GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jubileum Theologische School.

Van jubilea neemt deze rubriek niet al te veel kermis; daarom zullen we slechts gedurende deze week enkele stemmen uit de persartikelen inzake de jubileerende Theol. School te. Kampen doen hoeren. Ik beperk me tot de kerkelijke pers, al meld ik even dat „De Rotterdammer" een .uitgebreid, geïllustreerd nummer van enkel© bladen heeft gewijd aan dit diamanten jubileum. Het nummer was bizonder goed verzorgd; alleen vermoed ik, dat men het portret van een anderen hear voor dat van prof. Hoekstra heeft aangezien; want het oonterfeitsel, dat met den naam van dezen hoogleeraar gepresenteerd werd, leek op den genoemd© niet eens in d© verte. Overigens veel respect. Ook „De Standaard" gaf deze week een uitvoerig geïllustreerd artikel.

Uit de kerkelijke pers knip ik dus alleen. „De - Heraut" (prof. Kuyper) zegt:

De uitkomst heeft wel g©toond, hoe de vrees, die men koesterde voor d© gevaren aan de tweeheid van opleiding verbonden, ijdel is geweest. Beid© schollen werken van harte saam aan de opleiding onzer a.s. Dienaren des Woords en den opbouw der Gereformeerde Theologie. En onze Theologische School heeft de liefde gekregen niet van ©en d©el maar van al onze Gereformeerd© Kerken.

Bij h©t gouden feest der Theologische School werkt© het pijnlijk coinilict nog na en wierp d© zorg voor de toekomst dei; School ©en schaduw over de feestvreugde. Thans bij haar Tö-jarig jubileum is die schaduw geheel weggetrokken ea kan de blijdschap onvermengd zijn. Z© beschikt over e©n uitnemend CQÜegei van hoogleeraren; ze heeft ©en getal studenten zoo groot als bet vroeger nooit is geweest; ze heeft een keurig ingericht Schoolgebouw en een Hospitium voor baar studenten. Zoo heeft God de Heere haar bekrachtigd en haar wasdom en bloei geschonken.

"Voor wat de School gedaan heeft om. onze Kerken te voorzien van Dienaren des Woords, die wel toegerust en met heUigen ijver bezield onze Kerken hebben gediend, lomnen onze K©rken haar niet dankbaar genoeg zijn. Maar niet minder, voor d© trouw van baar hoogleeraren aan onz© Belijdenis en voor den wetenscbappelijken arbeid door hen verricht.

„Utr. Kb." (Dr H. Kaajan) wijst in gelukkige harmonie op de eenheid van wetenschap èn praktijk:

Klein in haar aanvangen is ze thans tot een Hoogeschool der Gereformeerde Kerken uitgegroeid. Wie durft precies den zegen af te meten, die deze School voor da beoefening der Heilige Godgeleerdheid heeft afgeworpen!

Hortderden dienaren des Woords hebben aan de Theologische School t© Kampen hun opleiding genoten en hebben God gedankt voor wat ze daar mochten medenemen voor bun theologisch© vorming.

Ook de Hoogleeraren dezer scliool hebben voor d© wetenschap der Theologie onnoemelijk veel gedaan.

„Geldersche Kb." (ds G. Renting):

Dfe stichting der school was een symbool der verworven eenheid, welke een tijdlang in de Kerken der Afscheiding wel iets t© wenschen overliet, maar door Gods gunst werd hersteld en deze Schooi heeft niet weinig er to© medegewerkt, dat de band der eenheid werd versterkt.

Hier leerden de verschillende „richtingen" de Groningers, de Gelderschen, de Drenthenaren, elkander kennen en waardeeren.

Hier werd gelukkig een einde gemaakt aan de gedeelde en verdeeld© opleiding.

Hier werd voor 75 jaar de grond gelegd voor een Gereformeerde inrichting voor Hooger Onderwijs, welke met ©ere baar plaats inneemt ook in de wetenschappelijke wereld!

„Geref. Kb." Den Haag (ds M. Schuurman):

De menschen gaan heen, maar God zet Zijn werk voort, en dat dikwijls op eene wijze, zooals wij het niet zouden hebben vennood.

De „Amsterdamsche Kerkbode" schrijft:

In zijn „Geschiedenis van de Hervorming ©n de Hervormde Kerk der Nederlanden" maakt Reitsma ergens de opmerking, dat de Hervormden lang in de meening hebben verkeerd, alsof „de hoopjes der Afgescheidenen door eigen verdeeldheid en door weinig inschilckelijkheid wel zouden worden opgelost". „Doch" — laat hij dan even verder volgen — „die hoop is langzamerhand gaan kwijnen, want het bleek, d., at er waarlijlc behoefte bestond aan een seotci die in zich kon opnemen alle met den vooruitgan'g der wetenschap, der beschaving en der maats chap p ij niet t©; vreden elementen". Wij meenden deze woorden, die zulk een laatdunkend en hooghartig vonnis vellen over een kerkelijke beweging, wier beteekenis thans niemand wed meer onderschatten zal, even te moeten onderstreepea.

