GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Samenwerking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenwerking.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de vraag, of en in hoeverre wij in onzen Evangelisatie-arbeid kunnen samenwerken met andere personen en groepen of organisaties, is in de laatste weken in de kerkelijke pers debat gevoerd.

Aanleiding was het optreden van het z.g. Deventerkwartet.

In Deventer staat de Stads-Evangelisatie onder leiding van drie predikanten en één godsdienstonderwijzer, alle vier behoorende tot verschillende Kerkformaties, n.l.: Evangelisch Luthersch, Gereformeerd, Ned. Hervormd en Christelijk Gereformeerd.

Het is alleszins begrijpelijk, dat deze samenwerking de aandacht trekt. Door haar feit en niet minder door de groote sympathie, die ze in Deventer zelf van alle zijden geniet.

Men spreekt daar samen op Evangelisatie-vergaderingen, doet samen huisbezoek, enz. De Evangelisatie in Deventer is inter-kerkelijk.

Van verschillende zijden is, nu de roep en het gerucht tot ver buiten Deventer doordringt, deze kwestie bekeken.

Het oordeel is verschillend. Buiten onzen kerkelijken kring vond ze warme waardeering, maar onder onze Gereformeerde menschen gingen afkeurende stemmen op.

Beide is te verstaan.

Te verstaan is, dat een man als Dr Gunning in „Pniël" met hartelijke blijdschap zich verheugt in zulk gebeuren.

En evenzeer te verstaan is, dat van Gereformeerde zijde men anders over deze dingen denkt, dan Dr Gunning doet.

Over samenwerking heeft de Generale Synode van Utrecht in 1923 geen onzeker geluid gegeven. Het rapport van haar Deputaten en de door haar aanvaarde conclusies zien deze dingen onder de oogen. Duidelijk heeft de Synode uitgesproken, dat de Evangelisatie kerkelijk behoort te zijn.

In de vierde conclusie wordt gezegd: „De opzettelijke Evangelisatie dient uit te gaan van, voor het minst te staan onder leiding van den Kerkeraad. Deze heeft voor de Evangelisatie gebruik te maken van de gaven en krachten, die God tot dit werk in de Gemeente beeft geschonken". Duidelijk genoeg: de EvangeHsatie moet kerkelijk zijn. Wanneer men van idit eenmaal getrokken en gewezen spoor weer af zou gaan, zou zulks beteekenen een teruggang, een stap achteruit. Principieel zou het beteekenen het prijsgeven van de roeping der Kerk tot het doen van den Evangelisatie-arbeid. Als het roeping is van de Kerk, de geïnstitueerde kerk, de Evangelisatie ter hand te nemen, dan mag ze dien arbeid niet overlaten aan het particuher initiatief. En dan mag een vereeniging of een particulier de Kerk, dat is, den Kerkeraad, den arbeid niet uit de handen nemen. Het brengen van het Evangelie, dus ook Zending en EvangeUsatie, is roeping van de geïnstitueerde Kerk. Dat is het inzicht, dat in de latere jaren steeds helderder zich heeft baan gebroken, en waarvoor we dankbaar behooren te zijn.

Zoo is de regel. Daarover zijn we het vermoedelijk wel eens. Maar hoe staat het nu, in concreto, met het Deventer-geval?

Daarover kan ik nu niet zoo den staf breken als van verschillende zijden is gedaan. Men hoorde nogal eens in afkeurenden zin over Deventer spreken. Ik geloof, dat voor een anderen toon ook plaats is.

Ik beschouw Deventer als een uitzonderingsgeval. Daar is het metterdaad zeer bizonder. Een fabrieksstad van 25.000 inwoners, waarvan slechts een paar duizend nog „aan godsdienst doen". Ongeloof en socialisme vieren daar hoogtij. De Kerk was ver in de minderheid. De Gereformeerde Kerk was tot voor kort gescheiden en verdeeld, en had het met ouderlingen broedertwist veel te druk, dan dat ze zich krachtig kon ontplooien. Nu is het gelukkig anders, ten goede gekeerd. En nu is de reeds vroeger aangevangen samenwerking krachtig doorgezet. Samenwerking, die, zooals men kon lezen in de pers, nog nimmer tot wrijving aanleiding gaf, ook niet bij huisbezoek. Ook niet, als de vraag ter sprake kwam van het zich voegen bij een Kerk.

