GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Kerk en haar werk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk en haar werk.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Ging het bij de Hervorming van de 16e eeuw liet om de verhouding van het gezag van de fcerk tot het gezag van het Woord?

Ging het bij de Afscheiding van 18M niet hieram, of het gezag van de Sjmodale Organisatie ! van 1816 niodit worden gesteld boven het gezag van het Woord? In 1886 gold het dezelfde quaestie. En niet minder in 1926. We denken aan Assen. Wat is er in dat jaar en sedert dat jaar over de Gereformeerde kerken en hare Synode te Assen een vloed van spot uitgegoten.

Wat is haar een vaak bittere en onbillijka bestrijding ten deel gevallen, in het bijzonder van bladen als het „Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur" en „Onder eigen Vaandel". De „Asser kerken" noemen ze gaarne de kerken uit de beweging van 1834 en 1886 ontstaan en vereenigd onder den naam „Gereformeerde kerken". Assen! Maar luistert nu eens. Wat deed die gesmade Synode? Het „spreken der slang" werd door haar vastgesteld als dogma. Zoo meent men, dodh ten onrechte. Niet het „spreken der slang" was in het geding, hoezeer juist dit punt door de vijanden is naar voren gebracht tot smaad en belaching. De Synode sprak zich uit over de groote vraag of hetgeen het Oude Testament verhaalt als historie moet worden beschouwd, dan wel moet worden aanvaard onder de restrictie dal het „ook anders" heeft kunnen zijn gebeurd. Wat was hier veel op het spel. Kort vóór de Asser Synode schreef de kerkelijke medewerker van één onzer groote vrijzinnige bladen: „Nu zal het blijken of ook dit oude bolwerk van het oude schriftgeloof nog vast is!". En ziet het bleek vast. De groote wereld begroette dit met schaterlachen. Maar de mannen van Assen weken niet. Stel u nu eens voor, dat die Synode, en in haar de Gereformeerde kerken het voor de gansche wereld officieel hadden uitgesproken: wat Gods Woord verhaalt, is misschien zoo geschied, misseli^en ook anders. Wat zou .daarvan de terugslag zijn geweest op het schriftgeloof in het algemeen? Laat ons dan dankbaar zijn, dat bij dat oude bolwerk werd stand gehouden. We willen naar dat schriftgeloof ons geloof regelen. En we willen vasthouden, dat God ons in het leven, waarin we nu zijn, naar de mute van ons verstand heeft geopenbaard wat Hij noodig achtte en na dit leven zal openbaren, wat nu nog inhetopenbaringsgeloofvoor ons verstand verborgen is.

Op dien vasten grond van de autoriteit van Gods Woord verweren we ons naar de beide zijden, vanwaar we worden aangevallen.

Drie pijlers immers schragen het gebouw van Gods kerk. De souvereiniteit Gods, de onmacht van den mensch, de verantwoordelijkheid van den menscli. Alle drie vinden we in de Heilige Schrift geleerd. Wie een van die drie achteruitplaatst, doet aan de autoriteit der HeiUge Schrift tekort. Dat doen zij, die de verantwoordelijkheid van den mensch, (de vrije wil), verheffen tenkoste van de Souvereiniteit Gods en vaii de onmacht van den mensch. Maar dat doen ook zij, die eenzijdig de onmacht van den mensch voorop stellen met miskenning van de verantwoordelijkheid van den mensch. Verwondering baart het niet, dat in dit opzicht veel verwarring en onhelderheid is, omdat teveel menschelijk inzicht wordt gesteld boven de H. Schrift. En „naai-den mensch" geredeneerd zijn onmacht en verantwoordelijkheid met elkander geheel in slrijd. Maar ze zijn er beide. Wanneer „de bedeeling des tijds" voorbij zal zijn, dan pas zal blijken hoe, wat ons verstand niet kan rijmen, toch samen kon bestaan. De onmacht van den mensch zoo naar voren te brengen als sommige richtingen doen, breekt de verantwoordelijkheid van den mensch, maar veel erger, het neemt de glorie weg van de souvereiniteit Gods. Wie daarentegen de verantwoordelijkheid van den mensch eenzijdig naar voren brengt, geeft aan de souvereiniteit Gods geen plaats en doet tekort aan de leer der H. Schrift, die alle menschen „onder de zonde besluit" zo& als Paulus zegt.

De leer van de onmacht van den mensch eert Gods souvereiniteit op het hoogste. Maar met haar de .verantwoordelijkheid van den mensch onverminderd te handhaven, eert ook het werk van den Zaligmaker, Die als Middelaar Gods en der menschen Zijn genade stelt in de plaats van de onmacht, en zoo voor de verantwoordelijklieid van den mensch den weg opent, die de souvereiniteit Gods in Christus ontsloot. Met den brief aan de Romeinen mogen we dan ook zeggen: , , 0, diepte des rijksdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordeelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen.... Want uit Hem, door Hém, en tot Hem zijn alle dingen". We steunen dus met ons gansche leven op den Bijbel, als openbaring van God voor ons gansche leven. In dat Woord vinden we den weg der schuldver ge ving en zondebevrijding, den regel voor ons geheele leven, maar ook den regel voor het geïnstitueerde van de kerk. Er is dus eenheid van conceptie, van levensvisie, wanneer we uit Gods Woord afleiden, èn wat we voor onszelve persoonlijk noodig hebben, èn den weg daarlangs èn de wijze waarop dit tot ons komt.

