GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Alles is uwe.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alles is uwe.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niemand dan roeme op menschen. Want alles is uwe. I Cor. 3:21.

Alles is uwe.

Ach, dat de Apostel dit heerlijk woord, waarmee hij roemt in den rijkdom der gemeente Gods op aarde, heeft neergeschreven naar aanleiding van een droeve oorzaak, n.l. van partijschappen en twisten ia de gemeente te Corinthe.

De één toch noemde zich naar P: a u 1 u s, en roemde in hèm den Apostel, rijk ia kennis van de goddelijke wijsheid.

De ander veiheerlijkte Apollos, den kemier van de heilige schriften, die in wegslepende taal te spreken wist uit de volle openbaring Gods.

Een derde verhief Petrus op het schild en bewierookte hem om zijn schat van herinneringen omtrent de woorden en de daden van den Heiland, Wiens eerste en voornaamste Apostel hij toch was.

En een vierde ontzag zich zelfs niet, in dit verband, in onderscheiding van al de anderen, zich te noemen naar den Christus Gods. Alzoo in den strijd met de broederen het heilig Hoofd der gansche gemeente neerhalend tot het hoofd van hun partij.

Maar, is de aanleiding van dit schrijven, en zoo van dit roemen van den Apostel in onzen tekst bedroevend en beschamend voor het volk van God — gelijk meermalen in zijn brieven brengt de Apostel een l)ijzonder geval tot een algemeen beginsel terug.

Want, na in het begin van vers 21 gezegd te hebben, niemand dan roeme op menschen — daarmee nog doelend op den bepaalden droeven toe^ stand in Corinthe's kerk met haar partijschappen, en dien geest bestraffend — zoo gaat hij nu terstond daarop meer algemeen verder en psychologisch zoo juist de gemeente des Heeren onderwijzen door te zeggen, niet maar: al uwe leeraars zijn uwe. Bidt voor hen allen, u ten goede. Verheug u over de menigerlei genadegaven in zoo velen aan u geschonken. En dankt voor allen, en voor alles uwen God. Maar, gansch algemeen : allesisuw«. Opdat zij zich hun vollen rijkdom in Christus .lezus, waarvan hun leeraars maar een onderdeel zijn, bewust mogen worden, en God den Vader loven voor al Zijn zegeningen in Christus èn Zijn heil aan hen geschonken.

En idaarom vervolgt hij niet alleen: hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Cephas; maar ook: hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, ze zijn alle uwe.

Maar welk een rijkdom in een gemeente, die zóó armzalig handelde alsof ze slechts één bepaalden leeraar van God ontvangen had, in welken zij dan roemde.

Ja, welk een rijkdom der gemeente Gods ook nu. immers! Als de Apostel de schatkameren der gemeente opent laat hij overheerlijke dingen zien.

Ja, niets zondert de Apostel uit.

Hij spreekt van het overrijke erfdeel den geloovigen in Christus Jezus eigen, waardoor het dan niet voegt elkander in het bijkomstige te bestrijden of in een deel van het volle bezit, met verachting van al het andere, zich zoo bovenmate te beroemen.

Niemand dan roeme op menschen. Die roemt, roeme in den Heere.

Daar ligt immers de bron van alle roem. En dan worden alle gaven, als gaven Zijner liefde, schoon en groot.

Alles is uwe.

Dit alles blijkt hier volstrekt bedoeld, want niets wordt uitgesloten, ook het eeuwige en zelfs de Eeuwige niet.

Elders noemt dan ook de A, postel de geloovigen erfgenamen Gods èn mede-erfgenamen met Christus, den Erfgenaam van alles.

Gelijk ook reeds de dichter in den zestienden psalm zong: de Heere is het deel mijner erve, Gij onderhoudt mijn lot; en in psalm 142: o Heere, Gij zijt mijn deel in het land der levenden.

Wat is het kind van God dan rijk. Alles het zijne.

Dat hij het dan ook zie.

Dat hij dan niet doe^ aisof hij zoo arm is, zoo nameloos arm in deze wereld, waar hij zoo veel om Christus wil moet derven.

Maar dat hij klaarlijk zie, waar zijn rijkdom ligt; waaiin deze bestaat en Tióé deze het beste wordt genoten.

Ziet, heel de opsomming die de Apostel geeft van hetgeen den geloovige toebehoort, vers 22, rust, - blijkens het slotwoord van het hoofdstuk, in, en vloeit v o or t uit dat zich geven van God, den Vader, dat zoo overheerlijk aan het licht trad in de overgave van den Eengeborene voor ons.

Dit is de liefde, niet, dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad, en Zijnen Zoon gezonden heeft tot eene verzoening voor onze zonden.

Hoe zal de Vader ons iets onthouden, zoo Hij den Eengeborene ons gaf!

Hoe zal Hij ons met Hèm niet alle schenken! dingen schenken!

Ja, alle dingen! Immers door het komen en het werk van Jezus

Christus, als het Lam van God, werden wij zondaars erfgenamen Gods, geworden mede-erfgenamen met Christus, daar Hij ons het kindschap door Zijn bloed verwierf, en meedeelt door Zijii Heiligen Geest; waardoor het Abba, Vader, weer op onze lippen komt.

Doch gij zijt van Christus en Christus is Gods. Zie, na de jiitstalling van al onze schatten, de grond van onzen rijkdom, de bron van ons bezit aangewezen.

’tis alleen uit kracht van onze gemeenschap aan Christus, Wiens alle dingen zijn, dat wij ook gemeenschap hebben aan al die gaven en schatten.

Hij todi is een Heere der wereld, die Hij als schepping Zijns Vaders verloste.

Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde.

Hij is een Heere van leven en van d Oi o d, Hij, Die dood geweest is, maar leeft in alle eeuwigheid.

Heden en toekomst liggen in Zijne hand.

Als wij maar iets van dezen rijkdom kennen, gevoelen als ons persoonlijk bezit door onzen levensband aan Jezus en door Hem aan God - dan kan het ons al goed zijn te midden van wat op aarde soms nog zoO' drukken kan en arm kan doen schijnen in deze wereld.

Dat weinige reeds doet ons bemoedigd voorwaarts gaan.

Want hoe donker ook de toekomst schijne, zoo de Almachtige voor ons is, wie of wat zal tegen ons zijn ?

En de christen vertrouwt niet alleen op de almacht van zijn God, maar ook op de wijsheid en de «enwige liefde van zijn hemelschen Vader, Die Zijn kinderen alle dingen doet medewerken ten goede, ze leidende naar Zijn raad.

Daarom, in donkerheid en in gevaar breekt soms op eens de jubel door: de Heere is mijn licht en mijn heil, voor wien zou ik vreezen? De Heere is mijns levenskracht, voor wien zoude ik vervaard zjjn?

En zoo wordt God voorwerp van aanbidding en roem.

In God roem ik den ganschen dag. Ja, de Heere alleen wordt groot! Maar ook Zijn volk getroost! Wie toch zal het scheiden van de liefde van Christus?

Verdrukking of benauwdheid of vervolging of honger of naaktheid of gevaar of zwaard?

Want in dit alles zijn wij méér dan overwinnaars, door Hem, Die ons heeft liefgehad.

Alles het onze. Doch wij zijn van Christus, en Christus is Gods.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Alles is uwe.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's