GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reorganisatie, geen reformatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reorganisatie, geen reformatie.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

I-

Men zal er ons niet van kunnen beschuWigen, dat vvij ons overmatig inlaten met het leven van andere kerken.

De kerkelijke grenzen zijn in ons land tamelijkscherp afgeteekend.

De meeningen hebben zich gezet.

Aan de kerkinrichting is weinig te veranderen, indien niet de daarachter liggende beschouwingen veranderen.

Met die beschouwingen houden we ons daarom liever bezig.

Wij bepleiten en verdedigen de onze in de hoop, dat 'we van lieverlede anderen overtuigen.

Vv^ij bestrijden verkeerde levensrichtingen en stelsels, welke in andere kerken zich vrij konden nestelen, opdat de oogen ook buiten onzen kring opengaan.

Maar nu er bij de Synode der Ned. Herv. Kerk een belangrijk reorganisatiei-rapport is ingediend, mogen we die gebeurtenis niet laten passeeren.

Dit zou als onverschilligheid kunnen worden uitgelegd.

Als een zelfgenoegzaam o)is terugtrekken in eigen kerk, zonder ons te bekomiueren over het lot van een zoo uitgebreide kerkelijke gemeenschap als de Ned. Herv. Kerk, waarvan nog zpovelen lid zijn, die met ons dezelfde Gods-, wereld-en levensbeschouwing deelen.

Men zou ons kunnen verwijten de houding aan te nemen van het: „Ben ik mijns broeders hoeder".

Bovendien, al hadden onze artikelen geen ander nut dan om onze lezers te oriënteeren over wat er in de Néd. Herv. Kerk voorvalt, zoo zou het doel dezer artikelen daarmee reeds alleszins gerechtvaardigd zijn.

Indien iemand mocht meenen, dat we met dit reorganisatie-rapport aan den vooravond staan van groote gebeurtenissen, zouden wij hem radon minder voorbarig te oordeelen.

Maar zou daartegenover een ander als zijn gevoelen stellen, dat dit alles niets om het lijf heeft, zoo zouden wij hem eveneens tot voorzichtigheidwillen manen.

Zeker, dat dit reorganisatie-rapport zal verheven worden tot reorganisatie-besluit, achten we een illusie.

De geschiedenis. van de Haagsche Synode, vooral sinds ze een orthodoxe meerderheid heeft, waarschuwt, dat wij vooral de hoop op ingrijpende veranderingen moeten opgeven.

Bij belangrijke kwesties als deze wordt gewoonlijk, wat het eene jaar met een klein stemmenverschil werd aangenomen, het volgende jaar met een klein stemmenverschil verworpen.

Een kind kan voorspellen, dat de modernistische minderheid als één man zich tegen dit reorganisatie-voorstel zal verzetten.

Indien de orthodoxe meerderheid eenstemmig ware, zou zij dien tegenstand kunnen breken.

Doch dat is niet te verwachten.

En misschien sterker nog dan in 'de Synode zelf zal de verdeeldheid der orthodoxie zich openbaren in de besturen der kerk, die ook een woord hebben mee te - spreken.

Vergelijkt men den inhoud van dit rapport met de samenstelling der commissie, dan komt er teekening in het lot, dat dit rapport zal te beurt vallen.

In deze commissie hebben zitting drie leden van konfessioneele richting : • Prof. Dr Th. L. Haitjema, Dr J. C. Locher en Ds A. B. te Winkel; één lid' van den Gereformeerden Bond, Ds 'M. van Grieken; en één, die tot de Ethische richting behoort, I)r J. Riemens.

Ofschoon er blijkbaar op onderscheiden punten een kompromis tusschen de .vertegenwoordigers van deze drie richtingen is getroffen, dntkken de konfessioneelen toch wel hun stempel op het rapport.

Of de' heele Gereformeerde Bond in deze achter Ds van Grieken zal gaan staan, is zeer de vraag. Mannen als Prof. Dr H. Visscher, Prof. Dr J. A. C. V. Leeuwen, Dr J. Severijn hebben zich vroeger reeds uitgesproken in een geest, welken wij in dit rapport niet terugvinden.

