GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verpiicht emeritaat?

Onlangs werd ons de vraag gesteld of het niet wenschelijk ware voor predikanten een leeftijdsgrens vast te stellen, waarop automatisch het emeritaat ingaat, evenals dat bij hoogleeraren en bij vele andere functionarissen het geval is.

Dit is een buitengewoon teer en kiesch onderwerp.

AVij willen wel bekennen, dat we lang geaarzeld hebben deze vraag in ons blad te - beantwoorden.

Natuurlijk konden we ons alle zorg besparen door het eenige positieve bescheid te geven, wat er op te geven is n.l. dat onze kerkenorde leen desbetreffende bepaling niet kent en dat het ook niet geraden is iets dergelijks daarin op te nemen.

AVel bevat zij de regeling, welke door de Generale Synode van Utrecht in 1905, gelijk zij door de Generale Synodes van 1908, 1920 en 1923 gewijzigd is, aan onze Kerken is aanbevolen, dat de predikanten op 70-jarigen leeftijd of na veertig dienstjaren recht hebben op pensioen.

Maar dat is natuurlijk iets anders.

Daarin wordt zelfs geen wenk gegeven om op dien leeftijd emeritaat aan te vragen.

En zeer terecht.

Het predikambt mag niet op één lijn gesteld met eenige maatschappelijke betrekking.

Het is een roeping, geen beroep.

Wat van maatschappelijke functies geldt, geldt daarom nog niet van het ambt van Dienaar des Woords.

Men moet zich wel wachten de regelen voor maatschappelijke betrekkingen op het predikambt over te brengen.

Daardoor zou men aan het uniek karakter van het laatste, te kort doen.

Is het predikambt een roeping, dan kan de beoordeeling wanneer die roeping althans gedeeltelijk (want ook de emeriti behouden de eere en den naam eens Dienaars) ophoudt slechts toekomen aan haar, die geroepen heeft, d.i. Gdds gemeente, de plaatselijke kerk en hem, die zich in zijn hart van de gemeente en mitsdien van Godzelf geroepen gevoelt.

Onze Synodes hebben dan ook bepaald, dat de emeritaatsaanvrage kan uitgaan hetzij van den predikant, hetzij van den kerkera^d'.

En opdat alle lichtvaardigheid daarbij geweerd Wijve, ook omdat het kerkverband er alle belang ^i heeft, geschiedt de eigenlijke emeritaatsverklarmg door de classis, gesteund door de Deputaten ad examina der Particuliere Synode.

De instructie voor deze Deputaten, opgesteld op de Synode van Arnhem in 1902, is er vooral op herekend te zorgen, dat niet te spoedig emeritaat worde verleend.

Zoo moeten onze Deputaten zich b.v. overtuigen, dat de reden „onbekwaamheid tot uitoefening van deir dienst" werkelijk aanwezig is en dat, zoo ziekte de oorzaak is der onbekwaamheid, die uit een verklaring van twee bevoegde deskundigen blijkt.

De kerk is eer geneigd te vragen: is emeritaat wel noodigV dan: zou emeritaat misschien niet noodig. zijn.

En dat niet, omdat kerkeraden en predikanten niet worden vertrouwd.

Maar omdat de kerk het met het predikambt als roeping Gods zoo ernstig neemt.

Dat er ten deze misstanden in onze kerken gevonden worden, zal niemand kunnen bewijzen.

Veeleer moet dankbaar gekonstateerd, dat over het algemeen alles naar wensch en tot profijt onzer kerken verloopt.

Het hooghouden der principia brengt ons stellig geen nadeel.

Toch zijn er wel gevallen — en hierin kunnen wij den vrager verstaan — dat twijfel rijst of de emeritaatsaanvrage niet te lang wordt uitgesteld.

Men zij in deze niet te haastig met zijn oordeel.

Men trachte zich den toestand in te denken van den predikant of van den kerkeraad, die de emeritaatsaanvrage zouden moeten indienen.

