GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

W. Lobsien, De Vreemdeling.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

W. Lobsien, De Vreemdeling.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het voorlaatsle artikel' handelden we over een tweetal uit het Zweedsch vertaalde booken (die van Jeanne Oterdahl: „Inger Skram" en „Het huis met de Rozenhaag") en daarbij wilden we doen aansluiten de be.3preking van ean boek van soorlgelijke sfeer (maar dan uit het Duitsch) „De \'reemdelin g" van W.ilhejm Lobsieni). Na het artikel van de vorige-week (over Mej. Maclainc Pont; volge die bespreking dus in dit nummer.

We noemden „De Vreemdeling" „een hoek van soortgelijke sfeer". En dat is het allereerst omdat het onze aandacht verplaatst naar de , , halligen", de niet-ingedijkte waddon-eilanden VOOT de vi^e-stkust van Sleeswijk —Holstein, een wereld dus, aan die van Jeanne Oterdahl's romans nauw verwant, omdat O'Ok op die halligen de zee dwingende heerscheres is en de menschenkarakters daar door en crider haar geweldige macht worden gevormd. Maar het is 't ook daarom, wijl hier weer wordt uitgebeeld een leven, van strijd, van zware zorg en moeizaam streven; strijd ook, die weer in den aard \an den strijdende zijn oorsprong vindt. Alleen — en dat is het groote verschil — deze strijd voert iji dit boek niet tot overwinning, maar tot ondergang.

Op het verre, nietige' waddeneiland Hoogeroog kcmi, een nieuwe predikant. Dominee Eichstadt. Hij heeft aan het kerkbestuur verzocht om deze standplaats. Want een bepaald, hooig doel staat hem v(!üJ' cogen. „De eilandjes ginds, zoo peinsde hij, waren de aangewezen plaats om het Rijk G(; (!s op aarde te grondvesten; daaj', waar het volk, in zijn geheel genomen, ongerept gebleven was. waar de drukke wereld met haar verzoekingen nog lol niemand-gesproken had".

Trotsch en met een blij gevoel aanvaardt hij die taak. De vele ontberingen en moeilijkheden, die hij, zoen van armen huize', reeds te doorworstelen heeft gehad, hebben hem naar zijn eigen meening voldoende gestaald voor den zwaren arbeid, dien hij op zich neemt en hem als in een leerschool gevormd. Hij zal daar te strijden hebben, O' zeker, maar het kwaad kan. onder die eenvoudige eila.nders nooit zoo diepen wortel geschoten hebben, dan dat hij het niet zou kunnen overwinnen! Eia bovendien, hij voelt in zich de kracht en den lusl tot den strijd, 't Was een doel , , dal hij zichzelf gekozen had'' en dus telde hij ook de bezwaren gering!

Hij pakt onmiddellijk na zijn komst op het eiland de zaak aan. Reeds vóór zijn intrede botst hij óp tegen den kerkknecht. Jan Behrends, omdat deze te veel gedronken heeft en aanstonds in zijn eerste preek treedt hij op als boetg.? zant.

Maar zijn woord vindt geen ingang. , ; Wilde hij hun zeden en gebruiken, omverwerpien en hen veranderen? Was hij bovendien niet een buitenmensch", een vreemdeling onder hen allear. Friezen? „Neen, dat lieten ze zich niet welgevallen. Dat ging niet".

De oude meester Hansen, die al een menschenleeftijd onder de eilanders woont, waarschuwt den dominee. Hij ziet en waardeert diens ideaal, maar de wijze, waarop hij dat tracht te verwerkelijketi, is verkeerd. Niet met hardhandigheid, niet mei dwang moet hij het Rijk Gods willen stichten. Dat kan nooit, maar zeker niet hier, onder deze menschen, die vastgegroeid zijn aan hun gewoonten en die de ongelijke strijd met de woedende' winter-elementen stug, hard, koppig heeft gemaakt.

Eichstadt luistert naar den i-neester niet. Integendeel, hij treedt ook hem in den weg met dO' vermaning, dat hij veel te veel waarde hecht aan dien geboortegrond en zijn verhoudingen, want dat dal alles niets is en zelfs een belemmering vormt voor het burgerschap in het Rijk Gods. En hij gaat door, zonder tact, zonder eenige soepelheid, dwingend, onverzettelijk.