Noch de gedachte van den „modus vivendi" noch die van het „convent" laten zich hierme© vereenigen.

En van de Ethische richting dient het nog sterker betwijfeld of zij in 'haar geheel Dr J. R, iemens zal volgen.

Daarom schenken wij aan dit rapport aandacht, niet, omdat we ook maar voor het minst de verwachting koesteren, dat de Ned. Herv. Kerk over vijf of tien jaar zóó zal zijn ingericht.

Maar omdat hierin de gedachten aangaande de kerkinrichting van velen konkreet openbaar worden.

De eerste vraag, die zich daarbij voordoet is: gaat dit rapport ver genoeg?

Als dit concept wordt aangenomen, is dan 'de Ned. Herv. Kerk als kerk gered?

Heeft zij dan een zuiveren kerkvorm verkregen?

Ons dunkt, zoowel de naam van de commissie als van het rapport zelf, verstrekt ons daarop

het antwoord. Het is een reorganisatie-commissie, welke indient een reorganisatie-rapport. .

Is de Ned. Herv. Kerk met reorganisatie gebaat?

Reorganisatie onderstelt, dat aan de tegenwoordige organisatie gebreken, mogelijk zeer ernstige gebreken, kleven; dat deze moeten worden verholpen, waarbij men zelfs voor krachtige maatregelen als het moet niet zal terugdeinzen, maar dat de bestaande organisatie niet wordt opgeheven.

Of, om nog duidelijker te zijn, de genoots chaps vorm ondergaat wel een verbou'wing, wordt meer in overeenstemming gebracht met ortliodoxe wenschen, maar verdwijnt niet.

Die gen ootschapsvorm heeft de Ned. Herv. .Kerk als kerk gedeformeerd.

Daardoor kan de Hervormde Kerk zich niet als kerk openbaren.

Wat zij noodig heeft is niet reorganisatie, maar reformatie.

De genootschapsvorm moet weg.

Anders kan zij haar roeping als kerk niet vervullen.

Men wil hier de breuk der kerk op-het. lichtst genezen. ; ^^ - -i^fj^i

Dat zal niet gelukken.

Ernstiger operatie is vereischt.

Nog steeds betreuren we het, dat wij van de Gereformeerden in de Hervormde Kerk gescheiden leven.

Dat zij tot ons zullen overkomen is een hoop, waarmee wij ons niet vleien.

Maar hiermee troostten we ons: misschien komt er een nieuwe reformatie.

Wij willen daarbij niet voorschrijven: het moet een reformatie zijn in den trant van 1834 of naar het model van 1886.

De mogelijkheid dient opengelaten, dat er nog een andere weg wordt gevonden.

Doch het is onze vaste overtuiging: zonder reformatie gaat het niet.

Reorganisatie is minder dan half werk.

Inzoovcr was afwachten de boodschap, dat reorganisatie kon worden genoemd, wat in werkelijkheid reformatie was.

Maar het ingediende reorganisatie-rapport dien stroohalm afknappen. doet

Het houdt zich van reformatie ver.

Het beoogt reorganisatie.

En het werkt daarvoor een plan uit, waarvan menigeen in de Ned. Herv. Kerk zal zeggen: tant de bruit pour une omelette, d.i. veel drukte om een kleinigheid.

Wij wenschen dat meer in bijzonderheden aan te toonen.

In dit en de volgende artikelen citeeren we , ', De Nederlander", die van dit rapport een tamelijk uitvoerig uittreksel gaf.

334 Eventueele spatiëeringen zijn door ons aangebraclit.

Reeds het „Inleidend woord" is leerrijk.

Daarin wijst de Commissie erop,

dat sinds de invoering van het Reglement van 1816 liet vraagstuk der reorganisatie de aandacht heeft gevraagd. Dit reglement mag geen ontwikkeling heeten van de klassiek-Gerefoirmeerde p r es by t eri al e Kerkorde. Dozo toch tegt sterk den nadruk op liet ambt, als het middel, waardoor Christus Zijn Kerk regeert, en op de belijdenis als gemeenschappelijk getuigenis der Kerk; terwijl het zeggenschap van (ien Staat, als hebbende zijn eigen levensgebied, ten stelligste wordt ontkend.