De predikant heeft zijn ambt lief, is aan zijn gemeente gehecht en al merkt hij wel op, dat zijn krachten minderen, hij kan het niet gemakkelijk gelooven, dat zij voor den dienst niet meer toereikend zouden zijn. Omdat zijn hart nog vol ijver is, ziet hij tegen het oogenblik, dat hij van zijn gemeente zou moeten scheiden op, als tegen een berg.

En de kerkeraad. Sterke banden binden hem aan hun leeraar. Jarenlang gaf deze beproefde leiding. Hij heeft voor de gemeente alles over gehad. De kerkeraad heeft zijn in-en uitgaan waargenomen. Hij zag, hoe niets hun predikant te veel was. Hij denkt aan den'zegen, dien zoovelen onder de prediking hebben ontvangen. Ja, het wordt minder met den ouden man. Maar de kerkeraadsleden willen hem ook in de gebreken van den ouderdom gaarne dragen. Als alle gemeenteleden, inzonderheid de jonge menschen, dat ook maar wilden. Den dominee over emeritaat spreken? Voor geen geld! Zoo iets kunnen zij over hun hart niet verkrijgen.

Daarin zit van beide kanten iets moois! Iets prijzenswaardigs zelfs.

Het zou voorzeker verkeerd zijn één van beide partijen hard te vallen.

Doet zich een konkreet geval op, dan mogen wij niet anders adviseereii dan het uiterste geduld te oefenen.

Dat neemt niet weg, dat deze zaak in het algemeen weleens in de pers kan worden besproken.

En dan komt het er vooral op aan, dat een predikant, die ouder wordt, zichzelf durft kennen.

Ook al is hij nog kras, toch heeft hij met zichzelf te overleggen: ben ik nog wel ten volle voor mijn werk berekend ?

Zoo "hij dan zichzelf moet bekennen, dat hij het een of ander niet meer kan waarnemen gelijk het behoort; heeft hij de vraag onder de oogen te zien: is dat niet een aanwijzing des Heeren, dat mijn tijd om heen te gaan. is gekomen?

Gaat het preeken nog wel, maar laat het catechiseeren of het ziekenbezoek te wenschen over of omgekeerd, dan mag dat feit niet sentimenteel worden weggestopt.

Het is zoo heerlijk, als wij geloovig de werkelijkheid aandurven.

Ook al is hij emeritus, zoo kan hij toch nog met de krachten, die de Heere hem gelaten heeft, de gemeente van Jezus Christus dienen.

Hij wachte vooral niet tot hij voorwerp van. medelijden wordt.

Een predikant — zoo hoorden we eens vertellen — sprak er zijn kerkeraad over, dat hij ler aan dacht emeritaat aan te vragen. De kerkeraad gaf daarover zijn verwondering te kennen, meende, dat hij daarvoor nog veel te flink was, enz. De predikant stelde daarop voor: indien gij begint te bespeuren, dat het ook maar een weinig minder met me wordt, moet gij het mij eerlijk zeggen. Hierin trof men het akkoord. Nog enkele jaren ging het goed. Op zekeren dag echter gaf de kerkeraad schuchter te verstaan, dat de krachten van den dominee nu wel wat afnamen. De predikant werd boos en antwoordde: wat? Ik ben nog precies dezelfde als voor een paar jaar. Ik heb zelfs nog nooit zoo goed gepreekt als nu. iGij wilt zeker een nieuw licht hebben.

Indien dit niet historisch mocht zijn, is het toch wel psychologisch echt.

Wie jonger is, denkt: ik zal blij zijn als ik tot mijn zeventigste jaar het rijke evangelie mag prediken en in de gemeente mijn krachten kan ontplooien. Daarna zal ik gaarne voor jeugdiger krachten plaats maken.

Maar als men eenmaal zoo oud geworden is, zijn de gedachten vaak omgeslagen.

Een predikant begeere emeritaat, zoodra hijzelf merkt, dat hij niet in alles meer mee kan gelijk vroeger, voor en aleer anderen het opmerken.