Het is wel eens goed, nog even te herinneren aan dergelijke domheden. Het blad vervolgt:

D'0 Theologische School hesohikt thans over hoogleeraren, die zich zoO' mia onkundig van, als onverschillig tegenover „den vooruitgang der wetenschapi, der beschaving en der maatschappij" heloonen. Hun publicaties mogen over het algemeen gelezen worden — ook door tegenstanders, die zullen moeten toestemmen, dat men toch ook te Kampen wel min of meer van de Theologische wetenschap op de hoogte is. Het aantal van haar studenten vertoont een geregeld stijgende lijn en het gebouw, waarin zij is ondergebracht moest dan ook enkele jaren geleden worden vergroot.

Het moet vooral voor den waardigen, enei-gieken altijd nog even wakkeren Professor Lindeboom een woelde der ziel zijn, dat hij in hoogen ouderdom, maiu' nog onverzwakt van geest, dit feest van jubelend herdenken mag meemaken.

„Goudsche Kerkbode" (ds D. P. KaJkman) zegt:

Mochten thans vele grooto mannen, die in vroeger dagen den strijd gestreden hebben, den bloei aanschouwen van de Theologische School en in het algemeen van heel do Gereformeerde Theologie, zij zouden erkemren, dat zij deze dingen niet hadden verwacht. De historie is hier leerzaam. Haar gang is ander.s dan de scherpzinnigste denkers menigmaal kunnen denken.

„Noord-HoUandsch Kerkblad" (ds C. Lindeboom) oordeelt:

Het aantal studenten, dat reeds belangrijk gestegen was, klom van jaar tol jaar. De strijd behoorde weldra tot het verleden. En School en Faculteit werken sinds' in goede harmonie on met wederzijdsche waardeering naast elkaar. Er is thans niemand meer, die aan opheffing of verplaatsing der School denkt. Het zou, uit practisch oogpunt, ook niet meer mogelijk zijn, daar in de rollen van School en Faculteit tusschen de 300' en 400 studenten staan ingeschreven.

„Dordrochtsche Kerkbode" (ds W. W. Meijnen):

Do school is sinds, de vereeniging in 1892 de school der kerken geworden, en, ondanks al de poging om te komen tot eenheid van opleiding, is zij in haar zelfstandig bestaan gehandhaafd.

Heel ons gereformeerde volk mag zich verheugen in het feit, dat staat gevierd te worden en gedenken do weldaden, die God ons in deze inrichting schonk.

„Friesch Kerkblad" (ds v. d. Meulen)

Deze weet voegt ons dank en verootmoediging.

Dank voor het voorrecht, dat onze Theol. School 75 jaar bestaat en thans een bloei heeft bereikt als nimmer te voren. Rijkelijk heeft de Heere haar willen zegenen en daarmee ook de Geref. Kerken, wier eigen inrichting zij is voor de opleiding tot den dienst des H. Woords.

Maar ook verootmoediging, wanneer we letten op haar historie in die 75 jaren. Groote wateren zijn over haar heengegaan en er is zelfs een tijd geweest, dat haar ondergang nabij scheen, tot groote schade onzer kerken, die dan geen afdoende zekerheid zouden gehad hebben, dat de gewidhtige uitspraken der Asser Synode o n v o o r w a a r d e 1 ij k bij het onderwijs in de H. Godgeleerdheid worden verdedigd.

„Almeloosche Kerkbode" (ds Milo):

God heeft groote dingen gedaan.

Belachelijk 'klein bij haar stichting in 1854, in de eerste jaren ziöh veelal 'behelpend met studieboeken van niet-Gereformeerde richting, is de School uitgegroeid tot een wetenschappelijk op peil staande inrichting, die uit eigen beginsel leeft en geen leentjebuur meer be-'Loeft te spelen.

En (hans niet meer staande in een (hoek, waarin eigenlijk slechts enkele voorstanders met - haar konden 'dwepen, maar 'de School van al onze Kerken, door al die Kerken gedragen, en voor al die Kerken ten zegen.

Niet langer de tegenhanger, en concurrent van Amsterdam, 'doch als oudere zuster naast en met haar samenwerkend, zoo, dat een goed leerling der V. U. 'zioh van 'harte ook om haar bloei kan verblijden en ook haar een ruime plaats in zijn hart mag geven.

Het particularisme moest wijken voor het Gereformeerd beginsel.

De invloed van onze Gereformeerde wetenschap neemt in klimmende mate toe.

De 'diepere eeniheid van ons Gereformeerde volk teef t menig punt van geschil doen vergroeien.

