GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

Tegen drinken en vloeken.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Belijdenis-nitboiiw.

Een aardige berimiering vonden we in-de „Zeeuwsche Keitkbode", vaa de hand van Dr v. Lonfchuyzen. Juist rni er maatregelen genomen worden tot wettelijken - weeistand tegen de lastering van Gods Naam, is deze iheiïnnering des te interessanter.

Het was op een Deputaten-vergadering.

'Nu ongeveer 30 jaren geleden.

De Christelijke partijen bonden in 'groot vertrouwen op een schitterende overwinning den politieken stembus-strijd aan. De zon van haar eminenten leider stond in haar middaghoogte. Wat zouden ze doen als ze eens de overwinning behaalden en haar mannen als dienaren der Kroon geroepen werden de richting aan 's lands bestuur te geven? Het program van actie moest op de Deputaten-vergadering „vastgesteld" worden. Daartoe waren de Deputaten ia grooten getale opgekomen. Uit iheel het land. De groote zaal van Tlvoli in Utrecht was vol. En een 'groote schare belangstellenden vulde de hoeken en de galerijen. Er heerschte een enthousiastische stemming. Men begreep, nu, nu zou men weldra als christelijke partijen onder den grooter leider zijn mannen aan de ministerieele tafel zien zitten. En dan? Ja, wat dan?

Het concept program was böhooriijk aan de kiesvereenigingen toegezonden. Met de uitnoodiging als de kiesvereenigingen nog iets daaraan hadden toe te voegen ai} dit konden doen en door haar afgevaardigden op die Deputaten-^ergadering konden laten brengen. Een kiesvereeniging ergens in het midden van bet land had ook baar afgevaardigden gezonden met een opdracht. De jonge Geref. predikant van die plaats bracht 'het te voorschijn. Met trillend hart beklom hij-bét podium en kwam voor den lessenaar te staan; vlak naast „de oude baas"; en te midden van de „hooge oomes". Honderden oogen keerden zich naar hem. Het was doodstil in de zaal. Wat zou bij hébben? Daar begon bij; zeggende, dat als het ons als christenen gegeven mocht worden invloed op des lands zaken uit te oefenen, die invloed dan oök een 'gepaald christelijk karakter moest dragen. Ook voor ons volksleven. Dat er roepende •zonden onder ons volk waren, welke God zeer moesten vertoornen. Met name bet v'loeken en het misbruiken van Gods naam was, helaas, een Nederlandsobe volkszonde. En zeide de Catechismus niet, dat God over geen ding zich meer vertoornt dan over de lastering van Zijn Naam? Beleden we dat niet nog altijd? En beleden we ook niet, dat God de Overheid macht en roeping gegeven 'had, die zonde te straffen? Laat bet dan gezien worden, zeker ook in den schoolstrijd en wat dies meer zij, maar ook in wetten die opkomen voor de eer van onzen God en voor die van Zijn heiligen Nsiam, dat er een christenvoik in ons land is, dat ook politiek Hem begeert te eeren.

Zoo sprak bij. En de jonge dominee scheen niet alleen bet oor, maar ook bet hart van het volk en van de afgevaardigden fe hebben. Een langdurig applaus volgde op zijn speech. Hij dacht toen hij zich neerzette: Dat is klaar. We krijgen wetten die 'het vloeken en lasteren van Gods Naam onder ons volk strafbaar zullen steillen en dus die zonde tegen zullen gaan. Toen de verschillende Deputaten bun voorstellen en amendementen enz. enz. voorgebracht hadden, begon de leider ze de revue te laten passeeren. Wel, dat ging er destijds wat eigenaardig naar toe. Dat moest misischien ook wel zoo. Want natuurlijk zou bet niet gemakkelijk igeweest zijn in zulk een groote zaal met . 'zulk een aanzienlijk getal afgevaardigden wezenlijk zaken te 'doen. De leider deed ze 'dan ook met instemming der vergadering meestal alleen af. De vergadering liet 'dat gaarne aan 'hem over. Ze zag 'hoog tegen de lei'ding op. Zoo als hij bet zeide zoo 'gebeurde het. En bij kon 'het zoo zeggen en zoo meesterlijk leiden, dat 'de vergadering er zelve söhik in bad. Wat hij goedkeurde werd aangenomen, wat hij niet goedkeurde ging onverbid'delü'k den doofpot in. Hoe zou 'het gaan met de voorstellen van de kiesvereeniging te W.? Eindelijk 'daar ikwam bet: „En nu krijgen we nog het 'drinken van Ds. Gispen en het vloeken van Ds....".

