GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE MYSTIEKE FAKTOR IK DE CALVINISTISCHE  WETENSCHAP. ')

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE MYSTIEKE FAKTOR IK DE CALVINISTISCHE WETENSCHAP. ')

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op één dag na is het thans 25 jaar geleden, dat wijlen professor Geesink — en wij spreken dit , , wijlen" met diepen weemoed uit •— op een vergadering als deze de stelling verdedigde: , , De dogmatischi; grondslag der Vrije Universiteit te Amsterdam is geenszins een belemmering voor haar arbeid in wetenschappelijk en didaktisch opzicht, maar veeleer een voordeel". Die rede mocht in den waren zin een tijdrede heeten. Voor kort toch was aangenomen Kuypers wet op het Hooger Onderwijs, welke de mogelijkheid opende, dat ook Bijzondere Universiteiten den effectus civilis verkregen. Daarbij was de Vrije Universiteit nog al druk over de parlementaire tong gegaan. Als zwaarste projektiel werd tegen haar afgeschoten het argument, dat het dogma, dat de Gereformeerde beginselen aan de wetenschap de vrijheid benamen, welke tot haar ontwikkeling onontbeerlijk is. Men beschouwde den dogmatischen grondslag als een betonnen wegdek, waarop geen grassprietje, laat staan de ceder der wetenschap kan groeien. En hoe sterk het Gereformeerde volk zich voor die Kamer-debatten interesseerde, werd door onzen Geesink met fijnen humor aldus geteekend: , , Toen ik een tijd geleden het eiland Marken bezocht, waarvan de bevolking schier geheel Gereformeerd is, vernam ik, dat daar in den laatsten tijd de Handelingen geregeld werden gelezen. Ik dacht eerst, het liep zoo tegen Pinkster, dat de Handehngen der Apostelen werden bedoeld, maar al spoedig kwam ik er achter, dat het de Handelingen der Staten-Generaal waren."

Nu, na een kwart eeuw, wordt ditzelfde argument, schoon door Kuyper, Geesink en anderen met taai geduld radikaal doorgekerfd, nog altijd tegen onze Universiteit gericht. Toch hanteert men het niet meer met de vroegere zelfbewuste trefzekerheid. Trouwens, de strijd heeft zich verplaatst. Het front is verlegd. Onze Universiteit wordt thans voornamelijk aangevallen door hen, die dichter bij ons staan. Zij spreken ons met zekeren wellust aan als: Neo-Calvinisten! Zij zien in het Neo-Calvinisme een patient, die onmogelijk in huis kan worden verpleegd, maar dringend in de kliniek moet worden opgenomen en die door chirurg en internist als om strijd wordt opgeëischt, terwijl de anatoom zijn assistenten reeds bij de deur heeft geposteerd. Nog nooit droeg men iemand binnen, die aan zooveel kwalen tegelijk leed. Maar de gevaarlijkste en de besmettelijkste daarvan is wel het intellektualisme. Gelukkig heeft men reeds den haard van dat intellektualisme ontdekt. Dat is de Vrije Universiteit. Daar worden de bacillen der verstandelijkheid kunstmatig gekweekt. Vandaar gaan de bacillendragers het geheele land door en dreigen het Protestantisme te infekteeren.

Hoe zullen we ons tegen deze verdenking verweren?

Zullen wij de schijn-bewijzen, welke men aanvoert, onder de loupe nemen en aan scherpe analyse onderwerpen?

Indien wij van het nut daarvan overtuigd waren, zouden wij het niet mogen nalaten.

Ik geloof echter niet, dat het baten zal.

Daarom doen wij liever een kort, maar energiek protest hooren. Wij zijn niet van het spoor der vaadren afgegleen! Hoewel wij onzen Heiland op Zijn woord gelooven, dat de Heilige Geest leidt — en dus niet doet stilstaan — wij hebben de beginselen van het historische Calvinisme niet prijs gegeven! Maar wij gelooven ook onzen Heiland op Zijn woord, dat de Heilige Geest leidt. Leidt! En dus niet doet sfilstaanl Wij bouwen denzelfden tempel, waaraan onze vade ren — niet zij, die men ons als vaderen wil opdringen en die wij nog niet eens als stiefvaders kunnen erkennen — begonnen hooger op. op bevel en in de kracht van den Heere des tem-ptls.