Of liever: God heeft door Zijn wondere wegen, op heel andere wijze dan voor 25 jaar door onze beste en uitnemendste leiders werd 'denkbaar geacht, onze Kerken en daardoor de zaak van Zijn Koninkrijk zoo gezegend, dat zij als één man front mogen maken tegen alles wat zich niet buigt naar hart of hoofd voor den 'Christus der Schriften als Koning Zijner duurgekochte Kerk.

En eindelijk „De Bazuin", die „in feestgewaad" vercheen, en geïllustreerd. Prof. Bouwman schreef daarin:

Van de Theol. School zijn uitgegaan meer dan 700 dienaren des Woords, 'die alom in ons vaderland, in N.-Amerika, in Z.-Afrika, in Indië en in Duitschland de leer der waariheid 'hebben verkondigd, 'die de bekeering ten leven hebben gepredikt, die de Kerk des Heeren bouwden, die medearboidden aan het tot stand komen van ischolen, van stichtingen van barmhartigheid, die geijverd hebben voor de doorwerking van de christelijke 'beginselen op het gebied van het volksleven, van letterkunde en wetenschap, voor de herleving van de Gereformeerde theologie en wetenschap.

Ondersttheidene wetenschappelijke handboeken zijn van de hand der professoren verschenen, welke in breeden kring waardeering vonden.

Het streven van de Theologische School was er steeds op geridht om 'de wetenschap niet te scheiden van de practijk der godzaligheid, opdat de wetenschap vruöhtbaar gemaakt werd voor 'het leven.

Dit dient ook bij den voortduur zoo te blijven. Want wanneer het intellectualisme zegeviert, wijkt de vroomheid en wordt 'de wetensdhap onvruchtbaar.

Wij mogen voorts nog iherinneren aan den rijken zegen, dat 'de School altoos trouw gebleven is aan de belijdenis van Gods Woord. Dit is een weldaad, die wij niet genoeg kunnen waardeeren. Immers daardoor blijft de School beantwoorden aan het doel waartoe zij is opgericht, blijft zij vasthouden aan het hooge ideaal, 'dat haar is voorgesteld.

Prof. Honig herinnert aan het 25-jarig jubileum:

In 1879 was professor H. de Gook de redenaar bij het vijf-en-twintigjarig jubileum.

Opgewokt en dankbaar was zijn woord. Hadden de wateren in de eerste jaren na de opening der School zich nog wel eens gerimpeld, welhaast was de begeerde harmonie tusschen de hoogleeraren bereikt. Nieuwe krachten werden aan 'de School toegevoegd. En reeds 209 predikanten waren „van Kampen henenge-•gaan om in alle oorden van ons land, zelfs ook in Amerika en in de Oost het Evangelie des vredes te verkondigen"!

Zonder zelfveiiheffing mocht de Spreker zeggen: „Zij was 'de eerste Theologische School in ons land, die onafihankelijk van den Staat en zonder eenig verband met eenige Staats-of Stedelijke inrichting door eenig protestantsch kerkgenootschap werd opgericht. Er bestond toen wel sinds een paar jaren een Seminarie te Amsterdam, Ihèt Schotsche Se^minarie genaamd, dat ook 'geen ander doel had dan mannen te bekwamen tot 'de 'bediening van het Evangelie, maar zijn bestaan was van korten 'duur. Namen als die van den bekeerden Israëliet, Neêrlands grootsten 'dichter en op theologisch en letterkundig gebied algemeen geachten Mr I. da Costa, Jhr. Mr 'H. W. van Loon, den Sdhotschen predikant C. Schwartz en Jhr. Mr J. J. Teding van Berkhout waren zeker wel in staat, het van algemeene bekendheid te doen zijn en groote verwachting er van te koesteren. Evenwel heeft het geen 25-jarig juhilé mo-'gen beleven. Alleen da Costa was tot zijn dood in 1860 als leeraar aan dat Seminarie verbonden, terwijl de drie overigen er getuigen van waren, dat de inrichting, die eiken kerkdijken grondslag miste, geen levensvatbaarfieid had. Het aanzien, dat 'die mannen hadden in den lande, zelfs in de hoogste kringen der maatschappij, ontbrak ons; ook het Schotsche geld, waardoor die inrichting werd gesteund, kwam ons niet te hulp, maar God ïieeft ons geholpen en wij staan nog tot op dezen dag."

„God heeft ons geholpen, " deze ootmoedige bekentenis trilde in aller ziel.

En ds J. Gispen schrijft in hetzelfde nummer van „De Bazuin":

Haar stichting was tenvolle een geloofsdaad, door het tegenwoordig jonge geslacht niet meer tenvolle te verstaan. De toestanden voor nu 75 jaar op onze kerkelijke erve waren zoo geheel verschillend van de tegenwoordige, 'dat alleen historische kennis 'doet verstaan wat een heldenmoed er noodig was om een Theologische School te stichten. En welk een menigle van meer of min begaafde dienaren des Woords ziJn door middel van die Sdhool niet aan onze Kerken geschonken. Mannen, die de kerk des Heeren hebben gebouwd, die ook op wetenschappelijke wijze de Gereformeerde Theologie hebben gediend en ver buiten onze grenzen hebben medegewerkt aan de herleving van het Calvinisme, genoten in Kampen hun opleiding.