Als men hem zegt: maar gij zijt nog zoo frisch, dan antwoorde hij: dan moet ik nu heengaan, inisschien kan ik dan door concentratie van krachten nog iets voor den Heere doen. mijn

De tijd voor het emeritaat is niet aan te geven. Die hangt geheel van individueele gesteldheid af.

Toch leert de ervaring, dat de leeftijd der sterken hier als gemiddelde kan dienen.

De idee van verplicht emeritaat verwerpen wij. Maar de idee, dat ieder predikant, die den 70jarigen leeftijd nadert, zich afvrage, of hij niet door emeritaatsaanvrage naar beperking van arbeid heeft te staan, durven we wel in overweging geven.

Vooral omdat wij bij dit schrijven geen enkel persoon op het oog hebben.

Het heil der gemeente ga boven lievelingswenschen.

Een démenti.

Onlangs knoopten wij een beschouwing vast aan het bericht in de pers, dat „indien we het goed begrepen" — zoo schreven we — inhield, dat Dr W. A. van Es en met hem de kerkeraad van Leeuwarden voornemens zou.den zijn om op de Generale Synode van. Arnhem in 1930 een bezwaar in te dienen tegen de kerkrechtelijke zijde van de procedure-Geelkerken.

Wij gaven als onzen wensch te kennen: „Het liefst ware het ons, dat het krantenbericht werd tegengesproken en van Leeuwarden uit gemeld werd: wi] denken er niet aair om de Synode van Arnhem met iets dergelijks lastig te vallen".

In zekeren zin deed Dr van Es in de „T^eeuwarder Kerkbode" een. démenti hooren.

Maar zooals het nog al eens dikwijls met démenti's gaat stelt ook dit niet geheel gerust.

Het heft dan ook ons bezwaar niet op. Doch we laten eerst het démenti volgen.

„In de „Leidsche Kerkbode" van Vrijdag 1.1. komt een bericht voor dat;

„In de pers wordt medegedeeld, dat Dr van Es en de Kerkeraad te Leeuwarden de kerkrechtelijke procedure inzake Dr Geelkerken op de Synode te Assen nog niet als juist kunnen erkennen, en dat daarom een commissie uit den Kerkeraad benoemd werd voor rapport en voorstel, zoodat mogelijk is, dat deze zaak op de Generale Synode van Arnhem 1930 weer ter tafel zal komen".

Wij weten niet, welke die pers is, waaraan dit bericht is ontleend. Vermoedelijk is het aan onze opmerkzaamheid ontgaan. Nu echter de „Leidsche Kerkbode" dit bericht in hot volle daglicht brengt, mag toch o. i. ook een kleine toelichting niet achterwege blijven.

Inderdaad is men in den kerkeraad van Leeuwarden kerkrechtelijk over de besluiten van de Synode van Assen nog niet geheel tot rust gekomen en heeft hij reeds aanstonds na Groningen met het oog daarop een commissie van onderzoek aangewezen. Een broeder ouderling, die bezwaren van dezen aard op zeer ondubbelzinnige wijze openbaarde, heeft de kerkeraad, onder verwijzing naar deze commissie, niettegenstaande deze bezwaren, toch in het ambt bevestigd. Dit onderzoek staat echter niet dan zijdelings met de zaak-Dr Geelkerken in verband en heeft alleen betrekking op de vraag of een Generale Synode naar on.3 Gere f. kerkrecht de bevoegdheid heeft ook ouderlingen en diakenen af te zetten. De zaak-Geelkerken is uit den aard der zaak door het zich onttrekken aan het verband met onze kerken van deze groep, afgedaan, en kan kwalijk weer op een Gen. Syn. ter tafel worden gebracht.