Tot dit laatste behoort de kerk en haar werk. Daarin geldt voor ons de Dienst des Woords als het hoogtepunt. De Dienst des Woords is het centraal punt van den eeredienst en van de kerkregeering. En de drie ambten in de kerk van Ciiristus, niet alleen dat van den bedienaar des Woords, maar ook dat van den ouderling en tenslotte ook dat van den diaken vinden in den Dienst des Woords de kern van hun bestemming.

De Dienst des Woords vindt allereerst uitdrukking in de samenkomsten der gemeente. Voor die samenkomsten hebben we helaas geen goede benaming. „Kerk" of j, predikdienst" drukken niet het karakter ten volle uit Het woord „godsdienstoefening" is al bijzonder onwelluidend en weinig zinrijk. Het best nog is de naam eere-dienst. We komen toch samen, om God gemeenschappelijk te eeren in de verkondiging des Woords, in gebed, in gezang, en in den dienst der offerande.

Is de eere-dienst het hoogtepunt van het kerkelijk leven, dan is het ook begrijpelijk, dat juist hierop de kritiek zich toespitst. De eere-dienst moest eigenUjk aanlokken. Veelal vindt men dat er van onze samenkomsten te weinig warmte uit gaat. Is in de laatste jaren veel zorg besteed aan onze kerkgebouwen en orgels, de liturgie bleef even sober als voorheen.

Menigeen ziet alleen de onaantrekkelijkheid van den eere-dienst, denkt alleen maar aan het benauwende van het kerkelijk verband. En zij maken dan vergelijkingen b.v. met den vormenrijken dienst in de Roomsche kerk met haar prachtige ceremoniën. Maar zij peilen niet de diepte, die er Ugt in den veel grooteren rijkdom van den dienst des Woords. Veel minder beseffen zij, dat de band der kerk dan alleen benauwt, waar de Uefde vlood.

Wel moeten we ons afvragen of niet ons streven erop moet gericht zijn het onaantrekkelijke weg te nemen. Vooral ook bidden, dat in alles de liefde van Christus meer moge uitkomen en de drang om de wereld voor Hem te winnen, ons geheel moge vervullen.

Bij dit alles moeten we de kern vasthouden. De kracht van het beginsel voor de kerk en haaiwerk ligt in den dienst des Woords.

De dienst des Woords als centraal punt van den eeredienst geeft aan onze godsdienstoefening dal eigenaardige sobere, dat niet altijd voldoet. Daaruit komt de wensch voort naar uitgebreider liturgie, naar het laten deelen van de gemeente in den eeredienst. Velen achten dit echter een gevaar. Zij vreezen voor veruitwendiging en duchten al wat vormelijk is. Hierin ligt een zekere waarheid, maai-men mag toch ook niet uit het oog verliezen, dat iedere vorm, ook de soberste, vormelijk en uitwendig kan worden. Het is wei goed om voorzoover mogelijk de gemeente een aandeel te geven in den dienst in de kerk, en dit komt niet tot z"n recht wanneer de voortgang van den dienst in al z'n deelen wordt geleid door de woorden van den predikant; „laat ons thans enz.". Het kerligezang kan b.v. een meer spontaan karakter krijgen, wanneer niet steeds het te zingen lied vooraf wordt voorgelezen door den predikant, het passieve worden getemperd door b.v. opstaan tijdens het uitspreken van de geloofsbelijdenis. Toch ligt in het streven naar uitgebreider liturgie gevaar voor verzwakking van de beteekenis van de prediking. Deze moet altijd hoofdzaak blijven, al stelt dit aan den predikant ook zeer zware eischen. In de eerste plaats mag hij zelf niet het besef verliezen, dat de prediking toch altijd moet gepaard gaan met liturgische vormen, lezen van de wet of van de belijdenis, gebeden en handelingen. En vooral bij de sacramenten bedenke de predikant, dat zijn woord geheel terug treedt voor de kerkelijke formuleering. Dan Iaat hij in den dienst het sacrament leven, zooals hij zelf staat voor den zwaren eisch de verkondiging des Woords te doen leven voor de gemeente. Dit levend karakter moet dan ook de gemeente trekken. Daartoe is noodig — en gelukkig mogen we onze huidige prediking daarvoor prijzen — dat de predikant zich niet vermeit in eigen mooie gedachten of litteraire uitweidingen, maar tracht zich te verdiepten in schriftstudie. Dit levend karakter vinden we echter alleen bij die schriftstudie, welke Jezus Christus iu het middelpunt plaatst

