GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Maakt de Bijzondere School het Onderwijs duur?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Maakt de Bijzondere School het Onderwijs duur?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Nog een paar vragen.

Wij willen tenslotte enkele oogenbhkken stilstaan bij een paar vragen, die zoo onwillekeurig opkomen in verband met het onderwerp dat ons bezighoudt.

Allereerst deze vraag: Hoe komt het toch, dat men zoo hardnekkig volhoudt, dat de Bijzondere school het Onderwijs duur maakt? Voor een deel is dat onkunde. Men weet niet beter en gelooft degenen, die beweren, voorlichting op dit terrein te kunnen geven. Immers in onze eigen kringen komen ze voor, die de oprichting hier en daar van alweer een school nu niet zoo bepaald noodzakelijk vinden. En niemand keurt zoo'n oprichting goed, wanneer ze niet redelijk gemotiveerd is. Maar men lette er eens op, dat de oprichting van scholen niet zoo zeer het bezwaar is, maar de oprichting van Christelijke scholen de ergernis is.

Wel neen, de rumoermakers over de duurte van het Onderwijs hebben altijd met volle handen gegrepen uit de beurs van allen, uit Staats-en Gemeentekas. En nu onze handen ook eens denzelfden greep mogen doen, wordt het te duur. Men gunt de Bijzondere school haar bestaau niet, dat is de kwestie. 'En wanneer men beweert, dat wij' zoo duur bouwen, dan kunnen we wijzen op heel wat pracht-gebouwen bij het Openbaar onderwijs, 'die reeds verrezen in den tijd, toen vnj nog in armoede onze centjes bij elkaar legden, om' een eenvoudig schooltje te kunnen 'bouwen. Laten we dat dure bouwen van ons maar voortdurend zien in het licht der historie. Dan krijgt men er wel een anderen kijk op. Wij hebben al wat geld aan 'Staat en' Ge^ meenten uifgespaard en hebben altijd geijverd voor een schoolpolitiek, die een anderen "koers neemt.

Een tweede vraag, in dit verband, is: Schuilt hier ook een gevaar voor onze scholen? En dan mogen we elkander niet verhelen, dat die gevaren inderdaad niet gering zijn. Wij behoeven ons geen illusies te maken omtrent den gang van zaken, wanneer links eens weer gaat regeeren. De Bijzondere school richt ons financieel ten gronde, is de leus. Men heeft links naar een slagwoord gezocht, om de verspreide troepen te verzamelen. W'eüiu, zou men de Nederlandsche natie niet op! een gevoelige plek treffen, wanneer men met cijfers aantoonde, dat de Bijzondere sGhool ons arm maakt? Men is dan wel vergeten, dat in vroeger dagen b'.v. in Amsterdam het Openbaar onderwijs één derde van het budget verslond.

Eerst heeft, zoo was altijd de bewering, de Bijzondere school onze schoone nationale eenheid gebroken. Daar heeft men lang over geklaagd. De verkiezingsredevoeringen van de liberale sprekers werden altijd roerend, wanneer ze aan die gebroken eenheid toekwamen. Meermalen hebben we in verkiezingsdagen den roep moeten aanhooren, om toch mee op te trekken achter het vaandel, waarop de Openbare school geteekend stond als het symbool van de eenheid der natie.

Wij hebben daar altijd tegenover gesteld, dat de vrijheid ons dierbaarder was dan de eenheid, ook eerlijker, en dat hebben we bewezen, bewezen ook met ons geld.

Maar als nu straks naast die aan scherven gebroken eenheid ook nog gewezen kan worden op de millioenen, die de splitsingszucht bij het Bijder onderwijs aan ons land kost, jai, dat ons niets minder dan een staatsb'ankroet bedreigt, zie, dan heeft men wel kans op een succesje bij! de goegemeente. En er is wel een deel der kleurlooze middenstof, die in het stemhokje den invloed van deze leugens ondergaat. En daarom! moeten we ook in dezen waakzaam zijn, zorgen voor betere voorlichting en aan onze natie rusteloos voorhouden de betere beginselen, die wij altijd hebben voorgestaan.