Neen, wij zijn niet dronken van intellektualisme, gelijk men vermoedt! Het verstand is bij ons niet het een en het al!

En naast dit protest stel i!; het positieve getuigenis, dat — moge het mij gelukken! — dezen middag resoneeren zal in uw aller hart: wij geven aan de mystiek plaats tot in onze wetenschap toe. De mystieke faktor in de Calvinistische wetenschap, het werd u reeds aangekondigd als mijn onderwerp.

Van zijn geboorteure aan ging de liefde van het Calvinisme zoowel uit naar de wetenschap als naar de mystiek.

Het leefde in beide diep in, het leefde in beide zich heerlijk uit zonder er geheel in op te gaan.

Wat meer is het schiep zich een eigen type van wetenschap en een eigen type van mystiek.

Om te bewijzen, dat in het Calvinisme een onweerstaanbare drang tot wetenschap werkt, beriep Kuyper zich in zijn bekende Stone-lezingen op de stichting van de Leidsche Hoogeschool. En het is voorzeker een uniek feit in de wereldhistorie, dat de moed van een stad, die een belegering doorstond bijkans tot den hongerdood toe, het bevredigendst kon worden be^ loond niet door „een handvol ridderorden", noch door goud of politieke privileges, maar door een , , School der Wetenschappen". Doch ik vraag u of wellicht niet een nog klemmender bewijs kan worden ontleend aan het bijna 50-jarig bestaan van cmze Vrije Universiteit De Leidsche Hoogeschool toch was bij haar oprichting een geschenk van de Staten van Holland. Maar van toen af tot nu toe werd in haar onderhoud en verdere toerusting geheel van Overheidswege voorzien. Ongemeen hooger energie echter werd van het Calvinistisch volksdeel gevergd, waar het nu welhaast een halve eeuw de Vrije Universiteit uitsluitend op eigen schouders droeg. Gij vergeeft het mij, nietwaar, dat ik de ƒ 4000 's jaars, die zij van den Staat ontvangt, verwaarloos. Dit is immers een som, die naac „De Standaard" enkele dagen geleden opmerkte , , met den naam van jodenfooi of sigarengeld nog te euphemistisch is betiteld".

Onze Universiteit stond menigmaal voor heete vuren.

Zij doorleefde soms hachelijke momenten.

Maar zij, die haar verzorgden, dachten er geen oogenblik aan om voor te stellen haar op te heffen. En indien zij het gewaagd hadden, met zulk een voorster voor het forum onzer Calvinisten in dit land te

komen, zouden deze als uit één mond hebben geroepen: dat nooit!

Het Gereformeerde volksdeel kan zijn Universiteit niet meer missen.

De liefde voor de wetenschap kan bij het Calvinisme zelfs met de motorspuiten der koudste kritiek niet worden uitgebluscht.

De wetenschap is voor het Calvinisme niets minder dan een levensbehoefte.

Hetzelfde geldt van de mystiek.

Wel hadden historie-schrijvers van en zonder naam uit de buste van Calvijn de mystieke ader uitgezaagd en de moeten met harde trekken overpleisterd. Maar in den jongsten tijd werd dit bedrijf van meer dan een zijde als falsificatie en mystificatie aan de kaak gesteld. En een hoogleeraar aan een onzer Rijksuniversiteiten, schoon zelf geen Calvinist, werkte in zijn boek over „Mystiek" aan het eerherstel van Calvijn als mystieke figuur lofwaardig mee.

Waar het Calvinisme ook "wortel schoot, sproot onmiddellijk de haar kenmerkende mystiek met verrassenden voorspoed omhoog.

De Calvinistische mystiek is niet de mystiek van den enkeling, die vlucht in klooster en retraite, gelijk bij Rome. Zij is ook niet de mystiek van het clubachtige, knusse kringetje, gelijk in de kerken van Lutherschen oorsprong. Maar het is de mystiek, die zich een bedding graaft dwars door het breede leven heen, die haar bewogenheid meedeelt aan allen, die zij kan bereiken, die zelf geen uitverkiezing houdt, maar aanvaart, dat de uitverkiezing Godes is en dat Hij die realiseert in Zijn verbond.

