GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voorzichtiglijk wandelen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorzichtiglijk wandelen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ziet dan toe hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als on wij zen, maar als wijzen. Efeze 5:15.

De Heilige Schrift richt gedurig tot de geloovigen korte, vol-zinnige vermaningen betreffende hun gedrag en wandel. „Heb acht op uzelven", 1 Timoth. 4:16. „We> est zonder aanstoot te geven", 1 Hor. 10:32. „üw wandel zij zonder geldgierigheid", Hebreen 13:5. „Hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid", 2 Pietrus 3:11. „Ziet dan toe hoe gij voorzichtiglijk wandelt".

Deze vermaningen zijn van het grootste belang, wijl er van ons doen en laten altijd invloed uitgaat ten goede of ten kwade. Laten wij nooit vergeten, waar wij ons oo-k bevinden, steeds oefenen wij een invloed, die op anderen bevorderlijk of belemmerend werkt. _ ^ _-...is& ssss^-

Daarom zegt - de apostel bij wijze van aansporing : „Ziet dan toe hoe gij voorzichtiglijk wandelt". Het woordje dan sluit deze uitdrukking onmiddellijk bij het voorafgaande aan.

't Is des Christens roeping, de zonden van anderen te bestraffen. Zal hij deze roieping echter met getrouwheid en vrucht vervullen, dan moet hij ernstig toezien op zijn eigen wandel. Slechts zij,

die zelf met voorzichtigheid en zorgvuldigheid wandelen, zijn gerechtigd anderen te bestraffen. Het vermaan van een slordig christen zal, insteê van een goede plaats te vinden, met geeselstriemen worden beantwoord: „Medicijnmeester, genees uzelven!" Het is noodzakelijk, dat onze eigen wandel een duidelijk lichtspoor trekt. Daarom zegt Paulus niet, ziet toe dat gij voorzichtiglijk wandelt, — maar hoe, d.i. met klaarheid en vaste overtuiging.

Het voorzichtig wandelen zal ook zijn een voorbehoedmiddel tegen de door den apostel te voren genoemde zonden. Het is onmogelijk rein van wandel te zijn, zonder steeds groote voorzichtigheid in acht te nemen.

Voorzichtig, d.w.z. nauwgezet, nauwlettend, gelijk als bij den reiziger, die weet, dat op zijn pad vele verborgen strikken en netten zijn. Waakzaam, biddende in het gevoel van diepe afhankelijkheid, altijd en in alles den regel van Gods Woord raadplegend. Het is zijn wegen bedenken, de voeten keerend tot 'sHeeren getuigenis, en daarvan niet afwijken ter rechter-of ter linkerzijde, Ps. 119:25 en 59; Jesaja 30:21.

Een christen, die nauwgezet wandelt, is een zegen voor zijn omgeving. Als in een gezelschap twee geloovigen zijn, van wie de eene zeer getrouw en vrijmoedig is; terwijl de ander in een van de genade verachterde gesteldheid verkeert, omdat zijn geloofsleven onder allerlei aardsche beslommering kwijnt en smeult, dan gaat van deze beiden ©en zeer verschillende invloed uit. De eerste zal door zijn gesprekken (helaas, was is het mot onze dagelijksche gesprekken vaak treurig .gesteld!) de geestelijke atmosfeer op peil houden en daardoor tot stichting zijn. Want in hem wordt het woord dejs Hoeren vervuld: Laat uw licht alzóó schijnen voor de menschen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader die in de hemelen is, verheerliiken", Matth. 5:16.

Een slordig christen, die het met verscheidene zaken wat elastisch opneemt, krimpend of rekkend, al naar de gelegenheid het meebrengt, is in het gezelschap als een domper op de kaars. De ernstige gesprekken breekt hij vaak af door onnutte, zoo maar niet door ijdele woorden.

^00 is het in den kleinen - kring van het gezel­ schap en nog véél meer in den broeden cirkel der gemeente. Met dubbelen nadruk geldt dit voor de ouderen van dagen, op wie de jeugdige belijders veelal zien, en die zij, als zij niet nauwgezet wandelen, lichtelijk navolgen. Vaak gaan zij met een beroep op hen, nog heel wat verder, door de ordinantiën des Heeren te ontwijken en zich te voegen bij de uitspanningen der wereld. G-ewoonlijk koesteren de jongeren nog hooge gedachten van de „oudere vromen". Als deze jongeren, waar z© met het dagelijksch leven der ouden wat van nabij bekend worden, nu merken, dat deze het toch niet zoo nauw nemen als zij dachten, dan gevoelen zij zich teleurgesteld. Door deze droeve ontdekking trekt er vaak een verklemnende koude over hen, gelijk die van de nachtvorst op het teeder© groen. Nu is het niet te miskemien, dat deze ontnuchtering óók zijn oorzaak kan hebben in een verkeerde voorstelling, die zij van de ouderen zich vormden. Maar de oorzaak kan óók liggen in het droev© feit, dat er bij sommige ouderen ontstentenis wordt gevonden van het met stiptheid zich houden aan den eisch van 's Heeren Woord en 's Heeren vreez©.

De geloovige behoort er biddend naar te staan, in alle godzaligheid en eerbaarheid te wandelen. Alle middelen, die de Heere daartoe gegeven heeft, zal hij met ernst aa.ngrijpen. Maar als hij hierin nalatig, in handel en wandel niet nauwgezet is; zoo hij toegeeft aan lichtgeraaktheid of aan gekkernij; zoo hij gebrek openbaart aan liefde tot de broederen, aan mededeeizaamheid en oöervaardigheid voor de zaak des Heeren; wamieer hij inplaats van nederig en, ootmO'©dig te zijn, hoog staat bij zichzelven en hard is in zijn oordeelen over anderen, dan gaat er een zeer schadelijke invloed van hem uit, die in wijden kring als de schimmel voortwoekert.

Hier komt de scherpte uit van het woord, waarmede de apostel zijn vermaning nader toelicht: niet als onwijzen", Efeze 4:17 en 18. Dezulken wandelen als die geen inzicht hebben in wat des christens dure plicht is. Zij handelen in strijd met hetgeen teedere nauwgezetheid en bedachtzame voorzichtigheid eischen.

„Maar ais wijzen, " d.i. als die zich laten leiden door Gods Geest en Woord. Zij zijn met wijsheid, die van boven is, toegerust, deze niet all©©n kennende, maar ook in den dagelijkschen wandel belevend, Job 23:11.

Altijd, ook al zou het slechts ondergeschikte dingen betreffen, is het dure roeping van den christen, zich te wachten voor den schijn des kwaads. Nooit kan het een sieraad wezen voor den belijder, als hij een zekere vrijheid in zijn denkbeelden en beschouwingen er op nahouden durft. Een ruim hart en een nauwgezet geweten, stiptheid en nauwgezetheid in alles, wat Gods Woord en GOdes eer betreft, strekken den christen tot eore. Deze dingen zijn Gode welbehagelijk, geven den broederen een goed voorbeeld, dat tot navolging kan prikkelen, — en dat den wereldling beschaamt en veroordeelt.

Zij dit apostolisch vermaan diep in onze harten gegrift, vooral in dezen tijd, waarin velen moedeloos en troosteloos neerzitten ©n anderen maar op goed geluk voortloopen. Altijd, maar vooral tegenwoordig, worde het onderscheid duidelijk gezien tusschen wie God dient en wie Hem niet dient.

J. P. TAZELAAR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

Voorzichtiglijk wandelen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1932

De Reformatie | 4 Pagina's