GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Das Israëlitische Neujahrsfest, von L. I. Pap. Verlag von J. H. Kok, Kampen. 1933.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Das Israëlitische Neujahrsfest, von L. I. Pap. Verlag von J. H. Kok, Kampen. 1933.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben bier voor ons eene dissertatie, waarmee de Hongaarsche schrijver, die een tijd lang in Utrecht heeft gestudeerd, aldaar onder leiding van Prof. Dr A. Noordtzij' den graad van doctor in de theologie verworven heeft.

Deze dissertatie behandelt een kwestie, die in de kringen der O. T. vakgeleerden nogal eens het onderwerp van discussie is geweest. Het is deze, of in Israël een analogie werd gevonden van het Babylonische nieuwjaarsfeest, dat als een liturgische voorstelling van de troonsbestijging van den god Mardoek moet worden verstaan. Verschillende geleerden, de Duitscher Volz, de Noor Mowinckel, en onze landgenoot Böhl, hebben gemeend, dat ook Israël een dergelijk nieuwjaarsfeest vierde, waarop de troonsbestijging van Israels God werd herdacht. Pap onderwerpt de verschillende argumenten die zij aanvoeren aan een zeer nauwgezette kritische toetsing, en komt dan tot de gevolgtrekking dat de gedachte alsof in Israël zulk een parallel van het Babylonische Mardoekfeest zou hebben bestaan, volkomen onjuist is.

Zijn onderzoek valt uiteen in de volgende deelen: erst handelt hij over de uiterst moeilijk te beantwoorden vraag, wanneer eigenlijk in Israël het jaar begon; vervolgens wijdt hij een groot gedeelte van zijn onderzoek aan de beteekenis van het loofhuttenfeest; daarna spreekt hij over de verklaring van verschillende Psalmen, waarin men een weerklank van het z.g. troonsbestijgingsfeest van Jahveh meent te vinden (voornamelijk Pss. 47, 93, 96, 97, 98, 99), alsmede over een aantal andere plaatsen uit het O. T., waaraan men een soortgelijke strekking toeschrijft (1 Kon. 8, 2 Sam. 6, Neb. 8 : 10, Hos. 7 : 5, Zach. 14 : 16); om ten slotte te eindigen met de vreiag of in het godsdienstige leven van Israël wel plaats zou zijn voor een dergelijk feest, een vraag, die hij zoo beslist mogelijk in ontkennenden zin beantwoordt.

Het nuchtere, zakelijke, rustige betoog van Pap verdient alle waardeering. Dat men het met al wat hij zegt daarom eens zal zijn, is natuurlijk niet te verwachten. Het is hier echter niet de plaats voor een breede uiteenzetting van instemming of meeningsverschil. Slechts één opmerking wil ik mij veroorloven, die het laatste, en zoo ik wel zie, voor den auteur het gewichtigste, stuk van zijn onderzoek raakt. Hij betoogt, dat er van een parallel van het Mardoekfeest in Israël geen sprake kan zijn, 'omdat de cultus, de eeredienst, daar geen groote beteekenis had. Hiermede kan ik het onmogelijk eens zijn. Ik geef den auteur gaarne toe, dat de beteekenis van den eeredienst in Israël een geheel andere was dan in Babel. In Babel is de eeredienst noodzakelijk voor de goden, die kunnen den eeredienst der mensohen niet missen. En deze voorstelling wordt door heel het Oude Testament zoo beslist mogelijk bestreden: God is niet afhankelijk van den eeredienst der mensohen! Maar toch wil Htj dien eeredienst; en men behoeft maar de uitvoerige voorschriften der Mozaïsche wet omtrent den eeredienst zich in berinnering te brengen, om oogen-

blikkelijk zich ervan te overtuigen, dat het allerminst juist is te zeggen, dat de eeredienst in Israël geen groote beteekenis had. Als uiting van gehoorzaamheid, als middel om God te dienen had die eeredienst zeer groote beteekenis. In verband hiermede moet het als een leemte worden gevoeld, dat Pap zich over de Mozaïsche cultus-wetten niet duidelijk en beslist uitspreekt. In het algemeen is uit zijn proefschrift wel op te ma^ ken, dat hij zich in hoofdzaak bij de gangbare Pentateuch-analyse aansluit, meiar toch zweert hij' bij hare resultaten niet. Welnu, dan ware het zeker wel wenschelijk geweest, dat hij', voor hij eenmaal het argument van de geringe beteekenis van den eeredienst in het veld brengt, zich over de historische plaats van de Pentateuchale cultus-wetten nader hadde uitgesproken. En dan zou het wel gebleken zijn, dat er aan het punt dat Pap in zijn laatste hoofdstuk behandelt nog heel wat meer vastzit dan daar nu aan de orde komt (ook weer in verband met b.v. de profetische gedeelten van het Oude Testament!).

G. GH. AALDERS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Das Israëlitische Neujahrsfest, von L. I. Pap. Verlag von J. H. Kok, Kampen. 1933.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's