Veel dichter bij het oude Geref. Kerkrecht stond 'dan ook het ontwerp, hetwelk onder Koning Lodewijk Napoleon in 1809 was ingediend (afgedrukt bij Hooyer, Kerkordeningen blz. 499). De opdracht aan de Commissie van 1809 gegeven en de interpretatie van die opdracht door de Commissie van 1809, laat dit duidelijk zien (Hooyer blz. 514).

Door het reglement van 1816 echter bleef eenerzijds een groote leerstellige en geestelijke vrijheid gewaarborgd, maar miste de Hervormde Kerk de macht hare eigen belijdenis aan te vullen on te herzien, ja bleef zij in gebreke het centrum van haar belijdenis duidelijk aan te wijzen. Zinsneden jds „de liandhaving barer leer"; „geest en hoofdzaak", „aard en karakter der Hervormde Kerk hier te lande" werden nergens omschreven. Zoo weird het onderlingvertrouwen ondermijnd,

1 n 1834 en in 1886 waren or bewegingen, die revolutionair waren, maar waarin toch tot uiting kwamen verschillende bezwaren, die ook gedeeld werden en worden door getrouwe leden der Herv. Kerk. En met deze dingen houdt ocfc verband het concept van prof. dr Slotemaker de Bruine en ds Blanson Henkeimans van 1905.

De Commissie voer de reorganisatie van 1929 heeft niet de Dordtsche Kerkorde als leiddraad genomen, maar is uitgegaan van sommige beginselen, in het ontwerp van 1809 duidelijk geformuleerd, terwijl zij dankbaar gebruik gemaakt heeft van den arbeid van de heeren Slotemaker de Bruine en Blanson Henkemans, al ikwam zij dikwijls tot een geheel andere formuleering.

In de eerste alinea al komt het uit, dat de reorganisatie een mak karakter zal dragen.

Hoeveel beter heeft een blad als „De Waarheidsvriend" meer dan eens de zonden van 'het Reglement van • 1816 uitgekreten.

Dit reglement, zoo leest men hier, mag geen ontwikkeling heeten van d'e'klassiek-G, e re f. presbyteriale Kerkorde.

Geen ontwikkeling ?

Waarom niet liever gezegd, dat het door zijn collegialisme de ondergang van de Gereformeerde Kerkenorde beteekende?

Zeker, als een van 'de bezwaren gold, dat de Overheid dit Reglement aan do kerk had opgedrongen.

Groen van Prinsterer sprak dan ook van een „ytaatscreatuur".

Maar dat betrof slechts het vitium originis, de ongerechtigheid van zijn geboorte.

Daardoor was het Reglement van 1816 kerkrechtelijk gezien onwettig.

Doch al zou de kerk zelf het hebben uitgedacht en zichzelf in den genootschapsvorm hebben gestoken, dan zou het nog te veroordeelen zijn.

Dan had zij zichzelf een dwangbuis aangetrokken, vooral voor de kerk van Christus een onwaardige daad.

En wie meent, dat dit reorganisatie-plan ook artikelen zal bevatten, waarin de fiere uitspraak, dat de kerk het zeggenschap van den Staat over haar, als hebbende zijn eigen levensgebied, ten stelligste ontkent, komt bedrogen uit.

In den loop der 19de eeuw heeft de Overheid zelf haar zeggenschap over de Ned. Herv. Kerk al meer ingekrompen en haar bemoeiing met 'de interne aangelegenheiden vrijwel opgegeven.

Dit reorganisatie-rapport sluit zich wat de verhouding van Kerk en btaat aangaat, geheel aan bij den feitelijken toestand.

Of dit rapport wordt aanvaard of, dat het oude reglement blijft gehandhaafd, maakt praktisch niet het minste verschil.