Zij is, hoe sterk zij ook het persoonlijke daarin accentueert, wars van alle individualisme, wars ook van vrome coterie.

Het Calvinisme alleen houdt hoog de van de mystiek. katholiciteit

Dat in ons land het Calvinisme het zuiverst bleef bewaard, dat het humanisme van allerlei gading als rationalisme, supranaturalisme, modernisme, ethicisme en niet het minst de karikatuur der mystiek, het mysticisme het wel voor een tijd konden achteruit dringen, maar niet verdringen, dat het hier in de 19de Eeuw tot een ontwaking kwam als nergens elders, is voor een niet gering deel te danken aan zijn mystiek, welke hier naar de vrijmacht Gods zulk een vruchtbaren voedingsbodem vond.

Hiermee meen ik, zij het ook vluchtig, te hebben aangetoond, dat men de historie zou verkrachten, indien men loochende, dat wetenschap en mystiek steeds onder één en hetzelfde Calvinistische dak hebben gewoond.

Doch daarmee sta ik nog slechts aan het begin van mijn taak.

Het zou immers mogelijk zijn, dat wetenschap en mystiek in het ééne huis aparte kamers betrokken en gesepareerd leefden. Zij zouden in het Calvinisme dualistisch naast elkander kunnen voortbestaan, gelijk in de Grieksch-orthodoxe en Roomsche kerk en in tal van andere kerken en richtingen. Daarom dient nog bewezen, dat in het Calvinisme wetenschap en mystiek ellcander doordringen, dat er zelfs sprake is van een mystieken faktor IN de Calvinistische wetenschap.

Wetenschap en mystiekl

Het lijkt een vreemde kombinatie!

Vreemder nog dan die van politiek en mystiek.

Want ook zij, die overigens in de antirevolutionair: staatkunde kinderlijk en hinderlijk onkundig zijn.

weten u toch te vertellen, dat Kuyper zijn succes in de politiek heeft behaald door de mystieke roerselen van het eenvoudige volk als evenzoovele sprengen in zijn aktie te doen uitmonden. De unio mystica, de mystieke vereeniging met Christus is een term, waar mee ten onzent zelfs liberalist en socialist vertrouwd zijn geraakt. En wij, geesteskinderen van Calvijn, zouden een gewonnen stembusaktie als verloren reke nen, indien daarin niet gewerkt had een mystieke aandrift, indien we niet in de gemeenschap met Christus onzen Koning ten strijde waren getrokken en indien de glorie van Zijn Naam ons niet als heilig doel had gezield.

Maar wetenschap en mystiek!

Die beide schijnen niet op elkander te rijmen.

Meestal hebben wetenschap en mystiek elkander bestreden. In de Middeleeuwen stonden mystici en scholastici met elkander niet zelden op gespannen voet. De zoogenaamde Aufklarung of Verlichting kwalificeerde de mystiek als dweepzucht, welke aan waanzin grenst. Het machtige Ritschlianisme, dat zich geroepen voelde om de religie uit de polyparmen van de natuurwetenschappen te redden, deed desniettemin de mystiek in den ban.

Anderen willen wel de mystiek waardeeren als een gewichtig element in de ontwikkeling van het menschelijke zieleleven, als — gelijk iemand het uitdrukte — als een soort groeikramp, die door de jonge leden optrekt, maar voorbij gaat, wanneer de jonge., frissche krachten de overhand hebben genomen. Gebeurt dit evenwel niet, komen de menschen boven de mystiek niet uit, dan verkromt en verlamt deze hen en doemt hen tot levenslange invaliditeit.

Het uiterste wat men toegeven wil is dit, dat de beoefenaar der wetenschap ergens in zijn hart een werkplekje mag reserveeren voor de mystiek. Men weet dan ook geleerden van vroeger en later te noemen, die tevens tot de groote mystieken behoorden. Maar, zoo zegt men, die leidden in zekeren zin daarbij een dubbel leven. Zij boden eigenlijk de theorie van de verdubbeling d»r persoonlijkheid prachtmateriaal.