Dat js dan ook het antwoord op de vraag, die we ten slotte stellen in de oanstandigheden, waarin we nu verkeeren. Er dreigt inderdaad gevaar. En nu moeten we maar altijd beter inlichten. Neen, de Bijzonrdere school heeft het onderwijs niet duur gemaakt, heeft altijd heel wat aan de publieke kassen uitgespaard, heeft altijd heel wat van de particuliere beurzen gevraagd. Daar heeft men ons nog nooit dank voor gezegd. En nu denken we nog maar alleen aan de Lagere school, nog niet eens aan het Middelbaar en Hooger Onderwijs. Bovendien moeten we rustig propaganda Wijven maken voor gezonder ideeën inzake de schoolwetgeving. Wij hebben de wet van 1920 aanvaard als het eenige, wat op dat oogenb'lik te bereiken was, evenwel allerminst als ons ideaal. De gemeenten moeten worden uitgeschakeld. Het Rijk moet alleen betalen de kosten van een eenvoudig ingerichte Lagere school. Moet veel overlaten aan het .particulier initiatief. Dan kan iedere school dichter bij de ouders komen. Wie dan meer onkosten wil maken, kan dat zelf betalen. De ervaring leert, dat de menschen dan zuinig worden. Het particulier bedrijf heeft altijd zuiniger gebouwd en zuiniger geëxploiteerd. De gelijkstelling behoeft dan niet de schuld van de duurte te krijgen. Wij zullen dan zien, dat ook in financieel opzicht de Bijzondere school de oplossing is van de schoolkwestie.

G. MEIMA.

Dwang en Drang.

Er heerscht tegenwoordig een richting in de < : > pvoeding, die bang Is voor dwang.

Gehoorzaamheid, betoond omdat het kind .door overmacht gedwongen, niet anders kan, wordt smalend als nietswaardig veroordeeld.

Men vergelijkt het gaarne bij den toestand van den dief, die aan beide handen gebonden, niet steelt, omdat hij niet kan.

Nu is ongetwijfeld 'de daad van den man^ die midden in de verleiding en in de mogelijkheid om ongestraft zich het goed van zijn naaste toe te eigenen en niettemin zegt, uit innerlijken drang, door Gods wet in zijn .binnenste: „ik mag niet en ik wil niet en ik doe niet", van 'hooger zedelijke waarde, dan de daad van hem, die het zou laten uit vrees voor straf, uit onmacht of gebondenheid.

Maar daarmee is de beteekenis van den "dwang in de opvoeding niet weg te werken. Hij, de dwang', is te vergelijken bij het doorploegen van den akker. Juist door dit uitwendig ingrijpen wordt hij vruchtbaar, om straks het zaad te doen ontkiemen, da kiem uit de voren naar boven te drijven en in ^jker zaad de zorgen van den landman te loonen.

Dwang is als het snoeien van den boom. 't Is al weer een handeling, zoo uitwendig mogelijk, maar op het leven, op den innerlijken sappenstroom heeft ze groeten invloed. In meer en voller vrucht zal deze straks zich openbaren.

Drang komt voort uit het innerlijkst en diepste van het menschelijk wezen. Daar kunnen wij menschen niet bij. Ook deze verborgen werking is van den Heere en door Zijn Geest alleen. Maar wij zijn als opvoeders bevorderd tot den hoogen rang van mede-arbeiders Gods en daarom moeten wij het uitwendige, waar wij wel bij kxmnen, bewerken, en zoo-noodig dwang gebruiken.

God zal zelf het verband met den innerlijken drang wel leggen.

Wij kunnen het brood niet uit de aarde doen voortkomen en toch moeten wij ploegen en zaaien, den aardbodem openscheuren en het graan aan de aarde toevertrouwen.

Wij kunnen geen hoornen doen groeien fen toch snijden wij stekken, en enten en oculeeren en planten we en maken we nat, en op dien aAeid geeft God den wasdom.

Wij kunnen de richting van sap-en voedjngsstroom in den vruchtboom niet bepalen, en toch door ons snoeien, wordt hij daarbij door God geleid zóó als wij verwachten, dat hij zal gaan.

Abraham moet zijn huis en zijn kinderen „bevelen", dat is: dwingen desnoods, jian zal de Heere over hem en zijn kinderen en zijn huis den zegen des Verbonds brengen.

En de Spreuken van den wijze spreken niet ééns, doch herhaaldelijk van de roede en van tuchtiging tot behoud van het kind. Wiat is het anders dan aansporing tot dwang, ja tot harden 'dwang?

Tot de kinderen wordt gezegd: Wil toch niet stug, gelijk een paard, weerstreven; Of als een muil, door domheid voortgedreven. Gebit en toom, door 's menschen hand bestierd. Beteugelen het woest en redeloos gediert'. Laat zulk een „dwang" voor u niet noodig wezen.

Voor de ouders echter geldt: Zonder dwang gaat het in de opvoeding niei En bij dien dwang moet geëischt worden, onverbiddelijk streng, stipte gehoorzaamheid. Gehoorzaamheid is beter dan offerande. Opmerken beter tian het vette der rammen. Wederspannigheid is een zonde der afgoderij.

Wie ongehoorzaamheid toelaat, hij richt groote verwoestingen aan "in liet hart der jeugd.

't Is deze verwoesting, die we waarnemen in het opwassen en in den ondergang van zoo menig menschenleven.