Deze kleine bloemlezing bestrijkt sledits een zeer gering deel van wat de kerkelijke pers in de laatste weken schreef. Gelijk gezegd, beperkte ik me alleen tot de laatste week. Alle zijn waardeerend en wijzen op de zegenrijke leiding Gods in de geschiedenis.

De kerk in het oog van anderen.

Prof. Grosheide schrijft in Noord HoUandsch Kerkblad:

Nu de verkiezingen naderen, wordt vanzelf van verschillende zijden den kiezers voor oogen gehouden, wat elke partij op het oog heeft en waarom men aanspoort een bepaalde partij te steunen. Eigenaardig is het, dat daarbij ook telkens de Kerk ter sprake komt. Waarlijk niet alleen bij wat men de kerkelijke partijen gelieft te noemen, ook bij de anderen.

Zoo hield dezer dagen Prof. Dr H. T. Colenbrander een rede over verleden en toekomst der Liberale Partij. Ieder zal moeten zeggen, dat de redenaar zich — we gaan af op het verslag — op hoog peil bewoog. Keurig in zijn uitdrukkingen, zakelijk en helder in de voorstellingen.

Prof. Colenbrander en daarin stellen we hier belang, had het ook over de Kerk. We nemen een klein stukje naar het verslag in de „N. R, . Crt." vafti 7 Juni letterlijk over. '

Kenmerk der kerkelijke partijen is haar sectarisch karakter, dat wortelt in een scherp omlijnd dogmatisch gelooi. Dit kenmerk, kracht in tijden van verdrukking, wordt zwakte, nu deze partijen, alle verdrukking te boven, voor de noodzaak van vlot consti'uctief staatkundig werk geplaatst zijn, en zij beoordeeld gaan worden naar wat zij in zulken arbeid vermogen. Zij staan tegenover die - taak altijd vooringenomen door de bijgedachte aan het behoud van de macht eenêr kerk of van de onwrikbaarheid eener bepaalde bijbelverklaring. Als leiders en beheerders van de geesteUjke toekomst van ons volk zijn zij reeds hierom gedisqualificeerd, omdat zij in de religieuse vernieuwing, die een der heugelijkste verschijnselen is van den tegenwoordigen tijd, en die de neiging vertoont zich boven en buiten overgeleverde, kerkelijke vormen te voltrekken, een greep zien naar de eigen traditioneele heerschappij over de geesten der getrouwen. In meerdere of mindere mate wantrouwen de kerk en de secten alle nieuwe vormen; zij staan voor het minst' begriploos tegenover alle geestelijli: e verheffing die zich Auiten hun kaders om voltrekt. En onze tijd, met zijn internationale nooden waartegen de kerken machteloos zijn gebleken, schreeuwt om geesteliJKe wijding hoven kerk-en leergeschil. ._, , .

Zoo ziet ons een hoogstaand man aan de overzijde. • En ik geloof, dat deze dingen ons ook wel iets te zeggen hebben. Nu vergeet ik daarbij niet dat de gegeven schildering ook op dé Roomsclie kerk toepasselijk moet zijn. Het zou me zelfs njet verwonderen als Prof. Colenbrander daaraan in ijg eerste plaats had gedacht. We willen nog even verder gaan en toegeven, dat een en ander van Rome wel geldt. Maar ten slotte de hoogleeraar maakt geen onderscheid. Hij heeft de Protestantsche" kerken zeker niet opzettelijk niet bedoeld, zoo mogen ook wij 'dezen spiegel ons voorhouden.

Alle kerkelijke partijen zijn sectarisch, omdat ze hebben een scherp omlijnd dogmatisch geloof. Eig^n. lij'fc hgt hier de fout van heel de redeneering. Altijd weer is onzerzijds Beweerd, dat kerk en politiek eigen terreinen zijn en daarom juist hebben we herhaaldelijk de verwarring betreurd, die in den laatsten tijd is ingeslopen. Dogma en secte zijn woorden, dis op kerkehj'k, niet op staatkundig terrein thuis behooren. Maar goed, we spreken hier over de, kerk; maakt een .scherp omlijnd dogmatisch geloof sectarisch? Prof. Colenbrander bedoelde het ongetwijfeld zóó, dat een scherp omlijnd dogmatisch geloof de eene kerk tegenover de andere plaatst, of ook de kerk te.genover die niet van de kerk zijn. Dat is waar. En daarin openbaart 'zich zonde. En toch, we mogen de geschiedenis niet te niet willen doen. Als God in den loop der tijden er oog voor gaf, dat wie het z'óó uitdrukte in strijd kOmt met het Woord Gods, het evangelie der zaligheid verduistert en dat het daarom anders biehoort te worden gezegd, dan mogen we ter will^ van liefde of verdraagzaamheid ziük een inzicht niet prijs geven. Hier gaat de waarheid, die God in Zijn Woord geopenbaard heeft, bovenal. Het is nooit sectarisch daarvoor te pleiten, dat is veeleer dure plicht. En wie de geschiedenis overziet, die merkt op, dat zeer zeker de kerk meer dan eens de ketters uitgebannen heeft, maar, men denke slechts aan de groote hervorming, ook het omgekeerde is geschied.