Doch het Calvinisme kan zulk een wetenschapsopvatting niet deelen. Het duldt niet, dat boven de werkplaatsen der wetenschap waarschuwingen worden geschilderd met: toegang verboden voor de mystiek.

De mystiek mag nergens een gesloten deur vinden.

Allerminst in de collegezalen en laboratoria der wetenschap.

Ons Calvinisme onderstelt zelfs drieërlei mystieken faktor in de wetenschap, n.l. in haar subjekt, in haar objekt en in haar methode. Over elk dezer drie een enkel woord.

De mystieke faktor in het subjekt der wetenschap. In plaats van een ingewikkeld betoog op te zetten, geloof ik de kern van deze kwestie voor u te kunnen blootleggen door te herinneren aan de uitspraak van Christus: „Blijft in Mij en Ik in U. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelf, zoo zij niet in den wijnstok blijft; alzoo ook gij niet, zoo gij in Mij niet blijft. Ik ben de wijnstok en gij zijt de ranken; die in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht: want zonder Mij kunt gij niets doen."

Hoeveel definities er van mystiek zijn gevormd, zou ik niet voor u kunnen becijferen. Men heeft het begrip , , mystiek" willen afleiden uit het woord, waarvan het herkomstig is: my^ein d. i. sluiten. Men heeft het pogen te bepalen uit de veelheid van verschijnselen, welke men als mystisch stempelde. Maar overeenstemming werd niet bereikt. Geen wonder! De ware mystiek kan alleen uit de openbaring der Schrift worden gekend.

Hoewel dan in de geciteerde toespraak van Jezus tot Zijn discipelen het woord „mystiek" niet voorkomt, zoo leed het voor de geloovigen van alle tijden geen twijfel of de zaak werd hier door Hem ontvouwd. Dit deel van het 15de hoofdstuk van Johannes maq genoemd de locus classicus, de klassieke bewijsplaats voor de mystiek.

Mystiek, zoo wordt u hier op het hart gedrukt, moet allereerst zijn: gemeenschap met Christus. „Ik ben ds wijnstok en gij zijt de ranken."

Bovendien: Het moet een bewuste en gewilde gemeenschap zijn. Vandaar het gebod: blijft in Mij. Dat , , blijven" in den wijnstok wordt hier niet voorgesteld als een natuurnoodzakehjkheid, maar wordt geëischt als aktie van den discipel van Jezus.

Er werkt een wederzijdsche drang tusschen_ Jezus en de geloovige om in elkander te blijven. „Blijft Mij en Ik in u." in

Onder mystiek moet alzoo verstaan de beleving de gemeenschap met Christus. van

En ook zóó zijn we er nog niet.

Want de gemeenschap met Christus dient om in gemeenschap te treden met den Vader. Daarom leidde Christus Zijn rede in met: , , Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman" en vervolgt Hij later: „Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt."

Eindelijk bedingt Christus nog, dat Zijn in de Zijnen blijven. woorden

Dit alles samenlezende, kom ik tot deze omschrijving en omlijning van de mystiek: zij is de beleving van de gemeenschap met God in Christus naar Zijn woord.

Hiermee is dunkt mij markant aangegeven het essentieele verschil tusschen heidensche, modernistische, eklekticistische mystiek eenerzijds en de zuiver christelijke anderzijds: zij is maar niet gemeenschapsbeleving met een Hooger Wezen, God genaamd, doch met God in Christus, want zoo sprak Christus zelf: „Zoo iemand in Mij niet blijft, die is buitengeworpen gelijkerwijs de rank en is verdord."

Tevens is hiermee aangeduid het principieele onderscheid tusschen de mystiek en het mysticisme: zij is beleving van de gemeenschap met Christus naar het woord, terwijl het mysticisme de voedingsdraden van het Woord naar de mystiek doorsnijdt.