Dat is iets, wat wij ons niet kunnen indenken in ver de meeste plaatsen van ons land. Misschien zou er geen tweede plaats zijn aan te wijzen, waar het zoo zou gaan, als het in Deventer gaat. Als we hooren van den rijken zegen, dien de Heere op het werk geeft, geloof ik, dat we twee dingen moeten doen: «enerzijds wijzen op den regel, op het gewone spoor en den kerkelijken weg; en anderzijds oppassen voor afkeuren van het onderhavige geval. Want het kon eens zijn, dat men een werk Gods ging afkeuren.

Men versta mij wel. Aanwijzen, dat, wat in Deventer gebeurt, niet is een gaan in het door de Synode van 1923 aangewezen spoor, is goed en kan profijtelijk zijn. Maar ik geloof niet, dat men goed doet, met dit bizondere ge­ val te gaan onderwerpen aan strenge, afkeurende kritiek. Gods werk gaat soms, in buitengewone gevallen, wel eens anders, dan langs de door ons aangewezen lijn.

Nu in Deventer jaren lang veel geslapen heeft, wat wakker moest zijn, en nu ontwaakt is, wat sliep, hebbe men een woord van waardeering voor wat daar gebeurt. Ook al gelooft men, dat het beter langs andere banen had kunnen gaan. Maar mi gaat het zóó. Het staat daar voor onze oogen. Het is er. Men discussieert in Deventer niet over de vraag, of er ook samenwerking komen zal. We zien, dat het leeft en indruk maakt en een getuigenis is in die ongeloovige, goddelooze fabrieksstad. Daar is een stem van God in voor die stad.

En dat is iets, waarvoor ik dankbaar ben.

Dat woord van persoonlijke waardeering moest me even van het hart.

Of ik dan den gang van zaken in Deventer als de besto zie en ter navolging aan verschiUende Evangelisatie-Commissies zou willen aanbevelen?

In geenen deele. Ik denk er niet aan. Wanneer iemand me vraagt over de mogelijkheid en het hoe van samenwerking, dan wijs ik hem naar het Synodebesluit van 1923. Daar is voor onze Kerken de juiste en goede liin getrokken, die we op moeten gaan. En waar men in eenige plaats staat voor de vraag naar samenwerking, dan adviseer ik: broeders, geen nabootsing van het Deventer-kwartet.

Gelijk boven gezegd: ik zie Deventer als een uitzondering. Hoe ze er gekomen is, weet ik niet. Maar niet Ofp een wijze, die voor nabootsing vatbaar is. Het is vanzelf en organisch gegroeid. Wie dat zou willen nabootsen, zou slechts imitatie krijgen, anders niet.

Wanneer men op eenige plaats besluiten zou, het ook zoo eens te jDrobeeren, zou het vermoedelijk stuiten op al de aangewezen bezwaren, die nu in Deventer niet zijn. En waarschijnlijk zou de samenwerking binnen afzienbaren tijd óf uiteen vallen, óf leiden tot kerkelijke verslapping en verdoezehng.

Het is jammer, dat we niet kunnen samenwerken, zóó, als ons hart zoo vaak begeert, met broeders, die met ons leven uit denzelfden wortel des geloofs. Dat is nu eenmaal een gevolg van de zondige gedeeldheid, die we bejammeren, en die we desondanks hebben te aanvaarden als een feit, evenals we zonde en ziekte en dood doen.

Of we dan in het geheel niet kunnen samenwerken en maar moeten arbeiden los van elkaar, en doen, alsof de ander niet bestond?

Dat is het andere uiterste. Ook dat geloof ik niet.

Maar dat kan in dit artikel niet meer worden uiteengezet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Samenwerking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's