Vian de Protestantsche kerken kan zeker niet gezegd worden, dat zij zelfbehoud of de onwrikbaarheid van een nepaalde Bijbelverklaring willen op-'dringen aaii politieke leiders. Dat de kerk haar invloed tracht te behouden, te versterken en dat ze, voorzoover het terrein van het openbare leven daarbij betrokken is, bezwaren, tegenstand uit den weg tracht te ruimen, kan toch niemand haar euvel duiden, Doet dat niet elke groep, elke kring, elke vereeniging? En het pleiten voor de onwrikbaarheid van een bepaalde bijbelverklaring is door en door on-Protestantsch, on-Gereformeerd. Zelfs de belijdenis der kerk is onderworpen aan het geEag van Gods Woord.

En nu de religieuze vernieuwing buiten overgeleverde Kerkelijke vormen. Wij oordeelen niet over personen, maar de zaak wijzen wij af. En wel hierom, omdat God ons in Zijn Woord niet vrijgelaten heeft. Hij vraagt van ons kerkelijk samenleven, de openbaring van de kerk als instituut. Wie daarvoor pleit, tracht niet eigen traditioneele heerschappij te handhaven, maar te gehoorzamen aan de Schrift, Ja, daar ligt ten slotte het onderscheid. Wie menschelijk inzicht naast of zelfs boven de Schrift stelt, die kan het kerkelijk leven van weinig waarde achten. Wie buigt voor de Schrift, kan zulks nimmer 'doen.

De kerk wantrouwt nieuwe vormen, staat begriploos tegenover alles, wat zich buiten haar voltrektl Ook hier zeggen we, dat kan er naar zijn. Het gaat er toch niet om, dat er wat nieuws komt, maar wat er aan nieuws komt. Het is ook de vraag, wat er buiten de kerk gebeurt. In' het algemeen heeft zeker juist 'de Icerk een merkwaardig aanpassingsvermogen. De kerk 'des Heeren openbaart zich nu reeds tweeduizend jaren bijna onder allerlei volkon. Dat wijst niet bepaald op verstarring of op vasthouding aan oude vormen. Beter zeggen we het nog aldus: „God heeft voor de kerk als instituut zulke vormen gegeven, dat 'de kerk zich altijd weer, in eiken tijd, onder elk volk daarin openbaren kan.

En eindelijk de oorlog! Na, tuurlij'k heeft de kerk het weer gedaan. We hebban nooit gemerkt, dat de overheden vóór den oorlog aan de kerk eenige zeggensdiap of zelfs maar raadgevende stem gegeven hebben in de vraagstukken van oorlog en vrede. Daar werd de koiik buiten gehouden. Vredespogingen tijdens den oorlog door den paus gedaan, hebben geen gunstig onthaal gevonden. Maar toch noemt men den oorlog de schidd van de kerk! Waren de menschen maar meer trouwe leden der kerk geweest en hadden zè daardoor de stem van het evangelie wat meer gehoord, ja misschien was dan de oorlog voorkomen. Ik wil niet ontkennen, dat hier en daar ook de kerk gefaald hccEt, misschien zelf meer tot oorlog dan tot vrede opgewekt. Maar ook dan is nog de vraag, hoe, wanneer, waarom heeft de kerk het gedaan! Deed ze het wellicht, zij het al dat ze dwaalde, om daardoor den waren vrede te bevorderen?

Wij stuiten telkens weer, we willen niet zeggen op vijandschap, tegen, maar toch op misverstand inzake 'de kerk. Maar wij gaan in dezen ook niet vrijuit. We hebben het stuk van de kerk naar voren te brengen. De wereld moet hooren, maar ook zien, wat de kerk des Heeren is, welke haar taak. Misschien zal d: ni misverstand verdwijnen en de kerk haar eigen plicM beter kunnen vervullen ook in het breede menschelijk leven.

Noodig medicijn tegen onmondige i'ntellectu(w)eelderigheid.

„Nou leggen ze me neer"

Voorbeeld van „tale Kanaaas" in goeden zin (uit eigenleven opbloeiend zonder afzonderingswellust) is bovenstaande volzin uit een artikel van ds Hogenbirk m „Charloische Kerkbode" (over „Teun'):

Zou hij ooit weesr zoover komen, dat hij koa opgaan?