Welnu, zonder die mystiek kan nu de geloovige niets doen, kan hij niets geloovig doen, kan hij niet geloovig eten, niet geloovig drinken, nog veel minder geloovig de wetenschap beoefenen. Bestaansvoor • waarde voor een geloovige wetenschap is alzoo, dat haar beoefenaars, die haar subjekt uitmaken, in gemeenschapsbeleving met Christus staan. Anders wordt die wetenschap naar de dreiging van onzen Heiland in het vuur geworpen en verbrand.

Het moet dan ook veroordeeld als een averechtsche voorstelling, dat de mystiek een specialiteit is van het gevoel, gelijk de wetenschap van het denken. De mensch is geen wezen, dat uit allerlei schotten en afdeelingen is opgebouwd. Men kan niet aanwijzen: kamer no. 1 is zijn denk-, kamer no. 2 is zyn wils-, kamer no. 3 zijn gevoelsbureau. Er zijn er die van zichzelf hebben verklaard: ik ben met het hart een christen en met het denken een heiden. Doch dat is onbestaanbaar. Wie in zijn denken een heiden is, is het ook in zijn hart.

Als Jezus zegt: zonder Mij d. i. zonder gemeenschapsbeleving met Mij, kunt gij niets doen", vat dan dat „niets" zoo absoluut mogelijk op!

Past er toch nimmer de aftrekmethode op toe!

Zondert er vooral het wetenschappelijk denken en onderzoeken en experimenteeren niet van uit!

In het: „zonder Mij kunt gij niets doen, is het „gij" de volle persoonlijkheid van den discipel van Jezus. Dat , , gij" bidt, dat , , gij" begeert, dat „gij" bezint zich, ook wetenschappelijk.

En nu is onder alle wereldbeschouwingen, geestelijke stroomingen, konfessioneele richtingen het Calvinisme de eenige, die met dit woord van Christus voor de volle honderd procent ernst maakt.

Alle andere, hoe christelijk ook, hebben aan pelagianisme of semi-pelagianisme of synergisme het oor geleend.

Zij allen kennen aan den mensch toe, dat hij nog iets onafhankelijk van Christus kan doen. Zij willen voor sommige gelegenheden de rank uit den wijnstok rukken en er haar daarna weer inenten! Dat is de dood voor de rank! Doch het Calvinisme doet aan dat onheilig werk niet mee. Het vonnist onverbiddelijk hem, die buiten gemeenschapsbeleving met Christus de wetenschap durft aanraken. Zietdaar dan de mystieke faktor in het subjekt der Calvinistische wetenschap.

Verdere vragen dringen zich op. Gewis. Met uw goedvinden echter laat ik die voor het oogenblik rusten.

Ik kom thans tot den mystieken faktor in het der Calvinistische wetenschap. objekt

Ook nu wil ik u niet vermoeien met een definitie, welke duister is van gekomprimeerde geleerdheid. Liever tracht ik u een niet direkt-wetenschappelijke, maar toch niet onjuiste idee van de Calvinistische wetenschapsidee te bieden. Gelijk alle wetenschap, dien naam waardig, zich bezig houdt met den samenhang in al het bestaande, zoo ook de Calvinistische. Maar het zwaarst weegt haar den samenhang, de verbinding van al wat bestaat met Hem, die het al in aanzijn riep,

Hier tast gij het verschil.

. De ongeloovige wetenschap weigert beslist al wat is af te leiden uit en heen te leiden tot God.

Zij is erfelijk belast met de idee van Kant, dat wel bij religie en zedelijkheid, maar nimmer bij de wetenschap van God mag worden gesproken. Daarin mag de naam des AUerhoogsten zelfs niet vernoemd worden.

Zij vervolgt haar onderzoek naar den oorsprong der dingen tot op een ijle nevelvlek of een slijmerige oercel toe, waaruit de kosmos zich zou hebben ontwikkeld en dat naar het einde der dingen tot de saambotsing van onze planeet met andere hemellichamen, maar met wat daarvoor of daarachter ligt, laat zij zich niet in. De zoogenaamde laatste vragen, de vraag naar de Eerste Oorzaak en het Hoogste Doel der dingen, verjaagt zij van het veld harer belangstelling.