Dat was al 'genoeg om 'de goed gehumeurde vergadering in vToolij'kbeid uit te 'doen barsten. Wat er verder gezegd werd weet ik niet meer. Wel dat de voorstellen tegen bet vloeken ter zijde gelegd werden. Ik herinner me alleen nog, 'dat de jonge 'dominee bij' de repliek opstond en protesteerde tegen de.wijze van bebandelüig en dat zoo ernstige voorstellen ter zijde gelegd werden. 'Een protest 'dat 'de leider stilletjes zonder iets te zeggen langs zich heen liet glijden. Een vriendelijken bUk naar den jongen sputterenden dominee, was 't einde.

Later kreeg de jonge 'dominee toch van verscheiden zijden briefjes van instemming. Er werd zelfs over 'gedacht een „Bond tegen 'bet vloeken" op te richten, zoo goed als een „Vereeniging tot drankbestrijding".

Maar bet bleef er bij, bet was altijd in onze kringen ons voorgehouden, dat we aller zonde vijand zouden zijn en 'dat een enkele zonde er uit te pikken en die extra te bestrijden, altijd tot eenzijdigheden en gevaren 'gdleid had.

Maar de zaak was tooh niet tevergeefs. Student Obardon nam den 'draad op en zond den jongen dominee als berinnering aan dien eersten stoot een paar jaar later zijn academisch proefschrift: Het stiafba.ar 'Stellen van het misbruik van 'Gods Naam. En vele gemeenteraden gingen bet ook strafbaar stellen. En er kwam later toch een bond tegen bet vloeken. En nu lees ik, dat de minister een wetsontwerp in de maak beeft om Godslastering strafbaar te stellen. We zijn er dankbaar voor. De molens in Holland malen wel 'langzaam, maar ze malen blijkbaar tooh! Ik weet het, er zijn moeilijkheden. Als: Hoe 'de zonde te definieeren. Hoe 'de overtreding vast te stellen. En eindelij'k niet bet minst: welke straf er op te 'Stellen? Als een ongeloovig of een zelf misschien niet geheel 'bier vrij uitgaand rechter een kleine boete oplegt, 'dan wordt de izaak er niet beter op.

Maar toch, wat in andere landen wel kan, wEiarom ook hier niet? In Amerika is bet vloeken strafbaar, zoowel het uitvloeken van iemand als Godslastering zelf. Maar helaas, zooals daar bet gebruik is, als daar geen aanklager is is er geen rechter. Als niemand de zonde aanklaagt, wordt ze niet gestraft. En door dat nalaten van 'bet aanklagen is, helaas, de oude wet een wat men noemt, „'blue law" geworden, een wet 'die niet meer gehandhaafd wordt. Maar desniettegenstaande, boewei ook 'daar, belaas, vooral sedert 'den oorlog, nadat de jongens, .uit Europa terug kwamen, ., er ook vreeselijlk gevloekt wordt, toch is er, dank zij 'het bestaan der wet en de wetenschap daarvan, meer o n t z a g. Iemand - die er op gewezen wordt zal aanstonds zijn excuses aanbieden. En in gezelschap van 'dames zal niet gevloekt worden. Ook ongeloovigen vinden bet toch niet in orde, niet fatsoenlij'k, niet zooali bet 'hoort. Zoo kan een wet behalve 'haar reohtstreeksche invloed, ook opvoedend werken. Eo. daarom: Geve God ook Nederland zulk een wet. Allereerst tegen Godslastering. Tegen communistische literatuur 'daarmee besmet. Maar oök tegen opeidjaar misbruik van Gods Heiligen Naam.