De dokter zei maar: „Geduld hebben", en hij hal .ook wel geduld, maar .ach, het duurde zoo lang-

De vrom« menschsn kwamen hom minder bezoeken dan in het • begin, en op Zondag, zag jo niemand. Idjj kon heit hun ook niet kwalijk nemen, in zooi'n gezin.

Dat kon do dominee beter verstaan dan zijn vorigen zielennood; daarom zat hij. minder verlegen met een recept.

„Hoor es, Teun", zei hij, „nu moet je toch oppa'SiSen; dat je de zaken niet al te donker beldjkt, want al denk je, dat je er 's Zondags niet bij bent, toch ben je er wel wezenlijk bij."

Term dacht, dat de dominee hem met de formule „De Heere is niet aan tijd en plaats gebonden", bedokfceren zou, maar de dominee hield niet van formulen bij ziekenbezoek.

Hij vertelde van Petrus in de gevangenis.

„Je weet toch wel, Teun, dat, toen Petrus door. Herodes in de gevangenis geworpen was, door de gemeente een gedurig gebed voor hem tot God gedaan werd. De geloovigen lieten hem niet los, maar brachten bem gezamenlijk voor Gods aangezicht, vurig smeekende, dat het God mocht behagen om hem te sterken en te verlossen. En toen heeft God een engel gezonden om zijn banden los te maken en de deuren te openen. Kijk, Teun, zoo doet nu de-gemeente met jou ook. We laten je niet los, maar dragen je in het gemeenschappelijk gebed 's Zondags naar den troon der genade. We geven je de beste plaats in ons midden. En nu moet je altijd maar danken: Ik ben •er ook bij. We zeggen: „Heere, zie, dien Gij liefhebt, is krank".

Den volgenden Zondag vroeg Teun, toen het tegen tienen liep; „Vrouw, hoe laat is het? "

„Hiou je maar kalm hoor, hot zal wel later worden", luidde haar antwoord.

ilaar even later sloeg de klok.

„Nou leggen ze mo neer", dacht hij, en hij verroerde zich niet. Het was, alsof hij de handen voelde. Hij hoorde de gemeente bidden en zag den Heere luisteren.

Dat was de eerste goeie Zondag, dien hij had.

„De wandelstokkenclub" (zie enkele weken geleden) begrijpt het vermoedelijk weer niet.

. De heer Hennans ook niet, die onlangs in de Eerste Kamer bewees, niets te begrijpen van 'de christelijke, taal van een christelijken burgemeester eener christelijke bevolking en alzoo het beste bewijs leverde voor de noodzakelijkheid van benoeming van christelijke burgemeesters over christenmenschen.

Kei Calvinisme gekenschetst uit de Herv. kerk.

„De Bazuin" (roomsch) schrijft;

Het Calvinisme had en heeft positieve beginselen, want zonder deze kan geen organisme bestaan; maar 't wa, s ve«l sterker a n t i - R o o m s c h dan c h r i s t e - 1 ij k en het positieve werd en wordt 'bij Rome teruggevonden, schooner, rijker ontwikkeld.

Het Calvinisme kon ia 't begin slagen, omdat het nieuw was en omdat zijn voortgang door wereldlijke macht in de hand werd gewerkt en ook, omdat 't wel eenige bevrediging aan 't verstand schonk.

Maar in den modernen tijd lijdt dat praktisch calvinisme een zeer kwijnend bestaan: daar heeft mr Fabius niet op gewezen.

Waar bijv. onze Nederl. Herv. Kerk ten prooi is aan den zwaarsten innerlijken strijd, waar jaarlijfcsch zoovelen die kerk verlaten, omdat de enkele Zondagspreek 't geloovig gemoed niet voldoen kan, daar helpt geen geöreer over ds sterkte van de calvinistische structuur.

Wij komen hier nu nog maar niet terUg op Calvijn's et'nzijdigheid, ja op zijn soms grove godslasterlijke taal, een taal, die vreemd is aan alle eeuwen, vanaf de komst van Jezus Christus tot de 16e eeuw toe. Zeker d'r zijn goddank beste aanhangers van. Calvijn, die dio strengste beginselen van den meester maar liever niet doorvoeren in hun leven, wel beseffend, •dat Calvijn bij al z'n geleerdheid toch ook niet volmaakt in Jezus' leer was.

Wij oerl)i©digen den vromen calvinist, maar zijn stelsel geven we weinig crediet voor onzen en den fookom.enden tijd!

Geen enkele bewering hier heeft een bewijs.

En dat men de Herv. Kerk als illustratie er bij haalt, bewijst, dat de schrijver van zijn onderwerp volstrald; niets verstaat.

(k kan even goed „het wezen van bet Roomsch Katholicisme" .willen afleiden, laat ons zeggen, uit de loge of uil de maatschappij tot nut, en wat daar vcrdei' volgt.

Dr K. Dijk over een „grievende uitlating" van prof. dr H. Visscher.