Hier ringt zij den adelaar van het denken aan een keten en bevestigt dien aan de steile rots van het agnosticisme.

Zulk een gebondenheid van het denken kent de Calvinistische wetenschap niet.

Zij gunt aan de gedachte grooter bewegingsvrijheid dan de radikaalste vrijdenker.

En dat kan zij, omdat zij niet, gelijk de ongeloovige wetenschap, vooroordeelen koestert tegen den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.

Doch ook wat de samenhang tusschen de verschijnselen zelf betreft is de afstand tusschen de Calvinistische en de andere wetenschap enorm.

De ongeloovige wetenschap ziet niettegenstaande al de golvingen en wisselingen in de werkelijkheid ten slotte dien samenhang als iets statisch, als iets, waarbij het een in het ander rust. Voor haar liggen de verschijnselen aan elkander verankerd.

Doch de Calvinist vat dien samenhang dynamisch op. Hij belijdt, dat die in stand gehouden wordt door een dynamis, door een kracht, die niet tot de wereld zelf behoort. Dat is, gij weet het, de alomtegenwoordige kracht Gods, waardoor Hij alle schepselen als met Zijn hand onderhoudt en regeert.

De Calvinistische wetenschap speurt ongetwijfeld ook na, hoe de dingen middelHjk, naar haar causaal verband in elkander grijpen. Op dit punt gekomen kan haar beoefenaar stellig een eindweegs oploopen met hen, die een andere wetenschapsopvatting huldigen. Maar aldra naderen zij de kruising, waar zij onherroepelijk moeten scheiden. Van een samengaan toi het einde toe kan zelfs bij geen enkel onderdeel van eenige wetenschap de rede zijn.

Er kan geen splitsing worden aangebracht tusschen principieele en indifferente vakken. Het objekt der wetenschap, de werkelijkheid en haar samenhang, ligt niet passief voor den onderzoeker. Maar dynamisch als ze is, doet ze zich aktief aan hem voor. God werkt in haar. De ongeloovige merkt dit niet. Doch aan den man, wien de oogen geopend zyn door Geest en Woord, verschijnt bij de bestudeering van elk deel det werkelijkheid God blinkende. Dit is het eigene in de Calvinistische wetenschap, dat zij haar beoefenaar overal, in theologie en historie, in medische wetenschap en biologie, in philologie en psychologie, in natuuren rechts-en mathematische filosofie den levenden God laat ontmoeten.

En dat is de levende God in Christus.

Immers, de samenhang in het bestaande is door de zonde op duizendmaal duizend en tienduizendmaal tienduizend plaatsen gebroken.

De ongeloovige wetenschap weet daar geen raad mee.

Zij kan de wereld niet als een eenheid zien.

Zij speelt met brokken samenhang in haar schoot

Zij komt over de gebrokenheid nooit heen.

Daarom valt zij ook in vakwetenschappen uit elkaar.

Maar de Calvinistische wetenschap is ervan verzekerd, dat Christus niet alleen is de Scheppings-'. maar ook de Herscheppingsmiddelaar. Hij zal eenmaal den samenhang volledig herstellen en is er nu reeds mee bezig. Hij zal eens bijeenvergaderen beide wat in den hemel en op de aarde is. Bij alle levens-en wereldraadsel schouwt zij Christus, in Wien alfc schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn.

Tot op zekere hoogte geldt dat van de christelijke wetenschap in het algemeen. Maar ook in de wetenschap bewijst het Calvinisme zich als het meest konsekwente en het meest harmonieuse Christendom. Noch de Roomsche, noch de Luthersche wetenschap, inzoover men van de laatste kan spreken, durft de ontwikkelde gedachten zoo streng door te voeren als de Calvinistische.

En zoo dikwijls dan de Calvinist bij zijn weten­

schappelijk zinnen en zoeken God in Christus ontmoet, zoo dikwijls de Schrift hem influistert: , , het is de Heere", smaakt hij gemeenschapsbeleving.

In zijn wetenschap is de mystiek geen kontrabande. maar spreekt zij zelfs in het eerste en het laatste woord mee.