En ieder Christen versta voorts zijn plicht, in persoonlijk getuigen tegen dat 'kwaad.

Belijdenis-nitboiiw.

Dat sommigen teleurgesteld zijn over den gang van zaken in Arnhem, inzake den belijdenis-uitbouw, is bekend.

Prof. Honig van Kampen laat nu in „De Bazuin" echter een licht op de kwestie vallen, die in ieder geval „anders" is:

Dat sommige geachte broeders teleurgesteld zijn dooi de beslissing van de jongste Generale Synode over den Uitbouw der Belijdenis, berust mijns inziens^ allereerst op een misverstand.

Hun oordeel luidt aldus; „ Er is meer, dat tot zorg wekt over het leven van onze kerken, en da( is, dat alles, wat indertijd besloten is tot voortzetting der reformatie, eigenlijk teruggenomen is. Leeuwarden zag het ideaal, teekende dat in groote lijnen, Groningen bewees inzinking en Arnhem was de begra fonis..." We gaan geen krachtige lijnen trekken maar we gaan peuterwerk doen, waarvan waarschijnlijk ook nog niet eens buitengewoon veel terecht xaf komen.

...Aan den dag is gekomen, dat we niet in staat zijn, om. de groote zaak, die we in 1920 zagen, te volbrengen. Maar die taak blijft er liggen. Dat moeten we niet gaan ontkennen. Dat probeeren we wel, . maar op deze manier komen we verder van huis. ...In Arnhem moesten we misschien zeggen: we kunnen het werk niet aan, maar we mogen niet zeggen r het werk is er niet. Het laatste kweekt zelfvoldaanheid, het eerste ootmoed, die uitdrijft tot belijdenis van tekort en gebed om kracht. En wanneer we niet kunnen wat we moeten, dan is het tijd om te onderzoeken, hoe dat komt en waaraan het onder on.s hapert.

Dit zijn woorden en verklaringen, waaruit u weldadig de liefde voor de kerk van Christus en de begeerte om in de kracht Gods groote dingen te doer., tegenkomen.

En toch is hier misverstand.

Zelfs een ernstig misverstand.

Ton eerste hebben onze kerken ilc bepaal me nu tot het hoofdpunt: de Confessie te Arnhem niet begraven, wat ze in Leeuwarden als ideaal zagen.

En ten tweede: Te Groningen en te Arnhem ging het niet over de vraag, kunnen de kerken aan wat ze doen moeten? maar hierover: roept de Heere de kerken tot een werk in dien vorm, waarvoor sommige geachte mannen het pleit voeren.

Over deze beide punten een enkel woord.

Ik ben dan nog niet uitgesproken en verzoek duswat geduld te hebben.

Eene zoo ernstige zaak is, naar ik meen, eene eenigszins breedvoerige behandeling waard.

Omstreeks 1919 was er bij mannen als Prof. L. Lindeboom, Ds J. C. Sikkel, Ds B. van Schelven en Ds J. H. Landwehr (om nu maar niet meer namen te noemen) een zekere bezorgdheid over ons kerkelijk leven. Ze twijfelden er niet aan, of verreweg het overgrootste deel der predikanten, ouderlingen, diakenen en gemeenteleden leefde hartelijk uit de gereformeerde beginselen, maar ze waren ten opzichte van een ander, een klein deel niet gerust. Ze vroegen zich af: Is er in sommige kringen — wellicht nog onbewust en onbedoeld — een overhellen naar de opvattingen, die door de Ethische richting worden bepleit? En als dit metterdaad zoo is, loopen we dan geen gevaar ^ rekening houdende met het vermaan der Heilige Schrift en de les der geschiedenis — dat deze kring allengs breeder zal worden en dat hij geleidelijk almeer van het GerefoiTneerde belijden zich zal gaan vervreemden?

Ten laatste: Wat kunnen we doen, om dit te voorkomen?