In dit opzicht is het rapport feitelijk misleidend.

Geen poging wordt in het werk gesteld om de , , gulden koorde" tusschen de Overheid en de Nederlandsch Hervormde Kerk te slaken.

Er wordt niet voorgesteld om staatsgeld voortaan te weigeren.

Het 'blijft alles bij het oude.

Ongetwijfeld heeft het rapport gelijk, dat de Gereformeerde Kerkenorde sterk den nadruk 1 «e g t op het ambt, waardoor C' h r i s t u s Z ij n Kerk regeert.

Maar zij legt ook nog op iets anders den nadruk n.l. op de zelfstandigheid der plaatselijke kerk.

Beide behooren bijeen.

Het ambt kan niet tot zijn recht komen als de autonomie der plaatselijke kerk niet wordt erkend.

Het genootschap maakt den ambtsdrager juist tot een beambte.

Omdat dit reorganisatie-rapport niet uitgaat van de autonomie der plaatselijke kerk en mei de genootschapsidee niet breekt, stelt het het ambt in precies dezelfde scheeve positie als'het o\Tcle, reglement.

Het brengt geen enkele principiëele verbetering.

En nu de klausule, dat de Gereformeerde Kerkenorde sterk den nadruk legt op de b eIijïd en i s als gemeenschappelijk getuigenis der Kerk.

Die stem is prof. Haitjema's stem.

Het wordt hier als klassiek Gereformeerd aangediend, dat' de kerk niet is een belijdeniskerk, maar een belijdende kerk.

Onze lezers weten wat zin hieraan is te hechten.

Neen, onze oude Gereformeerden beschouwden de belijdenis maar niet als een gemeenschappelijk getuigenis der kerk.

van ge­ Zij aanvaardden haar als akkoord meenschap.

Alleen plaatselijke kerken, welke die belijdenis voor haar rekening nemen, kunnen in het Gereformeerde Kerkverband treden.

Alleen personen, die deze belijdenis onderschrijven, kunnen tot de gemeenschap eener plaatselijke kerk worden toegelaten.

Zóó wil het het „klassieke" Gereformeerde kerkrecht.

Maar dit reorganisatie-rapport bevindt zich daarmee gelijk nader blijken zal in lijnrechten strijd'.

Als groote grief wordt het hier het reglement van 1816 aangerekend, dat het in gebreke bleef het centrum van de belijdenis "der kerk duidelijk aan te wijzen, 'dat b.v. een uitdrukking als „geest en hoofdzaak" nergens wordt omschreven.

Hierdoor wordt niet meer of minder uitgesproken, dan dat de belijdenis niet ten volle behoeft te worden gehandhaafd.

Het gaat om het centrum.

Niet dit is het funeste van het oude regiem, "dat het alleen instemming , „in geest en hoofdzaak" vroeg, maar dat het niet nauwkeurig vaststelde, wat onder „geest en hoofdzaak" valt en wat voor vleesch en bijzaak moet worden gehouden.

Aldus de Commissie.

Maar dan is ook de belijdenis geen belijdenis meer.

Een officiëele greep eruit wordt dan belijdenis.

Het overige wordt als belijdenis prijsgegeven.

En wanneer men dan uit het vervolg verneemt, waarop „geest en hoofdzaak" worden saamgetrokken, welk een luttel beetje er van de oude belijdenis overblijft, dan vraagt men zich af of het oude reglement per saldo nog niet de voorkeiir verdient.

Want onder het oude regiem bestaat de mogelijkheid, dat een sterke groep veel meer onÜer „geest en hoofdzaak" opneemt en daarvoor strijdt, dan wanneer de Ned.; Herv. Kerk naar dit rapport zou worden gereorganiseerd.