Dat bewaart onze wetenschap voor verbrokkeling, voor abstraktie, voor perkamentlucht, voor verkilling, voor bevriezing.

Dat doet onze wetenschap warmte uitstralen, waaraan ook niet-wetenschappelijken zich kunnen koesteren; bezieling meedeelen, welke in de harten van ongeleerden doortintelt en op een toogdag als deze zal geen man van Calvinistische wetenschap zich de belijdenis schamen: ik vond bij mijn peinzingen en onderzoekingen gedurig weer mijn God in Christus. Komt, maakt Hem met mij groot]

Eindelijk nog iets over den mystieken faktor in de methode der Calvinistische wetenschap.

Ook hier zal ik weer niet naar wetenschappelijke volledigheid streven. Indien gij van die methode eenigen indruk hebt, ben ik voldaan. Het scherpst teekent zich voor u wellicht de lijn dier methode af wanneer gij leest en spelt artikel 2 der Statuten van onze Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag. Zij toch staat voor alle onderwijs geheel en uitsluitend op den grondslag der Gereformeerde beginselen. Door uit te gaan van de Gereformeerde beginselen is de methode der Calvinistische wetenschap bepaald.

Men heeft weleens geschertst, dat die Gereformeerde beginselen een mysterieuze grootheid zijn. Daarmee sprak men diepzinniger waarheid uit dan men zelf wel vermoedde.

Men vergist zich ten eenenmale, indien men deze Gereformeerde beginselen beschouwt als een reeks van bepalingen, welke als met notarieele accuratesse kunnen worden vastgelegd. Men deed vaak alsof er van die beginselen een inventaris kon worden opgemaakt. Tot inventarisatie echter leenen zich wel winkelwaren en magazijnartikelen, maar een levend organisme spot ermee.

Wanneer gij in een idyllisch oord een zomerhuisje huurt, zal de secure eigenaar u misschien een lijst aanbieden van al - wat er zich in bevindt om bij uw vertrek de controle te vergemakkelijken. Maar als uw kind bij verwanten gaat logeeren, zult gij er u wel voor wachten het een brief mee te geven van den volgenden inhoud: brenger dezes bestaat uit zooveel beenderen, zooveel spiervezels, zooveel bloedvaten, zooveel roode en zooveel witte bloedlichaampjes, zooveel psychische komplexen, zooveel affekten. Het levende is geen optelsom. Het laat zich niet in kaartsysteem ordenen.

Dit klemt ook bij de Gereformeerde beginselen.

Zeker het zijn ook denk-en Aenbeginselen. En het is de roeping van de Calvinistische wetenschap daar' yoor een formuleering te zoeken, melke zoo precies mogelijk is.

Waant echter niet, dat zij daarin ooit geheel zal slagen.

Want ze zijn denk-en kenbeginselen, omdat ze eerst en bovenal /efensbeginselen zyn.

Diezelfde beginselen dienen om richting te geven aan uW geloofs-en levenspraktijk, om basis te zijn voor een niet-wetenschappelijke Gods^ en wereld-en levensbeschouwing. Veel is er in die beginselen, dat wel door intuïtie kan worden gegrepen, maar dat aan - alle reflexie ontglipt.

Weest dan op uw hoede, dat gij ze door boedelbgschrijving niet verzakelijkt, niet vermechaniseert; dat gij er de mystieke zenuwen niet uit snijdt; dat git ze niet dood definieert.

Hier komen vooral van pas wat men heel karakteristiek heeft geheeten de Gereformeerde voelhorens.

De waarde van den mystieken faktor, waarvan de Gereformeerde beginselen zijn doorvlochten, kan voor de Calvinistische wetenschap nauwelijks te hoog worden aangeslagen.

Zoo is dan de mystieke faktor werkzaam èn in her subjekt èn in het objekt èn in de methode van de Calvinistische wetenschap.

In dien mystieken faktor bezitten wij de waarborg, dat het Gereformeerde volk nooit aan onze Universiteit ontrouw zal worden, zoo deze trouw blijft aan onzen God, gelijk Hij door Christus in de Schriften ons tegemoet treedt.