Ds C. J. Sikkel heeft met groote piëteit en op sympathieke wijze nog niet lang geleden ons nog eens aan deze bezorgdheid van zijnen hooggeachten Vader herinnerd.

Deze bezorgdheid en de daarmede gepaard gaande vraag: Wat zijn de kerken naar Gods Woord en naar hare belijdenisschriften thans gehouden te doen? waren omstreeks 1919 de hoofdzaak. Allermeest hierover ging het bij de genoemde mannen. En ik meen, dat diezelfde gedachten ten grondslag lagen aan debesluiten van vele particuliere synoden, waarin om Uitbouw der Belijdenis gevraagd en aangedrongen werd.

Als we het hierover eens zijn, dan zijn degenen, di'2 in Groningen en in Arnhem voor en tegen Uitbouw der Belijdenis hebben gepleit, een groote schrede dicliter tot elkaar gekomen. En zal mijns inziens door broeders, aan wie ik me verbonden gevoel, gaarne worden erkend, dat hun uitspraak over de beslissing der Synode te Arnhem in elk geval te kras geweest is.

Als ik de mentaliteit der vier genoemde broedersen der Particuliere Synoden en der Generale Synode in 1920 juist zie, dan durf ik nu vervolgens zeggen: De wensch door Ds Sikkel op zijn ziek-en sterfbed geuit en door schier alle kerken gedeeld, is in vervulling gegaan. Ja er is wellicht meer geschied danin 1919 werd verwacht.

Wat van God ernstig, ootmoedig en vurig is afgebeden, is ontvangen.

Dan, op eene andere wijze en in een anderen vorm ] . dan waaraan in 1920 te Leeuwarden is gedacht.

Heel de Synode van Assen stond in het teeken^ van de handhaving en de uitlegging der Belijdenis

Tenminste wat betreft de artikelen, die handelen over het gezag, de inspiratie enz. der Heilige Schrift.

Het schijnt me toe, , dat dit te Groningen en te Arnhem door verschillende geachte broeders over het tioofd is gezien.

Daarom sprak ik van misverstand.

De kerken hebben niet begraven, wat ze te Leeuwarden als ideaal zagen, maar ze zijn daaraan trouw gebleven. Door de Synode van Assen en Groningen moesten tot onze droefheid eenige predikanten afge-.zet. Maar de belijdenis is gehandhaafd. En de stukken, die voor en tijdens en na de Synode van Assen van Gereformeerde zijde verschenen zijn, hebben duidelijk en uitvoerig in het licht gesteld, wat Gods Woord over de betrokken quaestie leert en in welk opzicht er afwijking was van de belijdenis.

De kerken hebben te Assen de banier ontrold en hare hooge roeping (hoe pijnlijk 'took viel), om desnoods door afzetting de belijdenis te handhaven, vervuld.

Exegetisch-confessioneele en kerkrechtelijke rapporten van groot belang zijn verschenen.

Van de onderhavige zaak is rekenschap gegeven. En wie ontkent, dat het confessioneel bewustzijn door dit alles zeer is gesterkt en het gevaar van verslapping en afwijking door Gods goedheid is afgewend?

De kerken moesten... en hebben het ook gekund.

• Met alle stemmen werd de confessioneele uitspraak 'aangenomen.

Dit was ook werk voor de toekomst.

Geen pais en vree.

De hetende Dr Slotemaker de Bruïne is thans hulprediker in Wassenaar, waar 'hij' werd ontslagen. Groot umoer in kerkelij'k Hervormd Wassenaar. Protest-A'ergadering met protest tegen protest, en gemeente-vergadering ter inlichting, met protest tegen Kerkeraad en jpiedikant.