De onafwendbare botsing blijft niet uit. .'\ls bij ongeluk Jan Behrends' vrouw door zijn zoon is doodgeschoten, juist op het oogenbhk, dat Jan Behrends in de herberg met zomer-foeristeu zich vroolijk maakt, staat de Dominee bij het graf als

een boetgezant: dil droevig vO'Orval is een straf van God, die de zonden der vadferen bezoekt aan féa i.ii de kinderen, en niet medelijden mo-et er .door worden gewekt, zooals - allerwegen onder de menschen keiïbaai-wordt, maar schuldbesef, zonde-< vkenning. Bij die woorden gro^eit onder de mönstbcn zichtbaar verzet en 't duurt maar even, of !een.séeude Fries, één die hoog aanzien geniret en als'^'-fén profeet dcoi-de eilanders wordt vereerd, treedt naar voren en zegt: , , wie onzer zionder zonden is werpe den eersten steen".

Met dit feil is de scheur gekomen. Een grooi diel van de menschen volgt den ouden Bonke jBolmsen na en de kerk wordt eiken Zondag leeger.

De dominee ziet dat alles, maar denkt niet aan VI randering zijnerzijds. Hij zal strijden en zal overwinnen.

Een bezoek, dat hij eenigen tijd later brengt aan een collega. Dominee Polinsen van Westeri)', ; g, doet heel scherp het foutieve van Eichstadts ii; (drag uitkomen. Deze Pohnsen en zijn eerbied-, waardige moeder zijn menschen van dit volk, keninenflt.-hun behoeften, strijdend voior hun belangen en onder hen zeer geliefd. Eerste noodzaak voor de halligen is indijking, dat is, bescherming tegen de vraatzucht, der zee, die elkén winter stukken wegvreet, huizen vernielt, menschenoffers vraagt. E)i daar ijvert Pohnsen voor, onder de eilandbewoners zelf, door steeds op' die belangen te wijzen, bij de Autoriteiten, door uitvoerige memorü n en verzoekschriften.

Eichstadt staat tegenover deze idealen volkomen afwijzend. „Dijk en dam waren mooi en goed. .Maar liooger dan dat alles stond toch zijn doel. Het R.ijk Gods opi aarde, een gemeente, die er naar si reefde zich meer en meer los te maken van het wereldsche en het leven beschouwde als een vooii'li( reiding voor den hemel. Hoofdzaak was niet de .aardsche woning te bevestigen, maar gindsche." I', n de zorg voor de eilanden, het streven van Ds f (ihnseii ziet hij als een rem voor dat alles. Zelfs kan zijn werk er door vernietigd worden, want „de halligen zouden meer deel uitmaken van de groote wereld dan tot nog toe-, gedaan zou het zijn met ; de verrukkelijke eenzaamheid, de afzondering en al de andere voordeelen, die het ontkiemen van het Rijk Gods in de hand zouden werken".

In dit standpunt is Ds Eichstadt precies ge-Uekend: een man van. ego-centrische, harde levenshouding, die een zelf-gekozen weg gaan wil en dien, 'dwars door al het bestaande heen, banen zal. Een predikant, die niets weet van dienen, . die mist de liefde en daarom ook geen getuige kan zijii/^^J: den rijkdom van het Evangelie', die zelf geéÈg^èfoolmoediging kent en anderen tot overmogd'brengen wil. Iemand, di© het rijk Gods grond-: vesten zal, maar daarin voor den Christus geen plaats heeft ol' bereidi, wiens gehsele godsdienst, zaak van het hoofd meer dan van liet hart, één slaire-plichlveihoi.ding is, Köhuldgredik'ng zonder gtnadetroosi, zonde-bewustheid zonder vergevingsjiicht. En het is de tragiek van deze figuur, dat liij, eerlijk bedoelend de harten der menschen te vrn'warmen, die verkilt en afkeeiig maakt, dat hi, j liet Godsrijk vestigen wil langs den weg van strijd legen en doel-bewust ingrijp-en in het bestaande en juist daardoor zelf voor die vestiging de grootste belemmering is.