Geschiedt dit, dan wordt de gemeente opgebouwd. Dan zal het geregeld kerkgaan rijke vrucht geven in haar leven. Velen meenen, dat zij alleen vrucht hebben, „een zegen" hebben, zeggen ze dan, wanneer zij onder de bekoring komen van het woord, hun gevoel wordt opgewekt. Zij zoeken het meer emotioneele. Maar zij bedenken niet, dat geregelde kerkgang een onderwijzing biedt, die op den duur leidt tot bevesü^ng van het geloofsleven. Het onderwijs in Gods Woord immers verrijkt het gemoedsleven meer dan het emotioneele dit doet. Hoe nu zal dit onderwijs werkelijk tot zijn recht komen? Wanneer de predikant niet als de apotheker doet, die de geneesmiddelen alleen uitstalt, maar handelt als de geneesheer, die de middelen toepast op de onderscheiden behoeften der gemeente. Want dan wordt — ook al blijft men buiten het emotioneele — het gemoed geraakt.

Kan men echter in dezen tijd van vergaderingen, verstrooiingen en spanningen, met en zonder draad, den eisch handhaven van trouw kerkbezoek? De vraag is ©en studie waard, die de quaestie religieus, kerkelijk, individueel en sociaal belicht. Wij bepalen ons tot enkele opmerkingen. Allereerst deze. Trouwe opkomst worde gedragen door het besef, dat de godsdienstoefening ten slotte niet is het komen „hooren van een preek". We komen bijeen — ook al staat de dienst des Woords in het middelpunt — om God samen in Zijn huis te dienen. Zijn Woord te hooren, Hem aan te roepen in ons gebed, Hem te loven of aan te roepen in ons lied. Hem onze offers te brengen. Zoo ontstaat de band — en reeds dit is het kerkgaan waard —• in en door het kerkelijk leven. Maar daardoor niet alleen. De kerk geeft meer

dan alleen den kerkgang, waai-op we verder nog terugkomen. Zij biedt ook de zielszorg, dat is de toepassing van Xk> ds Woord op het leven der gemeente. Hierin nu staat de predikant niet op zich zelvcn. Want ook de ouderling is tot de zielszorg geroepen. Hij is niet slechts, wat zoo vaak ten onrechte wordt gedacht, de man der kerkregeering. Hij heeft ook — en vooral — een taak ten opzichte van het geestelijk leven der gemeente. Tot het vervullen van die zijde van zijn ambt behoort hel huisbezoek.

Het liuisbezoek is niet enkel ter kennismaking, 't Is geen theevisite, evenmin een kerkelijke inquisitie. Het huisbezoek heeft de hooge strekking en moet dan ook het karakter dragen van zielszorg. Alleen hel ambt geeft het recht de huizen Mnnen te gaan met die dubbele taak van vermaning en opwekking. De kerkelijke tucht is waarüjk niet alleen te beperken tot afhouding van het H. Avondmaal. Zij vergt van den ouderling de leden der gemeente aan te sporen tot hel streven naar vermeerdering van kennis van Gods Woord, tot het zoeken van het heil in Christus. Gezanten van Christus' wege moeten zij zich weten. En de gemeenle-Ieden dienen dan ook — evengoed als de ouderlingen — zich door gebed in te stellen op hel Jiuisbezoek z.oodat zij er zelve zegen van kunnen verwachten. Ook hier mag niet alles van den ouderling verwacht worden. Maar wie is lot deze dingen bekwaam! God geve ons dat dieper moge doordringen het besef van wat zielszorg is zoowel bij den ouderling als bij de leden der gemeente. De bewegingen van deaen tijd toch leeren ons, dat voor de rechte waardeering van vorm en instelling vei-eischt wordt, dat zij geleiders zijn van persoonlijke beleving.

Het huisbezoek brengt personen van zeer onderscheiden levenskring tol elkander. Eenerzdjds bemoeilijkt dit hel onderling contact, anderzijds doet het juist zoo goed tol zijn recht komen den band, die de gemeente samenbindt, een band, die niet alleen uitkomt in den gemeenschappeüjken eere-dienstj maar ook door hel onderling samenleven en het medeleven met den predikant en de ouderlingen.

Die band komt niet het minst uit ook door den dienst der barmhartigheid. De vraag of de kerk een levende gemeenschap is, of er in haar uitkomt de werking van den H. Geest, houdt ons heden ten dage ernstig bezig. En er zijn twee gronden waarop het leven moet worden getoetst. De eerste is deze of de Heere — zooals in de dagen der eerste Christenheid, dagelijks tot de gemeente toedoet, die zalig worden. Dit is een vraag, die in onzen tijd wel bijzonder stemt tot veroolmoediging. De tweede is of de liefde blijkt in het werk der bai'mhartigheid. Barmhartigheid niet alleen door betrachten van de zorg voor het economisch-zwakke, maar ook van de zorg voor hel verlorene, voor hel wankelende, voor het zedelijk zwakke. Hierin ligt een prachtige taak, waartoe de leden van der jeugd af moeten worden opgevoed

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

De Kerk en haar werk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's