Nu schrijft „Het w e e k b 1 a 'd voor Christendom en Cultuur" over deze zaak o.m. - het volgende:

Er zijn velen, - die voor zichzelf iets van nieuwe kenkelijke beweging in de Hervormde Kerk verwachten. Van resultaat zal er echter alleen dan sprake kunnen zijn, wanneer beide groote actie's niet in het algemeen blijven arbeiden, maar bepaalde concrete misstanden zonder eenig pardon op den korrel nemen. Een enkele kwestie, zooals 'bijvoorbeeld die van Nyehorne, doet onze kerk meer kwaad 'dan - een 'heele jaargang so'himpscheuten in „De Tribune". Dat ons kerkelij'k instituut niet in staat is gebleken om de toestanden in Nyehorne afdoende te zuiveren en op te 'knappen, bewijst 'dat wij kerkelijk lijden aan aderverkalking en beenderenverweelking. Geen enkel potig georganiseerd en functioneerend bedrijf zou een dergelijke warreboel tolereeren. Philips : had er al lang een einde aan gemaakt. Maar in de kerk kan het. Daar gaat - het nameüj'k om bet Koninkrij'k Gods.

Thans worden wij weer vergast op het bericht, dat een man als Dr Slotemaker onverwacht en ongevraagd •ontslag 'heeft gekregen als 'hu'lpprediker te Wassenaar. Het is algemeen bekend, 'dat zeer velen te Wassenaar van de preeken en van 'het werk van Dr Slotemaker bijzonder genieten. Menige gemeente zou zicb de handen wrijven als 'zij' des Zondags gelegenhei-d kreeg om zulk een spreker geregeld te hooren. Maar 'de Kerkeraad van Wassenaar - denkt er anders over. Waairom? Omdat Dr Slotemaker tot een andere richting behoort, zeggen sommigen. Omdat het voor - de masm minder prettig is - om te vei'bleeken als 'de zon opkomt, zeggen anderen. Hoe het zij, wij-hebben hier weer eens een uiterst onverkwikkelijk staaltje van on-geestelijk kerkelijk geharrewar voor 'ons, dat weer eens een sterken indruk geeft van den toestand waarin wij ons bevinden.

Hoe lang zal 'dit alles nog duren? Wanneer zïdlen degenen, wie het niet om tweederangs motieven, maar om - de zaak te 'doen is, zich eindelijk eens aangorden om in alle ressorten verandering teeischen? Of zullen wij maar rustig doorgaan met alles goed te vinden en alles te slikken wat ons door partijknapen en menschen zonder visie wordt opgelegd? Soms denk ik 'bij mijzelf: 'de eenige manier om aan al den warreboel die er in ons kerkelijk leven ie, een einde te maken, is de Ruseisdhe Stoomwals. Maar zulke 'dingen durft men nauwelijks hardop te zeggen, laat staan neer te schrijven.

Dit is zeker. Verreweg de meesten geven niets meer om bet 'kerkelijk leven. Dan komen er - die de Hervormde Kerk nog met hun geheele hart liefhebben. Maar of hun kinderen eenzelfde liefde zullen deelen, mag worden 'betwijfeld. Een kerk, die geen temperament, en soms zelfs geen fatsoen, meer heeft — Nyehorne, Wassenaar — wordt eenmaal - wiskundig zeker alleen gelaten. Predikanten kunnen dan preeken en arbeiden wat zij willen. Zij 'kunnen ook boos worden als men - er wat van zegt. Doch de toekomst zal leeren •wie gelijk krijgt. Wat in geen enkel goed geors^aniseerd bedrijf wordt geduld, moest in de kerk in minder dan geen tiJd met man en macht worden uitgezwaveld.

„Kerkopbou'w" en „Kerkherstel", er is werk in overvloed! Het eerste wat wij noo-dig hebben, is herstel van het fatsoen en van - de orde. Misschien dat er dan daarna weer iets over ons vaardig zal worden van den Geest des Hoeren. Zoolang wij ons nog niet eens fatsoenlijk gedragen, zijn wij aam 'het „Veni creator Spiritus mundi" echter niet toe.

Zoo kras werd 'het van Gereformeerde zij'de wel nooit Sezega: „een kerk zonder temperament en zonder fatsoen".

Ja, en wat het ergste is, omdat 'het 'de oorsprong van "•lies is: een 'kerk zonder de volle tucht. Daar zit - de oorzaak. Het tuchtloos gezin valt in brokken uiteen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's