Waarom vervolgens in dit rapport de bewegingen van 1834 en 1886 als revolutionair moeten worden gebrandmerkt, begrijpen we niet. Het krasse „revolutionair" steekt wel scherp af tegen de zoetsappigheid, waarmee het zich over het reglement van 1816 uitlaat. Hieruit komt dezelfde mentaliteit, die de „Afgescheidenen" in 1834 vervolgde en de , , Doleerenden" uitwierp, u tegemoet. Dat de trouwe belijders van '34 en '86 althans bedoelden op te komen voor het gezag van Christus als Koning Zijner Kerk tegen het gezag van genootschappelijke heeren wordt door de kwalifikatie „revolutionair" uitgesloten.

Nog altijd worden we hierin door onze naaste broeders miskend.

Gaan we hieraan echter voorbij zonder aan onze gevoelens uiting te geven.

Wat in het „Inleidend Woord" de deur sluit, is de verklaring, dat de Commissie niet de Dordtsche Kerkorde als leiddraad heeft genomen.

Let wel!

Niet alleen denkt de Commissie er niet aan te adviseeren tot den oorspronkelijken Gereformeerden kerkvorm terug te keeren en weer overeenkomstig de Dordtsche Kerkorde kerkelijk te leven.

Maar zij wil die Kerkenorde niet eens als lei d-draaü kiezen.

De „klassiek-Gereformeerde presbyteriale Kerkorde" wordt eenvoudig opzij gezet!

Men behoeft niet te vragen wat men van deze Commissie te wachten heeft.

Ach, men praat wel veel over de „oude vaderlandsche kerk".

Men betuigt daaraan wel zijn liefde!

Doch die liefde is louter platonisch.

Als de gelegenheid zich opdoet om te toonen, dat men de voortzetting van de „oude vaderlandL sche kerk" wil zijn, laat men die opzettelijk voorbij gaan.

Liever gaat men bij zijn reorganisatie uit van sommige beginselen in het ontwerp van 1809, dat onder Koning Lodewijk Napoleon was ingediend en dat ook van 'de kerk een „staatscreatuur" en een „genootschap" zou hebben gemaakt. En van het concept van prof. Dr Slotemaker de Bruine en ds Blanson Henkemans van 1905, d'a, t wel trachtte aan gerezen bezwaren tegemoet te komen, maar waarin de principieel Gereformeerde lijn ontbrak.

En dat wordt dan opgedischt als een ontwikkeling van de klassiek-Gereformeeirde presbyteriale Kerkorde!!!

In het Nederlandsche kerkelijke leven zijn-weiveel dingen mogelijk!

-^ Studieheurs en schisma.

Kort geleden schreven we iets over studiebeurzen.

We deden dit naar aanleiding van het geval van den schismatieken predikant. Ds E. L. bmelik.

We stelden daarbij eenige mogelijkheden, omdat we niet wisten, onder welke voorwaarden de Kas voor Hulpbehoevende Studenten in-Zuid-Holland ten Noorden steun verleent.

Ds Br(oekstra) van R(ijnsburg) ontsteekt daarover in de „Leidsche Kerkbode" het noodige licht.

Hij schrijft aan zijn „vriend in Zion":