Moeilijk is het werk van den opvoeder, en zwaar zijn verantwoordelijkheid. Maar hij heeft mede-arbeiders. Want de kinderen, niet minder dan de heidenen, betoonen het werk 'der wet, die rij geschreven hebben in hun harten, hun gC'weten medegetuigende. — Ook hier d.us een aansporing, voor ieder, die kinderen heeft op te voeden, om In allen ootmoed niet meer dan mede-arbeider Gods te willen zijn. Daardoor sluit hij zich van zelf aan bij wat de Heere zelf geeft en doet.

Maar zelfs met dit gegevene'lossen we het vraagstuk der opvoeding niet op. Door de zonde wortelt diep ook in het kinderhart het ego'isme, de eigenwilligheid, die omgebogen moet worden. DaartO'e geeft God Zijn geboden, die scherper zijn, dan wat de kinderen in het hart hebben, en den volstrekten eisch der volmaaktheid stellen, ja ook volkomen gehoorzaamheid eischen. In het niet kunnen en niet willen volbrengen dezer geboden bestaat 's menschen ellende, en de kennis van dit wortelgebrek is het eerste der drie deelen, die de gelukzaligheid van den mensch samenstellen. Binnen het raam dezer wet, die dwingt — een dwang, die door herscheppende genade omgezet wordt in den innerlijken drang van Psalm 119: hoe hef heb ik Uw wet — beweegt zich de opvoeder. Hij heeft in nog meer dingen te dwingen dan die rechtstreeks in den Decaloog genoemd worden. Denk maar aan het leeren groeten, het leeren zich netjes gedragen aan tafel en in gezelschap, het op tijd thuis zijn, enz.

Doch die zijn werk recht verstaat, weet de hoofdzaken van deze bijzaken te onderscheiden. Dit nu is paedagogische wijsheid, dat we geen twintig geboden geven, als we met tien kunnen volstaan, of ook zes voldoende zijn. Want hoofdzaak is, dat we aan de weinige geboden de meest volstrekte! gehoorzaamheid eischen en daarvan geen tittel laten vallen.

Dat is de gebondenheid in het noo'dige, naast de vrijheid op „middelmatig" terrein. Deze laatste is even onmisbaar als het leeren van gehoorzaamheid. „Vrijheid" leert den wil in actie te zetten en te stellen onder' de tucht van het verstand. „Vrijheid" van willen oï niet-willen staalt, doet innerlijk groeien tot sterkte. Het leeren gehoorzamen richt deze kracht en komt het kind ten goede. — De remming door het nietwillen is daarbij van grooter opvoedende kracht, dan het inwilligen zelf.

Met bandeloosheid heeft deze vrijheid niets, letterlijk niets te maken. Ze is toepassing van den regel, dien we ook in de lichamelijke opvoeding huldigen. De ouden onder ons 'herinneren zich, hoe de pas geboren kinderen vroeger stijf in „het pak" werden gesjord, zoo dat ze geen lid^ dan enkel de armpjes en die slechts ternauwernood konden verroeren. Thans legt men ze zoo los mogelijk op hun bedje. Men geeft ze gelegenheid ook de beentjes uit te slaan. En de ervaring leert, dat wat men vreesde, niet gebeurt. Er komen geen ongelukken van. Integendeel door het gebruik oefenen de ledematen zich en nemen toe in kracht. — Zoo ook '^e vrijheid van den wil om te doen en niet te '3oen in middelmatige dingen. Ze is een natuurlijke zaak.

De dwang tot uiterlijke gehoorzaamheid is mogelijk, door die wondere suggestieve kracht van des opvoeders wil op en in den wil van het kind. Vader wilzelf gehoorzamen aan de Wet, en draagt door zijn gebod en dwang van zijn wil in dien van het kind over. Evenals de tuinman een ent van den g'oeden boom inzet in den jongen stam. En wat gebeurt er nu? De jonge ent en de stevige stam vergroeien tot een eenheid, als maar tussolien de twee een natuurlijke verwantschap bestaat.

En straks dragen ze samen de_goede, gewens'chte vruchten.

Welnu, zoo ook vergroeit het dwingend bevel van Vader, zijn in het kind geplanten wil, met den wil van 't kind. En mits Vaders wil in overeenstemming is met den wil van God, van den Schepper en Herschepper ook van het kinderlijk willen, zal uit deze levenseenheid de goede vrucht der Gods-vreeize groeien.

Dan gehoorzaamt het volwassen kind niet langer, omdat Vader dwingt en vrees voor straf prikkelt om 't gebod „toch-maar-te-doen", maar uit innerlijken drang, om 'sHeeren wil 'en krachtens het inzicht van de voortreffelijkheid van 'sHeeren geboden.

Zoo verstaat ieder, die gelooft in zondeval en natuurlijke verdorvenheid, de onmisbaarheid van den dwang, opdat er ontwikkelingsmogelijkheid voor den door God geschapen drang des harten zij.

STRIKWERDA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Maakt de Bijzondere School het Onderwijs duur?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1930

De Reformatie | 8 Pagina's