Het eind. is dan ook een fatale mislukking, ja zdfs, nog gröoter tragiek, eigen mOiOele ondergang.

Want op het eiland van Ds Pohnsen heeft Eicliï sliidt Inge Gydesen leeren kennen en hij is möt * haar getrouwd. Maar vo'or de liefde is in dit verslarde menschenhart geen blijvende plaats: Inger krijgt een heel moeilijk leven, kil en eenzaam. Haar man is niets voor haar, hij gaat zijn eigen weg. Zelfs als haar te vroeg geboren kindje sterft, moet ze allen troost en kUe meeleven-in-liefds ontberen. En de menschen, vervreemd van den dominee, in stug verzet zich opsluitend, mijden de koude pastorie! Ginds op Wiesteroog, is Ds Pohnsen, die haar liefhad en nog liefheeft, in zijn vriend(^lijke, trouwe moeder (heel goed wordt deze figuur geteekend , hier is niets, dan illusie, verdriet, v( rvreemding.

Nog grooter woixU haar eenzaamheid, als o'p het eiland Dagmar Rosenlund komt, een rijke kaj.ilcins-dochter, die de zomergenoegens der wadden genieten wil. Eichstadt komt geheel-onder ha.ar bekoring: met haar kan hij pn-aten. „Ik ben als .^Irijder hier heen gekomen", zegt hij tegen de !)itter-lijdende Inger, „en nu kan ik dat weer, zoolang juffrouw Roselund hier is. Gun me dat genoegen. Het duurt maar enkele maanden." Voor Inger is dat onbegrijpelijk, ffij, de boetprediker, die toornt tegen alles wat zondig is, die aan zijn menschen dé strakste eischen stelt, komt zelf tot dingen, die met die eischen volkomen strijdig zijn. En ze verliest al haar vertrouwen in hem, óók haar — miskende — hefde. Ze kan niet meer blijven bij dezen ontrouwen, ook aan zichz'elf ontrouwen man, ze kan hem ook niet vergeven, wat o.p. het feest der bedijking gebeurt (Ds Pohnsen heeft zijn •/An gekregen, en Ds Eichstadt, in zijn verzet tegen dat streven, lieeft de laatste sympathie der eilanders verloren) en ze gaat terug naar haar eiland.

De dominee is onder dat alles niet onverschillig. Hij lijdt ontzettend onder den tegenstand der men-'^«^hen, onder zijn eigen schuld, onder de illusie van zijn verloren geluk. De sterke is zwak geworden, weet niet meer wat hij wil. Op dat crisismoment neemt Dagmar de leiding. Hij heeft haar bij heftig stormweer met eigen levensgevaar uit haar huis bij de zee gered (een daad, die hem weer in achting bij zijn eilanders doet stijgen) en nu stelt ze hem den eisch: met haar van hier gaan, een nieuw leven tegemoet, of zoarder haar hier blijven. En dan bezwijkt hij: hij' kiest het eerste.

Maar nauwelijks van het eiland weg komt de bezinning over hem. Zóó mag hij niet gaan, niet met stille trom mag hij vertrekken, niet als een lafhartige zal hij wegloopen. Eerst moet hij schuld belijden. Hij zal zeggen: „, Zóó was ik, zóó ben ik geworden en zoo sta ik nu voor u. Ik heb geen recht uw voorganger te zijn, en daarom ga ik heen". En hij gaat terug, te voet, langs het ebstrand. Maar hij verdwaalt, de opkomende vloed overvalt hem — en hij verdrinkt. Zijn eigen menschen, die van verre zijn doodsstrijd hebben gezien, maar te laat komen om hem te helpen, halen zijn lijk uit het water. „En de kist werd in de kerk gezet, de groote kaarsen werden aangestoken en Jan Behrend - nam de eerste' wake op zich". In zijn dood is „de vreemdeling" toch weer een der hunnen!