Dr K. Dijk zegt in het kerkblad van de Geref. kerken van 's Gravenhage:

Om die reden begeeren wij ook een vrije Kerk, die noch door zilveren koorden, noch door andere banden aan de Overheid is gebonden.

En tegelijk een vrije Overheid, die niet gebogen gaat onder de suprematie van de Kerk,

Deze dingen zeg ik met bijzonderen nadruk, omdat dit gereformeerde, antirevolutionaire bebeginsel in gevaar is. Wanneer het verslag in de bladen juist is, heeft niemand minder dan Prof. Dr Dr H. Visscher de gedachte van de vrije Kerk als neo-calvinistisch bestreden, en weer een nauweren band tusschen Staat en Kerk ^gepredikt. Is dit Wel zuiver antirevolutionair? [n art, 3 van Ons Program wordt nitgesproken: „Ook op staatkundig terrein belijdt zij de Qeuwige beginselen van Gods Woord; zóó evenwel, dat het Staatsgezag noch rechtstreeks, noch door de uitspraak van eenige kerk, maar alleen in de consciëntie der overheidspersonen, aan de ordinantiën Gods gebonden zij. En in art. 20: Zij verklaart, dat noch voor het rijk in Europa, noch voor de Indien, door de overheid een staatskerk, van wat vorm of naam ook, mag worden in stand gehouden of ingevoerd; dat het den staat niet toekomt zich met de inwendige aangelegenheden der kerkgenootschappen in te laten; en dat, ter bevordering van een meer dan dusgenaamde scheiding tusschen Staat en Kerk, de verplichting, uit art. 168 der grondwet voor de Overheid voortvloeiende, na uitbetaling aan de rechthebbenden van het rechtens verschulcUgde, dient te worden opgeheven". Zoo spreekt het Program van Beginselen. Wij hebben altijd in de overtuiging verkeerd, dat het beginsel van de vrije kerk door en door gereformeerd was. Maar Prof. Visscher noemt Tiet neo-calvinistisch. Én hij heeft er bij gevoegd, dat daarom de doleantie vrucht was van Icerkelijke pohliek. De Afscheiding kan nog in zijn oogen genade vinden, hoewel hij aUeen voor haar vroomheid waardeering heeft, maar de Doleantie ...

Het is wel vriendelijk.

En dat vlak voor de verkiezingen!

Wat zouden onze Hervormde broeders zeggen, wanneer op een politieke vergadering (want de samenkomst, waarin prof. Visscher dit zeide, droeg een politiek karakter), een kerkelijk gereformeerde ging toornen tegen ellende in de Hervormde kerk of critiok uitoefende op de Christelijk-Gereformeerde formatie?

Hot zou onverstandig en pijnlijk wezen.

Zoo is de uitlating van prof. Visscher voor ons g r i e V e n d.

Maar onze gereformeerde menschen stemmen altijd trouw, en van hen is de partij onwrikbaar zeker.

Mogen wij Prof, Visscher herinneren aan het-^ geen hij eenmaal uitsprak in zijn beoordeeling van het advies inzake het gravamen tegen art, 36?

Dio woorden zijn;

• „Ondanks alle pogingen blijft het tot op dit moment waar, dat de oude Nederlandsche Gereformeerde Kerken nog niet gcrefonnesrd zijn. Ja, dat juist, dank zij de verschillende pogingen tot reformatie, de verwarring eer toe-dan afnam. Wij zeggen dit niet om daarmedf' een oordeel uit te spreken over de actie van 1834 of die van 1886, maar constateeren eenvoudig het feit." (Grijpt als 't rijpt, blz. 13.)

Darwin, Marx en „het booze oog".

„Het booze oog" is een ook uit de litteratuur (Selma Lagorlof b, v.) bekend motief in het bijgeloof. Wie dat bedenkt, proeft den goeden zin in onderstaande passage van een artikel, getiteld „Naar Delphi", geteekend C. Van L. B., en voorkomende in „De Stroom";

De trein voert ons Noordwaarts door Attica, daar-• na door Boeotië. Ik kan mijn oogen niet afhouden v-an liet landschap en heb maar half oor voor de verhalen van een, als gewoonlijk, praatgrage Griek. Ik wilde, dat ik u dat Grieksche voorjaarslandschap kon laten zien. Het is een voortdurend wisselende combinatie van heel flets .voorjaarsgroen en fel papaverrood. Is het door de vurigheid der papapers, dat de grassen en kruiden mij hier zoo teer van klem-lijken, of is het de Weekheid van het groen, dat de papavers zoo rood doet vlammen? Nu eens is 'het veld een opschietend koeren met enkele roode stippen, dan een onbebouwd stuk land met groote plekken - rood en enkele groene vegen ertusschen. Even 'denk ik aan onze tulpenvelden, en zie in gedachten de fleurige, veel-kleurige lappendeken achter het duinenblond. Hier zijn het geen kleurige symetrische lappen, het zijn flarden met scheuren en gaten, alles in teer-groen en papaverrood.