Ge vroegl mij, wat dat toch was met Ds E. L. Smelik, predikant te Rotterdam in „de Geref. Kerk in H. V." Ge hadt over hem gelezen in het kort verslag van de laatst gehouden Partic. Synode van Z, - Holland (N.) en ge heht gemerkt, dat dit nog al de aandacht in. den lande getrokken heeft, zoo zelfs, dat Prof. Hepp er een tamelijk lang artikel aan gewjjd heeft in „De Reformatie". Nu is het geval zoo. Ds Smelik heeft indertijd uit de Kas voor Hulpbeh. Studenten steun ontvangen, Toen nu Ds S. gemeend heeft wegen te moeten inslaan, die gemaakt hebben, dat hij niet langer als Gereformeerd predikant in onze Kerken kon gehandhaafd blijven en hij voortging onze Kerken te bestrijden eu af te breken, hebben de Deputaten voor die Kas Jieni verzocht, de genoten studiegelden te restitueeren, daar hot zeker nooit de bedoeling geweest is hom te steunen om onze Kerken af te breken.' Door genoemde Deputaten was hem geen verklaring afgevraagd, in een dergelijk geval genoten gelden terug te storten. 'De Partic. Synode had blijli: baar zulk een geval niet voorzien, wat te verklaren is, omdat naar mijn beste weten in ons ressort een dergelijk geval zich nog niet had voorgedaan. Tot dien tijd was alleen bepaald, dat een verklaring moest worden afgelegd, dat wanneer de gesteunde later in ds gelegenheid was terug te betalen, hij dan verplicht was 'dit te doen. Nu is dit anders, waar op voorstel van Deputaten do Synode bepaald heeft, in de af te leggen verklaring ook een zinsnede op te nemen, dat bij verbreking van don band met de Kerkeni men verplicht is, de genoten gelden te restitueeren. Bij Ds S. was het dus niet anders' dan een zedelijke verplichting. Het geval Icon zich voioirdoon, dat DIS S. 'dit anders zag dan Deputaten. Maar in elk geval kon worden verwacht, dat hij aan de burgerlijke beleefdheid zou voldoen om ten minst© iets van zich t© laten hoeren. Hij zweeg echter in alle talen. Dit werd op de Synode gerapporteerd en deze nam het standpunt van hare Doputaten over en besloot tevens nu zelf een schrijven tot Ds S. te richten. Resultaat was wederom nihil, tot tweemalen toe. Vandaar dat de Synode het u bekende besluit aam. Nog eens, moer dan een zedelijk recht konden Synode en Deputaten toen niet laten gelden, maar ge zult kumien verstaan, dat de Synode terecht verontwaardigd was over de handeling van Ds S. Hij heeft het zich zelf , te wijten, dat een dergelijke publicatie moest plaats vinden. Het geheel is een minder araigenamo geschiedenis, maar zooals ik reeds mededeelde, heeft de Synode de noodige maatregelen genomen om een dergelijk incident te - vO'Orkomsii. Bij het zedelijk recht is nu ook een ander recht gekomen door de onderteokoning van bovengenoemde clausule. Laat ik, voor ik van deze onverlrwildielijke geschiedenis afstap, de hoop uitspreken, 'dat Ds S. alsnog 'de beleefdheid zal hebben, om de Synods te antwoorden.

Er bestond dus in Zuid-Holland ten Noorden voor hen, die ondersteuning genoten, wél een verplichting tot terugbetalen.

Zelfs moest door den ondersteunde een verklaring in dien z'in worden afgelegd.

Doch daarin was opgenomen de voorwaarde; „wanneer de gesteunde later in de gelegenheid was terug te betalen".

Die voorwaarde maakte de bepaling humaan.

'Geen tijdstip werd genoemd.

De duimschroeven werden niet aangezet.

Zou iemand nooit in de gelegenheid komen zijn schuld af te 'doen, dan werd hem van te voren reeds kwijtschelding verzekerd.

In dien vorm kan tegen de verplichting niet de minste bedenking rijzen.

Veeleer mag ze als billijk worden beschouwd.

Wanneer iemand wel in de gelegenheid komt, vloeit zijn storting in de kas terug, waaruit daii aan andere studenten hulp kan worden geboden.

De eerste moeilijke jaren behoeven den ondersteunde niet te verontrusten.

Dikwijls zal misschien de gelegenheid zich niet opdoen vóór „de kinderen groot zijn".

Maar dan heeft hij ook zijn belofte in te lossen.

Er schuilt vanzelf niets onvriendelijks in als Deputaten af en toe eens informeeren of de in de verklaring genoemde gelegenheid zich niet reeds heeft voorgedaan.

Had Ds E. L. Smelik dan ook geantwoO'rd: „ik kan nu het geld niet restitueerear, maar ik hoop mijn belofte na te komen", dan zouden Deputaten daarmede zeker wel genoegen hebben genomen.

Ieder kan op zijn vingers natellen, dat het traktement in de schismatieke miniatuurkerkjes in de dure groote steden niet groot kan zijn.

Had Ds E. 11. smelik in bovenbedoelden geest geantwoord, we zouden zelfs gaarne als pleitbezorger zijn opgetreden.