Die mystieke faktor bewerkt, dat het Gereformeerde Volk en onze Universiteit niet van elkander los te scheuren zijn, al poogt men hen te scheiden on­ der den spot: hoe kan een vereeniging van eerzame middenstanders en renteniers en arbeiders nu over de wetenschap oordeelen!

Die mystieke faktor zorgt, dat er tusschen het Gereformeerde Volk en hen, die aan onze Universiteit arbeiden, ondanks alle verschil in intellektueele ontwikkeling, een diep onderling begrijpen is, een begrijpen vanuit een éénheid, geboren uit den verborgen omgang met God.

Die mystieke faktor drijft, als in kritieke oogenblikken verkoeling en vervreemding dreigen. Volk en Universiteit door de kracht van Gods Geest en de liefde van Christus zeker en gewis elkander weer in de armen.

Die mystieke faktor vereenigt het Gereformeerde Volk en de mannen der Calvinistische wetenschap in den lof der aanbidding, die, wat ik u smeeke, nooit tot een magische formule verworde, maar waarachtige werkelijkheid blijve:

O, diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordeelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!

Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.

Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.

Naschrift.

De discussie, welke hierop volgde, versloeg , , De Standaard" aldus:

Mr S. de Vries Czn. verklaarde met buitengewoon veel ingenomenheid deze rede te hebben gehoord. Spr. vraagt of er toch niet een begin gemaakt kan worden met de inventarisatie der Geref. weten - schap. Curatoren, die moeten toezien of het onderwijs is overeenkomstig de Geref. beginselen, hebben daar belang bij. (Hilariteit.) De onfeilbaarheid van Gods Woord is bijv. een beginsel. Tot een complete inventarisatie komen we niet, maar God heeft ons toch een aantal beginselen gegeven, die onveranderlijk zijn. In Catechismus en andere be-lijdenisschriften zijn er een aantal vastgelegd.

Is Prof. Hepp met de afwijzing van de mogelijkheid tot inventarisatie niet te ver gegaan?

Prof. Dr V. Hepp verklaart, dat hij, voor een vergadering van curatoren sprekende, over dit punt uiteraard breed zou hebben uitgewijd. Voor 't overige heeft spr. gezegd, dat het roeping is, de beginselen zoo precies mogelijk te formuleeren.

Op het woord , , inventarisatie" wilde spr. thans maar niet verder ingaan. Gewoonlijk wordt dit kw^antitatief gebruikt en niet qualitatief.

Mr Th. Heemskerk merkt op, dat toch 'n kwalitatief gebruik van dit woord voorkomt.

Prof. Hepp bestreed dit, doch wees er op, dat het dan een strijd zou worden om een woord. Spr. wees juist inventarisatie af.

Een oogenblik dacht ik erover dit punt in ons blad breeder uit te werken.

Maar zulk een nadere toelichting in het kader van deze rede zou toch altijd te kort zijn, en er eigenlijk niet in passen.

Natuurlijk zou het woord „inventarisatie" spoedig te verklaren zijn.

Doch hiermee ware men weinig gebaat.

De kwestie, welke er achter ligt en die ik zóó zou willen weergeven: , , inhoever zijn de Gereformeerde beginselen te formuleeren" is te interessant, dan dat wij er ons met een paar kolommen van willen afmaken.

Vast behoort voor ons te staan, gelijk ik in mijn rede reeds zei, dat wij ons aan den plicht tot formuleering niet mogen onttrekken.

Evenzeer staat het echter voor mij vast, dat de Gereformeerde beginselen kwantitatief niet zijn te bepalen noch kwalitatief zich adaequaat (volkomen) onder woorden laten brengen.

Een soortgelijk vraagstuk bracht ik ter sprake in mijn geschrift: , , De waarde van het dogma".

Mogelijk voelt een van de referenten der komende jaren er zich wel toe aangetrokken deze kwestie tot zijn onderwerp te kiezen.

HEPP.


Rede, gehouden op de Vergadering der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag te Utrecht, 5 )uh 1929.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

DE MYSTIEKE FAKTOR IK DE CALVINISTISCHE  WETENSCHAP. ')

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1929

De Reformatie | 8 Pagina's