genieten, dat is het ideaal van den mensch der twintigste eeuw geworden. Toch zouden we verkeerd gaan als we meenden dat alleen de passie voor het genot den modernen mensch in deze richting heeft geleid.

Veeleer is hij daartoe gedrongen door oeconomische krachten, die hij zelf eerst ontketend heeft, maar nu niet meer beheerschen kan. Ik bedoel niet de vrijmaking van den arbeid, noch de organisatie der arbeiders. Al zijn dit factoren van gewicht, we mogen die niet owi^rschatten, omdat de industrie in onzen tijd den arbeider behalve producent .jteeds meer consument heeft gemaakt, en hij dus bij de industrie aan beide zijden betrokken is, zoowel aan den fabriekskant als aan den winkelkant; hij is maker en afnemer. Maar, om afnemer te zijn is kapitaal noodig. .

Door dit alles is er een groote paradox in de moderne wereld gekomen, waarvan de beteekenis ook voor het religieuze leven niet onderschat mag worden.

Wilt ge zien waartoe dit in de practijk leidt, dan moet ge u eens herinneren de maatregelen, door den automobielkoning Ford ten vorigen jare ten opzichte zijner arbeiders genomen. Met zekere koninklijke vrijgevigheid bepaalde Ford dat zijn arbeiders voortaan in plaats van een ^•c.ydaagsche arbeidsweek er een van vijf dagen zouden krijgen (40 uur), dus van Vrijdagavond tot Maandagmorgen vrijaf zouden hebben, en zulks zonder eenige salarisvermindering.

Deze daad is iets anders geweest dan een royaal gebaar over moede loonslaven. De Haagsche Post meende destijds dat de heer Ford zijn tekort aan bestellingen op deze wijze wilde camoufleeren, omdat de wereld toch eens volgcford raakte. Vast stond dat bij Ford de koopman achter het schoone inasker van den weldoener stond. Maar men heeft toch te weinig gelet op de argumenten waarmee Ford ook tegenover zijn collega's deze krachttoer heeft goed gepraat.

In een Engelsche krant heeft Ford rekenschap en verantwoording gegeven, en het bleek daar duidelijk dat zijn wijze woorden mouwen hadden, waar hier en daar een aap uit keek.

Immers, aldus redeneerde Ford: arbeiders vormen het grootst aantal verbruikers der wereld, en inzonderheid van de Amerikaansche industrie. Geef hun twee dagen vacantie'; die brengen ze na hun ingespannen werk (want Amerika geeft veel dollars, maar vraagt sterk gespannen arbeidskracht) niet dóór in een fauteuil. Ze hebbai geld; zij gaan er op uit; ze willen met hun gezin genieten; ze maken vertering, daardoor versterken ze productie; gevolg zal zijn prijsverlaging en salarisvermeerdering, verhooging van het welstandspeil en welvaartspeil der groote massa. Daardoor nog grooter vertering, nog meer productie, nog meer dalen der prijzen en stijgen der loonen, enz. enz. Dat wordt dus een schijnbaar eindeloos voortgaande verinenigvuldiging, waarbij elke factor zichzelf automatisch een telkens hooger exponent geeft.

Achter dit modern optimisme van den autokoning voelt men de groote paradox, waartoe het industrietijdperk de wereld gebracht heeft en waarbij het: , , tijd is geld en geld is 't al" een nieuwe toepassing vindt.

Een Fransch tijdschrift schreef eerst spottend over de arbeiders van Ford: „ils ne se reposeront plus, comme Dieu, Ie septième jour, mais Ie 6e et Ie 7e" (zij zullen niet meer, als God, den 7en, maar den 6en en den 7en dag rusten), maar voegde er toch een woord aan toe dat de schijnbaar onschuldige zaak in een ander licht zette.

Tot dusver, schreef het, hebben wij (in onze blijkbare domheid) divinise Ie travail, den arbeid vergoddelijkt, als bron van welvaart en overvloed. Voortaan moeten we daarnaast als gelijkwaardige bron nemen de ledigheid, de verdubbeling van vacanties; de mensch gaat het scheppingswerk retoucheeren of bijwerken, en geeft een verbeterden Genesis.

Het maatschappelijk terrein is hier voor ons zeer leerzaam om de mentaliteit van den modernen mensch te leeren kennen. Daarom moeten we over de hier aan de orde gestelde problemen niet haastig heenglijden. Want heel het groote gebaar van Ford is in wezen niet anders dan een doortrekken van de lijnen der machtige industrie. In dit opzicht is zijn paradox welvaart door ledigheid zoo logisch mogelijk. Trouwens, ook daarin dat hij als weldoener dichter bij zijn eigen safes dan bij het geldtrommeltje van zijn arbeiders staat.

Herinner u slechts den tijd toen de machine haar triumftocht in de fabrieken begon. Hoevele zwartzieners en ongeluksprofeten hebben toen het banvonnis over haar uitgesproken ! Zij zou de massa verarmen, de meesters rijk maken.

Men vergat daarbij dat de machine geen weeldeautomaat is, of dingen maakt voor een museum. Haar kracht is dat zij aflevert noodzakelijke dingen, maar haar zwakheid dat ze dit doet in overstelpenden over-

vloed. Was er niemand die gebruil< te, dan stond ze spoedig stil; draait zij full speed, dan geeft ze groote hoeveelheden, maar heeft ook l)ehoefte aan een groot getal consumenten.

In den eersten tijd waren onder die consumenten de arbeiders self bijna niet begrepen. De oeconomische verhoudingen maakten dit onmogelijk. Toen het industrietijdperk aanbrak werkten de arbeiders 16 of 18 uur per • dag. „De Opstandigen" herinnerde ons hun slavig lot en dat hunner slovende kinderen. Als ze hun moede leden naar huis gezeuld hadden, bleef er nauwelijks tijd tot eten en slapen over.

De Fransche romans uit de 2e helft der vorige eeuw gaven in wrange taal het droef relaas van het onmenschwaardig bestaan dier fabrieksarbeiders, die de machtelooze vuist balden tegen het heete, meedoogenloos voortstam])ende monster: de machine. Ën hoe raak heeft Steinlen de verschrompelde typen geteekend der doodmoe-gemechaniseerde werkers, de sombere scheppingen van den modernen tijd, met hun gebogen gestalten en doffe oogen, de gretige hapjjcrs. naar het aas aan den socialistischen hengel.

Wat is de wereld in dit opzicht in weinige tientallen jaren veranderd!

De drijfriemen van Ford zijn nu ingeschakeld over de jiroletarische schijf.

De beste klanten der machine zijn geworden die haar het eerst en het meest verwenscht hebben.

De moderne mensch is verstrikt in het gouden net der weelde.

Wie hem in zijn troosteloos zieleleven wil leeren bennen zal hem eer thuis treffen als consument dan als producent, hem eer vinden oj) de breede wegen van het geen geluk gevend (jcnot, dan bij den heeten oven van den welvaartbrengenden arbeid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

GENOT EN GELUK IN DEN MODERNEN TIJD.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's