Maar hij heeft niet geantwoord.

We noemden dat ondankbaar en onbeleefd.

En daar blijven we bij.

De verontwaardiging • der Synode begrijpen we volkomen.

Nu heeft echter de dynode een nieuw beshiit

genomen. In. de vroegere verklaring is een zinsnede opgenomen, dat men bij verbreking van dén band met de Kerken verplicht is de genoten gelden te restitueeren.

Dit zal wel beteekeinen, dat dan de restitutie onmiddellijk moet plaats hebben. Men mag dan niet afwachten tot de gelegeilheid tot terugbetaling zich geleidelijk ontwikkelt, maar heeft de gelegenheid te scheppen, 'desnoods door van elders geld te leenen.

Voor hen, die na het kandidaatsexamen zich aanstonds ter beschikking stellen van de schismatieke kerken, kan zulk een bepaling uitstekend werken.

Eventueel misbruik, dat mén op kosten van onze kerken zou studeeren met de steeds sterker wordendte heimelijke bedoehng zich in dienst van de schismatieke kerken te begeven, wordt hierdoor afgesneden.

De mogelijkheid moet opengelaten, dat een student, hetzij te Kampen of te Amsterdam, tijdens zijn studietijd tot het voornemen komt bij de schismatieke kerken, bij - de Ned. Herv. Kerk, de Ohr. Geret. Kerk of welke kerkengroep dan ook, predikant te worden.

Dan eischt eerlijkheid, 'dat hij op staanden voet voor verderen steun van onze kerken bedanke en het reeds gebruikte gdld terugstort.

Maar nu het geval, dat iemand reeds eenigen tijd als predikant onze kerken heeft gediend en dan door dwalend inzicht den band met onze kerken verbreekt.

Verdient het dan aanbeveling onmiddellijke terugbetaling te vorderen?

Natuurlijk, de verplichting.tot terugbetaling blijft, indien hij daartoe een verklaring heeft moeten afleggen.

Doch is het dan raadzaam onvoorwaarde-1 ij k e verplichting en o n m i d d e 11 ij k e terugbetaling op te leggen?

Men kan dit uit drieërlei oogpunt bezien.

Uit een oogpunt van recht. En zeker, dan hebben onze kerken daartoe het volste recht.

Anders staat het, wanneer men het beoordeelt uit een oogpunt van barmhartigheid. Iemand kan te goeder trouw dwalen. Dat mag aangenomen bij hen, die in onze kerken reeds in het predikambt stonden, maar ons verlaten. Dan is er dïinkt ons alle reden om alleen de voorwaardelijke verpliohting te laten gelden. Dan make men het hem financieel ïiiet moeilijk, maar late barmhartigheid voor recht gelden. Op gelijke gronden bepleitten we indertijd om aan geschorste en afgezette predikanten, die Dr Geelkerken volgden, een wachtgeld uit te keeren, zoo zij lid onzer kerk bleven.

Maar men kan zoo'n geval ook beschouwen uit het oogpunt van het profijt der kerken. En dan lijkt het ons tegen het profijt onzer kerken in te gaan, van een dienstdoend predikant, die tot een an'd'er kerkverband wil overgaan, aanstonds het volle studiegeld terug te eischen. Mogelijk is hij daartoe financieel niet bij machte. Dan zou de éisch der kerken hem "kunnen weerhouden zich te voegen bij 'die kerkengroep, waaraan hij zijn hart heeft verpand. Op die manier zouden we in onze kerken predikanten kunnen krijgen, die innerlijk los van haar zijn en als zij konden in een ander kerkverband zouden treden. Dit nu moet tot eiken prijs worden voorkomen. Niets is gevaarlijker dan Irypto-schismatieke, krypto-ethische predikanten in onze kerken to hebben.

Ieder begrijpt, dat het ons bier volstrekt niet te doen is om 'kritiek te oefenen.

We willen alleen bevorderen, dat deze zaak van alle kanten bekeken wordt.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

Reorganisatie, geen reformatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1929

De Reformatie | 4 Pagina's