Onderwijl is de praatgrage Griek blij aan een Enropeesche te toonen, welk een verlichte opvattingen hij heeft. Ik moet vooral niet denken, dat hij den onzin, die hem de kerk leert, gelooft. Darwin en Marx, dat is 't ware. Evolutie! Tot mijn groote inwendige pret blijkt, aJs ik het gesprek breng op „het booze oog", dat Marx en Darwin hem tegen dit bijgeloof niet weten te beschermen. Hij doet me de meest ontstellende verhalen „uit eigen ervaring", waar duidelijk nit blijkt, dat zelfs levenlooze voorwerpen .onder invloed van die betooveringen kunnen 'komen. Hebt ge „het booze oog" — wat u zonder het te weten of te •willen kan overkomen — dan kunt ge door - uw blik alléén een anders porceleinen vaas doen breken. Om dergelijke overtuigingen onder een historisch-materialistiscli pantser bedekt te vinden moet men in Griekenland komen!

De belachelijkheid van den waan der ongèloovige wetenschap, die meende, het geloof te kunnen overwinnen, blijkt, negatief gesproken, ook, en ten deele, Heruit, dat de „wetenschap" de karikaturen van het geloof niet kan over-winnen.

De zaak der bijbelvertaling.

Ds J. Schoonhoven schrijft in „Delfshavensche Kerkbode";

Voor ons, predikanten, is het ook van zoo groot belang. Er zijn texten, waarover ge preeken wilt, maar bij bestudeering van den grondtext, komt gij tot de ontdekking, dat er eigenlijk iets anders staat, dan ge leest in den Statenbijbel, En dan één van tweeën. Ge moet dien text loslaten en er niet over preeken. Of ge doet het wel. Maar moet dan met veel omhaal van geleerdheid de menschen vertellen, dat er niet staat, wat ze in hun bijbel lezen. Wanneer gij dat doet, vindt ge in den regel niet veel verzet. Men gelooft u, omdat men u vertrouwt. Maar z; ou ons Gereformeerde volk dan een dominee meer vel'trouwen schenken dan een synode, zoo deze, voorgelicht door bekwame theologen, aan dat volk een nieuwe bijbelvertaling aanbood, natuurlijk zoo nauw mogelijk aansluitend bij en behoudend waar 't maar eenigszins kan de Statenvertaling?

Er zijn heerlijke texten, wier prediking de gemeente ongemeen kon stichten, wanneer maar de vertaling in overeenstemming was gebracht met wat er volgens gegevens, na de Statenvertaling verkregen, eigenlijk' staat.

Zoo bestudeerde ik dezer dagen 2 Cor. 1; 20, het overbekende „Want zoovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons". Ik kwam toen tot de ontdekking, dat in den aangenomen text door de Statenvertalers gebruikt, eenige woorden weggevallen waren, die er op grond van nauwkeurig bestudeerde handschriften ook terdege in hoorden en één woordje door een ander vervangen moest worden en dat dus de vertaling deze moest zijn; „Want zoovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, daarom is ook door Hem het amen, Gode tot heerlijkheid door ons".

Voor de prediking van dezen text geeft dit een aanmerkelijk verschil. Bij de oude vertaling zijn „ja" en „amen" twee w.oorden voor dezelfde gedachte, bij de nieuwe is ja (zie het „daarom") de oorzaak van amen. Ja is dan de voorwerpelijk in Christus gegeven zekerheid der beloften, en amen de onderwerpelijke, de geloofszekerheid van de geloovigen, die zij aan Christus danken. Op het ja van de beloften Gods in Christus gegeven, zegt de gemeente door Hem Amen, Gode tot heerlijkheid door ons. God krijgt dan zijn eer als de Vervuiler zijner beloften in Christus van Christus .en Zijn zaligmakend werk zelf en door Hem ook van het volk, dat Hij zaligmaakt. Ieder gevoelt dat dit veel rijker gedachte is, dan wanneer alleen sprake was van de objektieve zekerheid in Christus, zooals de Statenvertaling doet vermoeden door beide het ja en amen in Christus te stellen. Deze rijke gedachte, dat het ja in Christus, in zijn verschijning en verzoeningswerk, is en het amen in de gemeente, in haar geloof en geloofsbelijdenis door Christus haar ontlokt.

't Ware te wenschen, dat op de volgende Synode de zaak van een nieuwe bijbelvertaling een goed stuk vooruit gebracht , kon worden, en zoo spoedig de tijd mocht aanbreken, dat niet langer het gebruik van nieuwe vertalingen een partikulier privilege van theologische professoren, van schrijvers van. commentaren en van preekende dominee's is, maar het voorrecht van de mondige gemeente van Christus bij haar dagelijksohe bijbellezing en bijbelgebruik.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1929

De Reformatie | 8 Pagina's