We betwijfelen het ook ernstig of de zaak wel tot een ander resultaat zou hebben geleid, wanneer men bij de beliandeUng een anderen en o. i. beteren weg zou zijn gevolgd. De door ons bedoelde vraag, echter als rakende niet minder dan de bevoegdheid der meerdere vergaderingen, is van blijvende beteekenis en kan op den duur niet zonder beslissing blijven, omdat de onzekerheid daarover den rechtstoestand in onze kerken met betrekking tot een zeer belangrijke vraag in het ongewisse houdt. Ook is de behoefte aan zulk een beslissing niet weinig versterkt, nu te vorige jare het bestuur van onze centrale predikanten-ver. de kwestie op de conferentie deed bespreken en Ds Jansen de bevoegdheid van de meerdere vergaderingen in dit opzicht met woord en later ook in geschrift openlijk verdedigd heeft. Hiermede hangt ook samen de vrij uitvoerige behandeling der zaak en de bestrijding van het gevoelen van Ds Jansen tegenwoordig in de „Leeuwarder Kerkbode".

Of de Kerkeraad van Leeuwarden over deze kwestie een gravamen op de Generale Synode van Arnhem zal' brengen, is natuurlijk nog geheel onzeker, en hangt af van het rapport dat de connnissie nog moet uitbrengen en een beshiit dat genoemde Kerkeraad daarna nog moet nemen. Wij verzoeken de „Leidsche Kerkbode" en de „pers" waarin bedoelde mededeeling heeft gestaan, vriendelijk, deze o. i, niet overbodige toelichting in haar kolommen over te nemen.

Met genoegen konstateeren we, vooreerst, dat ook de kerkrechtelijke zijde van de procedure-Geelkerken door Leeuwarden niet ter Synode zal worden gebracht.

En voorts, dat het volstrekt nog niet zeker is of de kwestie van de bevoegdheid der meerdere vergaderingen, welke met de procedure-Geelkerken slechts ihdirekt verband houdt, op het agendum der komende Synode zal verschijnen. Deze zaak is te Leeuwarden nog in onderzoek.

Inzoover een ongevraagd advies ooit aangenaam, kan zijn, zouden we de broeders in Leeuwarden toch vriendelijk willen verzoeken de zaak eenvoudig te laten rusten.

En wel om de reden in ons vorig artikel genoemd, dat behandeling daarvan niet in het profijt der kerken kan zijn.

Wanneer er geen bezwaren tegen de kerkreclitelijke zijde van de procedure-Geelkerken worden ingediend, ontbreekt hier zelfs het konkrete geval.

Men kan ook niet zeggen, dat de konkrete gevallen zich herhaaldelijk voordoen, zoodat met het oog daarop een Synodale uitspraak gewenscht moet worden geacht.

Het is bes( mogelijk, dat er vijftig of honderd jaj'en verloopen eer onze kerken weer voor eën dei'gelijko beslissing worden geplaatst.

Zulke gevallen behooren gelukkig tot de hooge zeldzaamheden.

Daarom rijst de vraag of het wel tot de bevoegdheid der Generale Synode mag worden gerekend om, komt een voorstel-Leeuwarden in dezen geest ter Lafel, daarover uitspraak te doen.

Vlgemcene beginselen van kerkrecht mogen o.i. slechts dan door een Synode behandeld worden, indien wijziging der Kerkenorde wordt voorgesteld. Dan maakt die wijziging, eventueel aanvulling, de zaak konkreet.

Want de Synode heeft'zich tot het konkrete (e bepalen.

Voor ons is dit op zichzelf reeds afdoende.

Maar daar komt nog dit bij, dat men over deze kwestie, waarbij de gevoelens zoozeer tegenover elkaiidei-staan, op de Synode stellig niet tot eenparigheid zal komen. <

krij­ De Synode zou daardoor licht het karakter gen van een dispuutcollege.

En daarvoor dient te worden gewaakt.

Wij moeten da, n ook bij ons oordeel persisteerén, dal de onderhavige kwestie voorloopig moet blijv'en een voorwerp van debat in de pers en op konferenties van predikanten en ouderlingen of soortgelijke vergaderingen.'

Ontstaat op die manier een communis opinio in onze kerken, dan kan in later tijden een Synode, welke in een konkreet geval van dien aard te beslissen heeft, daaraan steun ontleen en.

Maar wij gelooven, dat ze op de agenda kerkelijke vergaderingen niet thuis hoort. onzer

Moge ze dan ook door Ijceuwardens worden afgewimpeld. Kerkeraad

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Reformatie | 8 Pagina's