Een spannend boek, sterk van tragiek en in zijn uitbeelding forsch en strak-belijnd, rijk aan kleur-en stijlvolle beschrijvingen (men leze maar eens het geweldige too'ueel van den Noordzeestorm of de teekening der halliiig-natuur) en vooral ook veelzeggend in zijn strekking. Want hef is een waarschuwing voor ieder, die in eigen kracht zijn leven wil gaan, zelfs al jaagt hij naar een hoog en heilig ideaal, 't Is de groote fout van Ds Eichstadt, dat hij zichzelf zijn levensdoel stelt, dat hij, in Gods werk, zijn eigen taak en doel bepaalt. Bouwer wil hij zijn van het Godsrijk, maar hijzelf heeft er geen deel aan; hij wil opdringen aan anderen, wat hijzelf niet bezit! Hij is een prediker, die niet gezonden is en volvoert een last, dio lie'in niet is opgelegd. En daarom móet zijn werk mislukken, móet hij zelf ondergaan in en door dat werk.

Deze duidelijke en goede strekking maakt dit boek vooral voor jonge menschen tot een getuigenis, dat krachtig spreken kan tot hun gemoed en zeker een positieven invloed oefene'n kan.

Maar een echt-christelijk boek is het desondanks niet. De predikanten zijn geen van beiden Evangelieverkondigers, Eichstadt niet, maar ook zeker zijn tegenhanger Pohnsen niet Als deze zegt: „Niet de predikant in toga, niel de dienaar Gods op den kansel: hier moet de doiminee een gewoon mensch zijn, een visscher, een schipiper, een bo'er. De Hallig heeft een practisch leidsman iioodig. Iemand, die de menschen helpt in het zoeken van een bestaan, wiens hart bloedt, als hij ziet, dat de zee hof en" huis ondermijnt. Ik zie als mijn taak: .ons land door dammen en dijken te beveiligen tegen het water. En eerst dan, als we weten, dat onze geboortegrond geen pirooi meer zal worden van de zee, dan kunnen we er aan denken iets te doen tot instandhouding van het volkskarakter. ...", dan poseert hij, de beminde en wèl begrepen herder, als de echte domin-ee voor het Hallingen volk. Maar zulk een „roeping" is al evenmin die, welke het Evangelie leert, als die van Ds Eichstadt. Want heel die schoen-klinkende theo'rie wordt vernietigd do-O'r het Schriftwoord: „Zoek eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigeid, en al deze dingen' zullen U toegewO'rpen worden...." Ten slotte is 'Eichstadt, de man die de verkeerde dominee blijkt, dichter bij den eisch, dien de Schrift stelt, dan hij. Wat dus, door de marquante tegensteUing die tussohen beide predikanten geschapen wordt, als de werkelijke vervulling van den dienst Gods wordt geteekend is daaraan ten eenen male vreemd.

En ook op het leven, der Hallig-bewoners, die dO'Or Ds Pohnsen om hun „natuurlijke vroomhe-id" geprezen worden, staat in het minst niet het stempel der ware godsvrucht. Hun godsdienst is, als ik het zoo zeggen kan, hun liefde voor hun geboortegrond, hun ijver voor het eigen plekje grond, hun trouw aan hun Friesche afkomst en zeden. En dat Eichstadt in zijn eigengerechtigen weg faalt en omkomt, 't is' niel, alléén zijn schuld, maar wel waarlijk ook de hunne. Hij was niet de gezonden verkondiger van het Rijk Gods, maar zij zijn er afkeerig van. en stellen eigen wensohen boven Gods eischen. Heel duidelijk ko'iiit dat uit in het heftige twistgesprek, dat Meester Hansen heeft met den dominee: de meester is daar misschien nog wel verder weg van het Koninkrijk der hemelen, dan de predikant, dien hij vermaant.

Daarom dan is dit boek niet een ohristelijk boek. Maar het kan toch nuttige en zelfs leerrijke lectuur vormen, 't kan den lezer tot nadenken en zelfinkeer brengen en die waardij erkennende, durven we hef wèl aanbevelen.


^) Uitg. van A. G. Schooiiderbeek, Laren, N. H. Vertaling raa N. K. Bieger.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

W. Lobsien, De Vreemdeling.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1928

De Reformatie | 8 Pagina's